Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5127

Datum uitspraak2009-05-27
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.016.469/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Partneralimentatie. De vrouw heeft niet voldoende aan haar verplichting voldaan haar stellingen in voldoende mate te onderbouwen; geen alimentatie


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 27 mei 2009 Zaaknummer : 200.016.469/01 Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-1745 [appellant], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de man, advocaat mr. M. van der Kist, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. I.G.M. van Gorkum PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man is op 10 september 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 juni 2008 van de rechtbank ‘s-Gravenhage. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. Van de zijde van de man zijn bij het hof op 10 september 2008 aanvullende stukken ingekomen. Op 23 april 2009 is de zaak mondeling behandeld. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De man heeft per brief van 22 april 2009 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en verder ten laste van de man de alimentatie voor de vrouw bepaald op € 400,- per maand met ingang van de datum dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de door de man te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw van € 400,- per maand. 2. De man verzoekt, voor zover hij is veroordeeld aan de vrouw een bijdrage te voldoen in de kosten van haar levensonderhoud, de bestreden beschikking te vernietigen en in zoverre, opnieuw beschikkende, de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het verzoek van de vrouw af te wijzen, meer subsidiair de door de vrouw verzochte bijdrage te bepalen op een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren. 3. De man betwist dat de vrouw behoefte heeft aan de verzochte partneralimentatie. Reeds tijdens het huwelijk van partijen had de vrouw inkomsten uit arbeid en was zij in staat in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw beschikt nog immer over deze inkomsten waardoor de vrouw niet behoeftig is. Indien de vrouw in haar verzoek volhardt, dient zij haar behoefte te onderbouwen, aldus de man. Bovendien stelt de man dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de door de vrouw verzochte bijdrage te kunnen voldoen. 4. Het hof overweegt als volgt. In eerste aanleg heeft de man zich niet verweerd waarop de rechtbank het verzoek om alimentatie van de vrouw als niet weersproken heeft toegewezen. De vrouw heeft in eerste aanleg noch in hoger beroep haar behoefte onderbouwd door het overleggen van recente financiële gegevens omtrent haar inkomsten en uitgaven. Voorts heeft de vrouw geen behoefteberekening en onderbouwing van haar alimentatieverzoek overgelegd. Het hof is van oordeel dat bij gebreke van deze stukken de behoefte van de vrouw niet kan worden vastgesteld. Bovendien is de gestelde huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw van € 400,- per maand in hoger beroep uitdrukkelijk door de man betwist. 5. Gelet op het vorenstaande heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat zij behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud. Dit leidt ertoe dat de grief van de man slaagt, zodat het verzoek van de vrouw in eerste aanleg alsnog dient te worden afgewezen. Het vorenstaande leidt er tevens toe dat de grief van de man ten aanzien van zijn draagkracht geen bespreking meer behoeft, omdat dit niet tot een ander oordeel kan leiden. 6. Op grond van het vorenoverwogene zal het hof als volgt beslissen. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende: wijst het inleidende verzoek van de vrouw alsnog af; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Kamminga en Van de Poll, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2009.