
Jurisprudentie
BJ5049
Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903051/2/H1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903051/2/H1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij onderscheiden besluiten van 19 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maarssen (hierna: het college) aan Eneco Energie Infra Utrecht N.V., rechtsvoorgangster van N.V. Stedin Netten Utrecht (hierna: Stedin), vrijstellingen en bouwvergunningen verleend voor het vernieuwen en vergroten van vier hoogspanningsmasten op percelen tussen de rijksweg A2 en de woonwijk Maarssenbroek.
Uitspraak
200903051/2/H1.
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 27 maart 2009 in zaken nrs. 09/181, 09/300, 09/301, 09/302, 09/424 en 09/425 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maarssen.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 19 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maarssen (hierna: het college) aan Eneco Energie Infra Utrecht N.V., rechtsvoorgangster van N.V. Stedin Netten Utrecht (hierna: Stedin), vrijstellingen en bouwvergunningen verleend voor het vernieuwen en vergroten van vier hoogspanningsmasten op percelen tussen de rijksweg A2 en de woonwijk Maarssenbroek.
Bij besluit van 27 januari 2009 heeft het college het door [verzoekers] (hierna: [verzoekers]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2009, verzonden op 30 maart 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 29 juni 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juni 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juli 2009, waar [verzoekers], in persoon en bijgestaan door mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. N.A. van Renssen, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Stedin, vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. In hetgeen [verzoekers] naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstellingen en de bouwvergunningen niet mochten worden verleend.
Het college heeft zich in het besluit van 27 januari 2009 op het standpunt gesteld dat geen woningen zijn gelegen in de zone van 0,4 microtesla rond het vergunde tracé. Het heeft dat standpunt gebaseerd op het deskundigenrapport van Petersburg Consultants B.V. van 12 december 2006. Het door [verzoekers] in hoger beroep aangevoerde geeft op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college ten onrechte is uitgegaan van de conclusies van dat rapport. [verzoekers] heeft geen andersluidend deskundigenrapport overgelegd. Op voorhand bestaat evenmin grond voor het oordeel dat het rapport van Petersburg Consultants B.V. naar inhoud of wijze van totstandkoming gebrekkig is.
2.3. Van de zijde van Stedin is verklaard dat de hoogspanningslijn die wordt bevestigd aan de vergunde, thans in aanbouw zijnde masten op 1 november 2009 in gebruik wordt genomen. Voorts is van die zijde verklaard dat, nu de hoogspanningslijn op genoemde datum gesloten moet zijn, teruggevallen moet worden op het bestaande tracé dichterbij de woonbebouwing indien niet tijdig voldoende zekerheid wordt verkregen over het kunnen realiseren van het vergunde tracé. Vaststaat dat Stedin beschikt over in rechte niet meer aantastbare bouwvergunningen voor de vervanging van bestaande hoogspanningsmasten op het bestaande tracé.
2.4. Ter zitting is van de zijde van [verzoekers] gesteld dat met het verzoek wordt beoogd te voorkomen dat een magneetveldzone ontstaat door ingebruikneming van de hoogspanningslijn voor het transport van elektriciteit. Daarin is evenwel geen zwaarwegend belang gelegen voor inwilliging van het verzoek. Ook bij ingebruikneming van de hoogspanningslijn op het bestaande tracé, na vervanging van de hoogspanningsmasten, zal een magneetveld ontstaan. Tussen partijen is bovendien niet in geschil dat in dat geval woonbebouwing zal zijn gelegen in de zone van 0,4 microtesla. In aanmerking nemende voorts dat de behandeling ter zitting van het hoger beroep van [verzoekers] in beginsel zal plaatsvinden op 10 september 2009 en daarop naar verwachting vóór 1 november 2009 uitspraak zal zijn gedaan, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009
412.