Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5210

Datum uitspraak2009-07-29
Datum gepubliceerd2009-08-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers417250 / CV EXPL 09-2528
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Uitleg van een CAO-bepaling. Het gaat in deze zaak om de vraag of de werkgever op grond van artikel 34 (thans 38) van de CAO WSW, zoals dat vanaf 1 januari 2006 luidt, verplicht is aan eiser de kosten te vergoeden van een maandabonnement voor het openbaar vervoer in plaats van de kosten van een jaarabonnement. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de bewoordingen van de CAO-bepaling noch uit de bewoordingen van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, een en ander gelezen in het licht van de gehele tekst van de CAO, dat werkgever verplicht is (gebleven) de kosten van een maandabonnement aan eiser te vergoeden.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 417250 / CV EXPL 09-2528 datum uitspraak: 29 juli 2009 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [eiser] te [woonplaats] eisende partij hierna te noemen [eiser] gemachtigde: mr. A. Lange (ABVAKABO FNV) tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Werkvoorzieningschap Zuid-Kennemerland h.o.d.n. Paswerk te Cruquius gedaagde partij hierna te noemen Paswerk gemachtigde: mr. J.A. van den Berg De procedure [eiser] heeft Paswerk gedagvaard op 5 maart 2009. Paswerk heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [eiser] gerepliceerd en Paswerk gedupliceerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. De feiten a. [eiser] heeft een WSW-indicatie. Hij is sinds 1 juli 1999 in dienst van Paswerk. Hij is gedetacheerd bij het Teylers museum in Haarlem en werkt daar 21 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO WSW van toepassing. b. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [eiser] recht heeft op een tegemoetkoming voor woon-werkverkeer op basis van de CAO. c. In artikel 34 van de CAO 2004-2006 is - voor zover hier van belang - bepaald: 1. De werkgever kent de werknemer telkens over een kalendermaand een tegemoetkoming toe in de kosten van reizen tussen zijn woning en zijn standplaats. De tegemoetkoming wordt gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer, ongeacht de wijze waarop de afstand wordt afgelegd en ongeacht de feitelijke arbeidsduur van de werknemer. 2. (geldig tot en met 31-12-2004) De in het eerste lid bedoelde reiskosten blijven ten laste van de werknemer tot een bedrag van ten hoogste het bedrag van een één-ster/één-zone abonnement, per kalendermaand. d. In de CAO 2006-2007 is lid 1 van artikel 34 ongewijzigd gehandhaafd. Het tweede lid is als volgt komen te luiden: 2. De in het eerste lid bedoelde reiskosten blijven ten laste van de werknemer tot een bedrag van € 25 per kalendermaand. (...) e. In de CAO 2007-2010 is artikel 34 vernummerd tot artikel 38. De tekst is niet gewijzigd. In de toelichting is onder meer vermeld: De eigen bijdrage voor de werknemer in de kosten van het woon-werkverkeer wordt met ingang van 1 januari 2005, tot een bedrag van € 25,-- per maand, vastgesteld. Tot die datum is de eigen bijdrage ten hoogste de prijs van een één-ster abonnement per kalendermaand (prijspeil naar 2005 € 34,10 op maandbasis). De wijziging per maand ten opzichte van de CAO 2004-2006 bedraagt dus € 9,10. In (...) lid 1 wordt de tegemoetkoming in de kosten van reizen tussen de woning en de standplaats van de werknemer geregeld. Deze tegemoetkoming wordt ongeacht de wijze waarop de afstand wordt afgelegd vergoed (dus met openbaar vervoer, eigen vervoer, zoals auto of fiets, te voet e.d.). De vergoeding wordt gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer. Deze bepaling is niet gewijzigd (...) f. Bij brief van 24 oktober 2006 heeft Paswerk [eiser] meegedeeld: Per 1 november 2006 wordt de vervoersregeling gewijzigd, zoals u in bijgaande brief kunt lezen. U ontvangt nu aan reiskostenvergoeding € 59,55. Met ingang van 1 november 2006 zal uw reiskostenvergoeding € 49,63 gaan bedragen. (...) g. In de bijlage bij deze brief staat onder meer: Paswerk gaat de reiskostenvergoedingen