
Jurisprudentie
BJ5045
Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809063/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809063/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 24 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren (hierna: het college) aan [appellante A] (hierna: de maatschap) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een vleesvarkensstal op het perceel [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200809063/1/H1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante A], [appellante B], [appellant C] en [appellant D], gevestigd respectievelijk wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 november 2008 in zaak nr. AWB 08/409 in het geding tussen:
[wederpartijen]
en
het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren (hierna: het college) aan [appellante A] (hierna: de maatschap) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een vleesvarkensstal op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 17 januari 2008 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 17 januari 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de maatschap, [appellante B], [appellant C] en [appellant D] (hierna: de maatschap en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2009, waar de maatschap en anderen, in de personen van [appellante B] en [appellant D], bijgestaan door mr. P.J.G. Goumans, advocaat te Roermond, en [wederpartijen], in de persoon van [wederpartij], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De maatschap en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat, nu twijfel bestaat of de maatschap ten tijde van de besluitvorming nog bestond, het college er zonder nader onderzoek niet vanuit mocht gaan dat de aanvraag om bouwvergunning voor het oprichten van de vleesvarkensstal namens de maatschap is ingediend.
2.1.1. Ingevolge artikel 4:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, bevat de aanvraag ten minste de naam van de aanvrager.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (hierna: het Besluit), voor zover thans van belang, verstrekt de aanvrager bij een aanvraag om een reguliere bouwvergunning de gegevens en bescheiden, bedoeld in paragraaf 1.1 van hoofdstuk 1 van de bijlage, voor zover die gegevens en bescheiden naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan de bij of krachtens de wet voor dat bouwen geldende eisen.
Ingevolge paragraaf 1.1, onder a, van hoofdstuk 1 van de bijlage, voor zover thans van belang, behoort de naam van de aanvrager tot die gegevens en bescheiden.
2.1.2. In de bouwaanvraag, die is ondertekend door [appellant D], wordt de maatschap als aanvrager vermeld. Uit die aanvraag kan niet worden afgeleid dat deze (mede) is ingediend namens anderen. Reeds daarom faalt het betoog van de maatschap en anderen dat de rechtbank heeft miskend dat de aanvraag mede is ingediend door [appellante B] en [appellant C] en derhalve geen nader onderzoek nodig is naar de vraag of de aanvraag ook namens de maatschap is ingediend.
Het betoog van de maatschap en anderen dat de rechtbank heeft miskend dat geen aanwijzingen bestaan dat de maatschap ten tijde van de besluitvorming was ontbonden en derhalve geen nader onderzoek nodig is, faalt evenzeer. Gelet op de omstandigheid dat [appellant D] ter zitting bij de Afdeling van 8 mei 2007 in zaak nr. 200607498/1, die betrekking had op een aan de maatschap ingevolge de Wet milieubeheer verleende vergunning, heeft verklaard dat de maatschap op dat moment al was ontbonden en de omstandigheid dat [appellant D] ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat de maatschap per 1 januari 2008 niet meer bestaat, maar ter onderbouwing daarvan geen stukken heeft overgelegd en niet heeft kunnen aangeven hoe de maatschap is afgewikkeld, en gezien de verklaring van [appellant D] ter zitting bij de rechtbank dat hij het bedrijf ten behoeve waarvan de bouwvergunning is verleend los van een maatschap gaat exploiteren, is, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, onvoldoende duidelijk of de bouwaanvraag namens de maatschap is ingediend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de maatschap en anderen ook in hoger beroep geen stukken hebben overgelegd die de benodigde duidelijkheid verschaffen. Nu [wederpartijen] dit punt in bezwaar uitdrukkelijk aan de orde hebben gesteld, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college dit nader had moeten onderzoeken. De stelling van de maatschap en anderen dat de Bouwverordening van de gemeente Echt-Susteren een regeling bevat voor overschrijving van vergunningen, maakt dat niet anders, nu die enkele omstandigheid nog niet meebrengt dat de identiteit van de aanvrager niet van belang is in het kader van de behandeling en beoordeling van de aanvraag. Voor zover de maatschap en anderen betogen dat het Besluit ter zake geen eisen stelt, leidt dat evenmin tot een ander oordeel, reeds omdat ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van dat besluit, gelezen in verbinding met paragraaf 1.1, onder a, van de daarbij behorende bijlage, de naam van de aanvrager dient te worden verstrekt aan het college. Derhalve dient ook ingevolge het Besluit de identiteit van de aanvrager duidelijk te zijn.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009
457.