
Jurisprudentie
BJ5096
Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808097/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808097/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit, verzonden op 2 juli 2007, heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois (hierna: dagelijks bestuur) [appellante] de kosten van het beëindigen van het gebruik van het pand op het perceel [locatie] te Rotterdam (hierna: het pand) voor hennepteelt op 2 en 3 mei 2007 in rekening gebracht.
Uitspraak
200808097/1/H1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 september 2008 in zaak nr. 07/4809 in het geding tussen:
appellante
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois.
1. Procesverloop
Bij besluit, verzonden op 2 juli 2007, heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois (hierna: dagelijks bestuur) [appellante] de kosten van het beëindigen van het gebruik van het pand op het perceel [locatie] te Rotterdam (hierna: het pand) voor hennepteelt op 2 en 3 mei 2007 in rekening gebracht.
Bij besluit van 29 november 2007 heeft dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 september 2008, verzonden op 24 september 2008, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 november 2008, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. E.N.J. Molendijk, advocaat te Spijkenisse, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, ambtenaar in dienst van de deelgemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Bebouwingsvoorschriften voor de gronden begrepen in het uitbreidingsplan Linker Maasoever mag, voor zover thans van belang, op de gronden, aangewezen voor gesloten woningbouw, uitsluitend een aaneengesloten voor bewoning ingerichte en bestemde bebouwing worden gesticht, behoudens de uitzonderingen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van deze voorschriften geldt voor elk der in artikel 1 genoemde bestemmingsplannen, met uitsluiting van ieder ander gebruiksvoorschrift, dat reeds aan deze plannen mocht zijn verbonden, dat het verboden is de in het plan gelegen onbebouwde gronden en de in het plan gelegen bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het plan gegeven bestemmingen en/of het volgens de bij het plan behorende voorschriften uitsluitend toegestane gebruik dan wel met de uit die voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.
Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van de Tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling (hierna: de verzamelherziening) dient in de gebruiksbepalingen, welke onder welke benaming ook onderdeel uitmaken van de bestemmingsplannen die zijn vermeld in de bij deze voorschriften behorende bijlagen A en B, onder "gebruik" te worden verstaan: gebruiken, in gebruik geven, doen gebruiken of laten gebruiken.
De Bebouwingsvoorschriften voor de gronden begrepen in het uitbreidingsplan Linker Maasoever zijn opgenomen in bijlage A bij de verzamelherziening.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank, door te accepteren dat zij als overtreder is aangemerkt, heeft miskend dat zij het pand op het perceel had verhuurd aan de huurder en dat deze zonder haar medeweten daar een hennepkwekerij heeft opgericht.
2.2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Bebouwingsvoorschriften, gelezen in verbinding met artikel 2, eerste lid, van deze voorschriften en met artikel 1 van de voorschriften van de verzamelherziening, voor zover thans van belang, is het verboden gronden geheel of gedeeltelijk te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming "gesloten woningbouw". De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde met juistheid geen grond gezien voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat [appellante] het pand heeft laten gebruiken in strijd met de ter plaatse geldende bestemming in evenbedoelde zin. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet heeft kunnen weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. Van haar mocht worden gevergd dat zij zich tot op zekere hoogte informeerde over het gebruik dat van de door haar verhuurde woning werd gemaakt. De vergelijking met de door [appellante] vermelde uitspraak van de Afdeling van 25 juni 2008 in zaak nr. 200707082/1 zaak gaat niet op, nu het in die zaak geen professionele verhuurder betrof. [appellante] is terecht wel als zodanig aangemerkt. Dat [appellante], naar gesteld, 25 woningen verhuurt en slechts één werknemer in dienst heeft, maakt dat niet anders. Bovendien heeft aangeschrevene in die zaak onweersproken gesteld dat zij de woning in de periode dat zij deze had onderverhuurd verschillende keren van buiten heeft geïnspecteerd en daarbij geen aanwijzingen voor een hennepkwekerij heeft waargenomen, terwijl [appellante], naar gesteld, niet naar het gebruik van het pand heeft geïnformeerd.
Aangezien [appellante] heeft gehandeld in strijd met voormelde bepalingen, is zij als overtreder ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb de kosten van toepassing van bestuursdwang verschuldigd. Geen grond bestaat voor het oordeel dat de deelgemeente de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, moet dragen, nu [appellante] er voor heeft gekozen het pand aan deze huurder te verhuren en het niet onredelijk is om haar deze gevolgen van die keuze te laten dragen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009
499.