voor het woon-werkverkeer aanpassen. (...) Paswerk gaat bij de berekening van de reiskostenvergoeding uit van de prijs van een jaarabonnement met de bus. De prijs van een jaarabonnement met de bus is hetzelfde bedrag als 10 x een maandabonnement. Voor de maandelijkse vergoeding die u ontvangt, wordt het jaarabonnement omgerekend naar een maandbedrag. (...) In de oude situatie ontving u het maandbedrag. In de situatie vanaf november 2006 ontvangt u het jaarbedrag gedeeld door 12 maanden. (...) h. [eiser] heeft bezwaar tegen deze aanpassing gemaakt. [eiser] heeft zich onder meer gewend tot het CAOP. Bij brief van 30 september 2008 schrijft mevrouw M. Hundepool, ambtelijk secretaris, onder meer het volgende aan [eiser]: Uw brief van 29 juli 2008, waarin u vraagt om een uitspraak van het Technisch Overleg Sociale Werkvoorziening (TOSW) over de interpretatie van artikel 38 CAO Wsw, is besproken in het TOSW van 9 september 2008. Namens CAO-partijen kan ik u, naar aanleiding van die bespreking, het volgende melden. Op grond van artikel 38 CAO Wsw (in de vorige CAO was dit artikel 34) kent de werkgever telkens over een kalendermaand een tegemoetkoming toe in de kosten van het reizen tussen zijn woning en zijn standplaats. Die tegemoetkoming is gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer, ongeacht de wijze waarop de afstand wordt afgelegd. Voorts geldt dat de vergoeding is gebaseerd op maandbedragen. (…) De vordering [eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter: - voor recht zal verklaren dat Paswerk voor de berekening van de reiskostenvergoeding conform de CAO ook vanaf 1 november 2006 de aansluiting bij de tarieven voor een maandabonnement dient te handhaven; - Paswerk zal veroordelen tot nabetaling van het bedrag aan reiskostenvergoeding conform bovenstaande berekenwijze minus de reiskostenvergoeding die [eiser] vanaf 1 november 2006 heeft ontvangen, vermeerderd met de wettelijke rente. [eiser] stelt daartoe (samengevat) het volgende. De wijziging is in strijd is met de CAO, omdat de CAO uitging en nog steeds uitgaat van een tegemoetkoming op basis van de prijs van een maandabonnement. [eiser] wordt hierin gesteund door diverse instanties, zoals het TOSW (Technisch Overleg Sociale Werkvoorziening) en Cedris (de brancheorganisatie voor sociale werkgelegenheid & arbeidsintegratie). Het verweer Paswerk betwist de vordering. Zij voert daartoe (samengevat) het volgende aan. Uit de tekst en de toelichting van de CAO volgt dat zij aan [eiser] elke maand, rekening houdend met zijn eigen bijdrage, een kostendekkende tegemoetkoming moet voldoen voor het woon-werkverkeer, gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer. Het betreft een onkostenvergoeding, dus geen loonbestanddeel. Tot 1 januari 2005 kon de werknemer aanspraak maken op een vergoeding die was gebaseerd op de kosten van een maandabonnement, waarop als eigen bijdrage ten hoogste het bedrag van een één ster/één zone maandabonnement (€ 34,10 per maand) kon worden ingehouden. Dit alles volgde uit het destijds geldende artikel 34 lid 1, waarin werd verwezen naar ‘de kosten van openbaar vervoer’ in samenhang met lid 2, waarin het bedrag van de verschuldigde eigen bijdrage was toegesneden op de per maand aan het desbetreffende abonnement verbonden kosten. Per 1 januari 2005 is de verwijzing naar de kosten van één ster/één zone abonnement in lid 2 vervallen. In plaats daarvan is bepaald dat de reiskosten tot een bedrag van € 25,00 per kalendermaand ten laste blijven van de werknemer. De koppeling aan de kosten van een maandabonnement is dus prijsgegeven. Paswerk is daarom vanaf 1 januari 2006 niet meer verplicht om aan [eiser] de kosten van het openbaar vervoer op basis van een maandabonnement te vergoeden. De beoordeling van het geschil 1. Aan de orde is de vraag of Paswerk op grond van artikel 34 (thans 38) van de CAO, zoals dat vanaf 1 januari 2006 luidt, verplicht is aan [eiser] de kosten te vergoeden van een maandabonnement voor het openbaar vervoer in plaats van - zoals Paswerk sinds die datum doet - de kosten van een jaarabonnement. 