Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5000

Datum uitspraak2009-04-15
Datum gepubliceerd2009-08-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.019.327
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zekerheidstelling door overmaking van het geld op het postkantoor tijdig geschied? Niet de dag van storting van het geld, maar de dag van bijschrijving van het geld op de rekening van het CJIB is doorslaggevend. In dit geval geen gevolgen verbonden aan het feit dat de zekerheidsbrieven niet op alle punten correct zijn.


Uitspraak

WAHV 200.019.327 15 april 2009 CJIB 89116030735 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Leeuwarden van 19 november 2008 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Beoordeling 1. Uitgaande van de vaststelling dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en dat de betrokkene evenmin binnen een nader gestelde termijn dit verzuim heeft hersteld, heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. 2. De betrokkene stelt dat hij wel zekerheid heeft gesteld. Hij verwijst naar een reçu d.d. 16 oktober 2008, inhoudende een storting op het postkantoor, inclusief stortingskosten. 3. Ingevolge artikel 11, eerste lid, WAHV wordt een bij de officier van justitie ingediend beroepschrift door deze aan het kantongerecht ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie dan wel de termijn daarvoor is verstreken. Het derde lid van artiekl 11 WAHV houdt in dat: - de zekerheid wordt gesteld bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden (CJIB), hetzij door middel van de aan de betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het CJIB; - de officier van justitie de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan wijst op de verplichting tot zekerheidstelling en hem meedeelt dat de zekerheid dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van deze mededeling; - indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk wordt verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 4. Een redelijke uitleg van deze wetsbepaling brengt mee dat de voorgeschreven mededeling van de officier van justitie tenminste moet inhouden dat op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 11 WAHV) zekerheid dient te worden gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie en dat het bedrag van de zekerheidstelling gelijk is aan het bedrag van die sanctie, en voorts de wijze waarop en de termijn waarbinnen zekerheid dient te worden gesteld, alsmede dat wanneer tijdige zekerheidstelling achterwege blijft het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Ten aanzien van die aan betrokkene te verstrekken informatie kan niet worden volstaan met verwijzing naar hetgeen is vermeld op de achterzijde van de inleidende beschikking. Indien geen zekerheid is gesteld door de betrokkene, zendt de officier van justitie de betrokkene een brief omtrent dit verzuim en stelt hem alsnog in de gelegenheid om binnen twee weken zekerheid te stellen voor betaling van de sanctie. 5. Bij de stukken van het geding bevinden zich de mededelingen omtrent de zekerheidstelling, te weten een brief van 17 september 2008 en een brief van 2 oktober 2008 van de officier van justitie aan de betrokkene. 6. In de brief van 17 september 2008 is niet vermeld dat indien de zekerheidstelling niet binnen de termijn van twee weken is geschied het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk wordt verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In de brief van 2 oktober 2008 is niet vermeld dat op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 11 WAHV) zekerheid dient te worden gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie. Nu de aan de betrokkene toegezonden brieven, in onderling verband en samenhang beschouwd, tenminste eenmaal de hiervoor bedoelde mededelingen bevatten, zal het hof aan de geconstateerde omissies geen gevolgen verbinden. 7. De beide brieven bevatten voorts niet de mededeling dat de zekerheid dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van deze mededeling, doch ten onrechte de mededeling dat de zekerheid dient te geschiedenis binnen twee weken na dagtekening van de mededeling. Nu uit het dossier blijkt dat beide mededelingen op de dag van datering zijn verzonden, is de betrokkene niet in enig rechtens te respecteren belang geschaad en zal het hof hieraan evenmin gevolgen verbinden. 8. De betrokkene diende uiterlijk binnen 14 dagen na verzending van de mededeling van 2 oktober 2008, derhalve uiterlijk op 16 oktober 2008, zekerheid te stellen. De betrokkene stelt dat hij op 16 oktober 2008 zekerheid heeft gesteld door de overmaking van het geld op het postkantoor. Anders dan de betrokkene kennelijk meent is echter niet de dag van storting van het geld, doch de dag van bijschrijving van het geld op de rekening van het CJIB doorslaggevend. Uit de door de advocaat-generaal ingewonnen informatie blijkt dat het geld van de betrokkene ontvangen is door het CJIB op 21 oktober 2008. De zekerheid is derhalve niet tijdig gesteld 9. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen en kan dus, net als de kantonrechter, niet toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie. Hieraan kan niet afdoen dat de betrokkene op 21 oktober 2008, derhalve na afloop van de daartoe gestelde termijn, alsnog het bedrag van de zekerheid heeft betaald. Beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Beswerda en Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.