Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5059

Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808471/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 30 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de dienstwoning [locatie 1] te [plaats] als burgerwoning.


Uitspraak

200808471/1/H1. Datum uitspraak: 12 augustus 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 9 oktober 2008 in zaak nr. 07/2180 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst. 1. Procesverloop Bij besluit van 30 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de dienstwoning [locatie 1] te [plaats] als burgerwoning. Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 oktober 2008, verzonden op 13 oktober 2008, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 22 december 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2009, waar [appellant], in persoon en vergezeld door zijn echtgenote, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.H. Knoef-Vruggink, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Vorden Centrum en Oost 1994" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel [locatie 1] (hierna: het perceel) de bestemming "Sport en recreatie". Ingevolge artikel 13 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is de als zodanig aangewezen grond bestemd voor gebouwen ten dienste van de sportbeoefening en een dienstwoning, noodzakelijk voor toezicht en/of beheer, met daarbij behorende aangebouwde en/of vrijstaande hobbyruimte, bergruimte, carport en garage. Niet in geschil is dat het gebruik van de op het perceel aanwezige dienstwoning als burgerwoning in strijd is met het bestemmingsplan. 2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen voor gebruik van de bestaande dienstwoning als burgerwoning. 2.2.1. Het college heeft geen medewerking willen verlenen aan het verzoek om vrijstelling omdat in het gemeentelijke beleid, neergelegd in de "Visie Wonen en Werken", als beleidsuitgangspunt is bepaald dat het gebied waarin het perceel ligt behouden dient te blijven voor kernrandfuncties en daar geen zelfstandige woonontwikkeling wordt voorgestaan. Voorts heeft het college in aanmerking genomen dat het perceel geen onderdeel uitmaakt van een in een streekplanuitwerking vastgestelde zoekzone voor een nieuwe bouwlocatie. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat dit beleid, evenals de streekplanuitwerking, beoogt nieuwbouw, waaronder nieuwbouw van woningen, te reguleren. Voorts is gebleken dat het beleid voor dit gebied voorziet in gemengde functies en dat in het gebied de bestemming wonen reeds voorkomt op een aantal percelen. Door het verzoek om vrijstelling te beoordelen als ware sprake van een nieuw te bouwen woning, heeft het college niet onderkend dat in dit geval sprake is van een bestaande woning die al enkele jaren in gebruik is als burgerwoning. Vaststaat dat de naast de woning gebouwde sportschool enkele jaren gelegen zonder de daarbij behorende dienstwoning is verkocht aan Strada Sports en dat dit bedrijf, naar door [appellant] onweersproken is gesteld, geen behoefte heeft aan een dienstwoning. Mede gelet hierop heeft het college zich onvoldoende rekenschap gegeven van de vraag of bij weigering van de verzochte vrijstelling voor voortgezet gebruik als woning een reële functie voor het gebouw resteert. Ter zitting is voorts komen vast te staan dat aan het perceel [locatie 2], waarop een voormalige agrarische bedrijfswoning staat, een woonbestemming is toegekend. Het college heeft niet duidelijk gemaakt waarin de woning van [appellant] zich onderscheidt van die voormalige agrarische bedrijfswoning. De enkele omstandigheid dat [locatie 2] reeds als zodanig is bestemd, is daartoe onvoldoende. Voor zover het college zich op het standpunt heeft gesteld dat geen medewerking aan het verzoek kan worden verleend vanwege de nabijheid van de sportschool Strada Sports wordt overwogen dat die nabijheid, zoals door [appellant] onweersproken is gesteld, in deze specifieke situatie feitelijk geen problemen veroorzaakt. Niet is gebleken dat het college die omstandigheid bij zijn besluit om in dit geval vast te houden aan de in de VNG-Brochure "Bedrijven en Milieuzonering" genoemde indicatieve afstand van 30 meter heeft betrokken. Omdat de woning voorts op grotere afstand van het Vordense bedrijventerrein is gesitueerd dan de woning op het perceel [locatie 2] heeft het college onvoldoende duidelijk gemaakt waarom door het verlenen van de gevraagde vrijstelling de gebruiksmogelijkheden van dat bedrijventerrein extra zouden worden beperkt. Gelet op het vorenstaande berust het besluit op bezwaar, in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering. De rechtbank heeft dit niet onderkend. 2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 16 oktober 2007 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit dient eveneens te worden vernietigd. 2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 9 oktober 2008 in zaak nr. 07/2180; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst van 16 oktober 2007, kenmerk REO 18053; V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 359,00 (zegge: driehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Hanrath voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009 392.