2. Voor de uitleg van de bepalingen van een CAO zijn in beginsel de bewoordingen daarvan doorslaggevend en eventueel de bewoordingen van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, een en ander gelezen in het licht van de gehele tekst van de CAO. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO, voor zover deze niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (aldus HR 31-5-2002, LJN AE2376) 3. Met inachtneming van dit criterium wordt het volgende overwogen. Vast staat dat de tekst van het eerste lid van artikel 34 (nu 38) van de CAO niet is veranderd. Daarin stond en staat alleen in algemene zin dat de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de ‘kosten van openbaar vervoer’. Wat onder die kosten moet worden verstaan, blijkt niet uit de tekst. Anders gezegd: uit het eerste lid kan op zichzelf niet worden geconcludeerd dat Paswerk verplicht is bij de vaststelling van de tegemoetkoming uit te gaan van de kosten van een maandabonnement. 4. Met Paswerk is de kantonrechter van oordeel dat een zodanige verplichting ook niet blijkt of volgt uit de tekst van het tweede lid, zoals dat luidt sinds 1 januari 2006. Daarin staat immers alleen dat de ‘in het eerste lid bedoelde reiskosten’ tot een bedrag van € 25,00 ten laste van de werknemer blijven. Hierin valt niet te lezen dat er (nog) een relatie bestaat tussen de ‘kosten van openbaar vervoer’ enerzijds en de eigen bijdrage van de werknemer anderzijds. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt ook uit de (onder de feiten sub e aangehaalde) toelichting niet dat (bedoeld is dat) Paswerk verplicht is (gebleven) de kosten van een maandabonnement aan [eiser] te vergoeden. 5. Voor het standpunt van Paswerk pleit overigens nog dat een onkostenvergoeding volgens de CAO niet als loon kan worden beschouwd. Dat valt niet goed te rijmen met de uitleg van [eiser] die erop neerkomt dat op jaarbasis de vergoeding voor het openbaar vervoer hoger is dan de kosten. Uit de tekst en toelichting is niet kenbaar dat de CAO partijen dit hebben beoogd. Dat laatste kan ook niet zonder meer worden afgeleid uit het feit dat het de werknemer vrij staat om met behoud van de tegemoetkoming van een ander (goedkoper of duurder) vervoermiddel gebruik te maken. Daar staat naar het oordeel van de kantonrechter tegenover dat Paswerk binnen het kader van de regeling in de CAO op haar beurt gerechtigd is op een voor haar zo voordelig mogelijke wijze te voldoen aan haar verplichting om, rekening houdend met de eigen bijdrage van de werknemer, een kostendekkende tegemoetkoming te voldoen voor het woon-werkverkeer, gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer. De bescheiden hoogte van het inkomen van [eiser] maakt dit niet anders. 6. Het beroep van [eiser] op de brief van mevrouw M. Hundepool van 30 september 2008 kan hem niet baten. De bedoelingen van de partijen bij de CAO zijn immers niet relevant, voor zover zij niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn. Het gaat om de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat noch uit de tekst van het artikel zelf, noch uit de toelichting daarop, noch uit andere formuleringen blijkt of volgt dat Paswerk in strijd met de CAO heeft gehandeld door de vergoeding aan [eiser] vanaf 1 november 2006 te gaan baseren op de kosten van een jaarabonnement voor het openbaar vervoer in plaats van een maandabonnement. 7. De slotsom is dat Paswerk haar verplichting uit de CAO jegens [eiser] op een correcte wijze nakomt. Hieraan voegt de kantonrechter toe dat aan de zijde van [eiser] geen specifieke feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat die wijze van nakoming ten opzichte van hem naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] daarom afwijzen. 8. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking, nu dit in het licht van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. 9. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. Beslissing De kantonrechter: - wijst de vordering af; - veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Paswerk tot en met vandaag worden begroot op € 200,00 aan salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.