
Jurisprudentie
BJ4976
Datum uitspraak2009-08-07
Datum gepubliceerd2009-08-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2592 WAZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2592 WAZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing verzoek om herziening. Geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden.
Uitspraak
08/2592 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Raad van 4 maart 2008, 07/3155 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 7 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2009 in de meervoudige kamer, waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. T.C. Coomen, advocaat te Utrecht. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.H.J.A. Olthof.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting korte tijd geschorst. Het geding is vervolgens verwezen naar de enkelvoudige kamer, waarna de behandeling ter zitting - met instemming van partijen - terstond is voortgezet.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 19 februari 2002 heeft het Uwv aan verzoeker met ingang van 29 maart 2001 een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toegekend, berekend naar een mate van 80 tot 100%.
1.2. Bij besluit van 25 juli 2002 heeft het Uwv het bezwaar van verzoeker tegen voormeld besluit ongegrond verklaard.
1.3. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 10 december 2003 het tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard, mede omdat zij onvoldoende aanleiding zag om de datum 30 maart 2000 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag voor onjuist te houden.
1.4. Verzoeker is van deze uitspraak niet in hoger beroep gekomen.
2. Bij besluit van 15 maart 2006 heeft het Uwv, na raadpleging van psychiater J.D.J. Tilanus, aan verzoeker medegedeeld dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd is. Het bezwaar daartegen is bij besluit van 6 juli 2006 ongegrond verklaard.
3. Het oordeel van de rechtbank, die het beroep van verzoeker wegens het ontbreken van procesbelang in haar uitspraak van 3 april 2007 niet-ontvankelijk verklaarde, werd door de Raad niet gedeeld. In de aangevallen uitspraak vernietigde hij die uitspraak en verklaarde hij het beroep tegen het besluit van 6 juli 2006 ongegrond.
4.1. Met het verzoek om herziening is beoogd dat de Raad op de aangevallen uitspraak terugkomt, omdat verzoeker meent dat er aan zijn bezwaren is voorbijgegaan.
4.2. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van de feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij de Raad eerder bekend geweest, tot een nadere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
5.1. De Raad oordeelt als volgt.
5.2. Zoals de Raad al vaker heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 13 januari 2005, LJN AS3516, is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, eventueel op basis van nieuwe argumenten, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
5.3. De Raad stelt vast dat het onderhavige verzoek om herziening er op is gericht een discussie te voeren over de juistheid van de aangevallen uitspraak en dat geen enkel nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb naar voren is gebracht.
5.4. Gelet op de gedingstukken staat vast dat al hetgeen thans door verzoeker wederom naar voren is gebracht vóór de uitspraak van de Raad al bekend was. Reeds daarom is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.M. Tason Avila.
EV