Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4923

Datum uitspraak2009-07-08
Datum gepubliceerd2009-08-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers176630
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verkoop van aandelen. Schending mededelingsplicht verkoper? Wat betreft de verzwijging van de ‘verziekte’ relatie met CWZ, de eis van CWZ dat de prijzen van het drukwerk en het reprowerk drastisch werden verlaagd en de omstandigheid dat CWZ doende was om de druk- en reprodiensten elders te betrekken, zijn de verwijten van Waterberg B.V. deels ongegrond en voor het overige tardief. In reconventie veroordeling tot betaling. Aan Waterberg B.V. kwam geen opschortingsrecht toe ten aanzien van haar verplichting om de overeengekomen rente te betalen. Zodoende was aan haar zijde sprake van verzuim in de stipte voldoening van de overeengekomen termijnen aan rente. Op grond van het desbetreffende beding in de geldleningovereenkomst is daardoor de volledige lening inclusief de verstreken contractuele rente terstond en ineens opeisbaar.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 176630 / HA ZA 08-1825 Vonnis van 8 juli 2009 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid J.P.J. WATERBERG B.V., gevestigd te Wijchen, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat mr. P.A.C. van Buul te Nijmegen, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENGEL BEHEER B.V., gevestigd te Lent, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat mr. J.P.J.M. Naus te Nijmegen. Partijen zullen hierna Waterberg B.V. en [naam getuige] B.V. genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 11 februari 2009 - het proces-verbaal van comparitie van 28 april 2009 - de conclusie van antwoord in reconventie. - 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 31 maart 2005 is ten overstaan van een notaris de akte gepasseerd, waarbij Engel B.V. haar aandelen in de besloten vennootschap Blomoo B.V. heeft overgedragen aan Waterberg B.V. Aan de overdracht lag een onderhandse koopovereenkomst d.d. 23 maart 2005 ten grondslag, waarbij de koopprijs is gesteld op € 1.105.839,00. Hiervan is € 880.339,00 bij de overdracht betaald en € 225.000,00 omgezet in een schuld uit geldlening. 2.2. Ten aanzien van de koopprijs is in de onderhandse koopovereenkomst bepaald: 2. a. De koopsom kan worden gecorrigeerd naar aanleiding van het werkelijk resultaat over het jaar 2005. De correctie wordt bepaald op de wijze als hierna sub b vermeld b. Indien de toegevoegde waarde over 2005 minder bedraagt dan … (etc) 2.3. In de onderhandse koopovereenkomst is voorts onder de ‘bedingen’ in artikel 2 onder het kopje ‘betaling’ ten aanzien van de lening bepaald dat de rente 7,5% per jaar zal bedragen, per kwartaal te voldoen, en dat de aflossing dient te geschieden in 24 gelijke maandtermijnen in het zesde en zevende jaar van de looptijd. 2.4. Onder het kopje ‘bijzondere bedingen/garanties’ wordt door de verkoper in artikel 4 onder ‘I. Algemene garanties’ en ‘II. Jaarrekening-garantie’ een groot aantal garanties gegeven en wordt door de verkoper onder ‘III. Slotbepalingen’ verklaard, ondermeer, dat hij ‘naar beste weten alle bijzonderheden, die van belang zouden kunnen zijn voor een aspirant-koper van de aandelen in de vennootschap aan koper heeft medegedeeld’. 2.5. Onder het kopje ‘Ingebrekestelling, verzuim, ontbinding en boete’ is in artikel 7 van de koopovereenkomst een boetebeding opgenomen. Lid 3 luidt: Wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken aan de feitelijke en/of juridische levering dan wel op de voldoening van de koopprijs, zal de nalatige partij daarnaast ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren. De hoogte van deze boete is gelijk aan tien procent van de totale koopprijs. Voor zover de wederpartij meer schade lijdt, heeft hij, naast de boete, recht op aanvullende schadevergoeding. 