Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5055

Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807127/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 november 2006 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een horecapaviljoen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).


Uitspraak

200807127/1/H1. Datum uitspraak: 12 augustus 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 18 augustus 2008 in zaak nr. 07/4855 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woomplaats], en appellant. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 november 2006 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een horecapaviljoen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 10 december 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit, onder aanpassing van de motivering ervan, gehandhaafd. Bij uitspraak van 18 augustus 2008, verzonden op 21 augustus 2008, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 14 oktober 2008. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.P. Kamp, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. S.H. van den Ende, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ten tijde van de aanvraag om bouwvergunning op 2 oktober 2006, zo min als ten tijde van het besluit van 16 november 2006, gold ter plaatse van het perceel een bestemmingsplan. Het college heeft het bouwplan in strijd met de artikelen 2.5.6 en 2.5.10, eerste lid, van de Bouwverordening van de gemeente Zaanstad (hierna: de bouwverordening) geacht, omdat de voorgevelrooilijn wordt overschreden en het naar de weg gekeerde gevelvlak van het voorziene gebouw niet in de voorgevelrooilijn is geplaatst. Ten tijde van het besluit van 10 december 2007 was het bestemmingsplan "Wormerveer Noord" (hierna: het bestemmingsplan) in werking. Het college heeft het bouwplan hiermee in strijd geacht en zich niet bereid verklaard daarvan vrijstelling te verlenen. 2.2. Als uitgangspunt geldt dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht moet worden toegepast, zoals dat op dat moment geldt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2005 in zaak nr. 200406332/1), is voor een uitzondering op dat uitgangspunt geen plaats, indien, zoals in dit geval, ten tijde van de indiening van de aanvraag om bouwvergunning, dan wel het besluit op de aanvraag, geen bestemmingsplan gold, maar de rooilijnvoorschriften van de bouwverordening aan de verlening van bouwvergunning in de weg stonden. 2.3. Het college betoogt dat rechtbank heeft miskend dat de betrokken belangen, waaronder dat van [wederpartij] bij realisering van het horecapaviljoen, op deugdelijke wijze zijn afgewogen. Volgens hem zijn bij [wederpartij] geen te honoreren verwachtingen gewekt dat aan zijn belangen doorslaggevend gewicht zou worden toegekend en vrijstelling zou worden verleend. 2.3.1. Bij de vaststelling door de gemeenteraad van het bestemmingsplan is de mogelijkheid van een horecabestemming op het perceel aan de orde geweest. Zo was in het ontwerp van het bestemmingsplan op de plankaart op het perceel een horecapaviljoen ingetekend. De gemeenteraad heeft echter doorslaggevend belang gehecht aan het vrij uitzicht op de Zaan. In het op 7 december 2007 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan is het perceel bestemd tot uitsluitend verkeersdoeleinden. Het college is niet bereid geweest vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen, omdat in de op 2 maart 2006 door de raad van de gemeente Zaanstad vastgestelde notitie "Actualisatie Notitie Vrijstellingenbeleid ex artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening Zaanstad 2006", in hoofdstuk 3, paragraaf 3, is vermeld dat bestemmingsplannen uitgangspunt van het gemeentelijk ruimtelijk beleid zijn en blijven. Niet is gebleken dat na de vaststelling van het bestemmingsplan door of namens het college aan [wederpartij] te honoreren toezeggingen zijn gedaan dat aan het bouwplan medewerking zou worden verleend. Aan de omstandigheid dat het ontwerp van het bestemmingsplan ten tijde van de aanvraag om bouwvergunning en het besluit van 16 november 2006 de oprichting van een horecapaviljoen op het perceel mogelijk maakte, komt na vaststelling van het bestemmingsplan, waarin dat niet langer het geval is, niet de betekenis toe die [wederpartij] daaraan gehecht wil zien. Hij had zijn bezwaren dat, gelet op de eerdere positieve signalen van de kant van de gemeente, ten onrechte niet in de mogelijkheid om een horecapaviljoen op te richten op het perceel is voorzien naar voren kunnen brengen in de procedure over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Dat heeft hij niet gedaan. Onder die omstandigheden heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat geen vrijstelling van het bestemmingsplan wordt verleend. 2.4. Het betoog slaagt. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 18 augustus 2008 in zaak nr. 07/4855; III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Van Driel Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009 414-543-163.