2.6. De geldlening voor het bedrag van € 225.000,00 is tevens vastgelegd in een afzonderlijke notariële akte d.d. 31 maart 2005. Hierbij is weer de verschuldigde rente van 7,5% per jaar vastgelegd, te voldoen op de laatste dag van ieder kalenderkwartaal, alsmede de aflossing in 24 maandtermijnen met ingang van 1 april 2010 met bevoegdheid tot vervroegde aflossing met ingang van 1 januari 2006. Voorts is bepaald dat het totaal verschuldigde terstond opeisbaar is bij, onder meer, verzuim in de stipte voldoening van de overeengekomen termijnen aan rente en aflossing. Een boetebeding is niet opgenomen in deze akte. Wel is in artikel 5 van deze akte bepaald: Alle kosten en rechten uit deze overeenkomst voortvloeiende, daaronder begrepen de kosten van opeising en alle kosten door de schuldeiser gemaakt of nog te maken ter uitoefening van zijn rechten, alsmede de kosten van deze akte, komen ten laste van de schuldenaar. 2.7. Blomoo B.V. was de holding van (onder meer) de besloten vennootschappen Drukkerij [naam] Santee B.V. en Moorsbergen B.V. Deze werkmaatschappijen zijn per 1 januari 2006 juridisch gefuseerd en worden verder tezamen aangeduid als [naam]. 2.8. [naam] exploiteerde een handelsdrukkerij te Nijmegen en haalde voor circa 60% haar omzet uit twee klanten: Stichting Nijmeegs Interconfessioneel Ziekenhuis Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) te Nijmegen en het Ziekenhuis Rijnstate (Alysis Zorggroep) te Arnhem. Met CWZ, goed voor circa 45% van de omzet, was een langdurige overeenkomst gesloten, die inhield dat [naam] met ingang van 6 februari 2001 tot en met 31 december 2007 de druk- c.q. reproactiviteiten voor CWZ exclusief verzorgde. 2.9. CWZ was in het najaar van 2004 tot de bevinding gekomen dat de prijzen die [naam] aan haar in rekening bracht niet marktconform waren. Dit heeft geleid tot onderhandelingen en een prijsverlaging voor het drukwerk met (per saldo) 22% met ingang van 1 februari 2005. De heer [naam getuige], directeur-grootaandeelhouder van [naam getuige] B.V., heeft de nieuwe prijsstelling op 22 maart 2005, dus kort voor de aandelenoverdracht, aan CWZ gemaild en CWZ heeft deze nieuwe prijsstelling voor het drukwerk bevestigd in een fax aan [naam] (aangeduid als: Drukkerij Moorsbergen BV) d.d. 5 april 2005, dus kort na de aandelenoverdracht. In deze fax heeft CWZ het ook over een korting op de omzet repro/overig en stipuleert het te dien aanzien: ‘Korting repro/overig: dient nader door Moorsbergen op artikelniveau te worden bepaald op basis van jaaromzet en jaaraantal’. Onder het kopje ‘kortingsvoorstel centrale repro’ schrijft CWZ nader: Zoals met het drukwerk reeds is gedaan verwachten wij eind april 2005 uw kortingsvoorstel op artikelniveau voor het totale pakket centrale repro, welke gerelateerd zijn aan de behaalde jaaromzetten van het CWZ. Daarbij dient de eerder verstrekte kortingslijst van Moorsbergen als referentie voor de totaalberekening van het pakket repro... Daaronder schrijft CWZ onder het kopje ‘ingangsdatum prijzen drukwerk/repro’: Prijzen voor zowel het drukwerk als voor de repro zullen met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2005 van kracht worden… 2.10. De heer [naam directeur], directeur-grootaandeelhouder van Waterberg B.V., heeft op 27 juli 2006 een uitgebreide mail gestuurd aan de heer [naam getuige] en daarin gemeld dat zij met de drukkerij in zeer zwaar weer zitten, omdat de Alysis Groep per begin juni al haar drukwerk bij hen heeft weggehaald met uitzondering van een paar niet-vetpot-orders en dat het met CWZ van hetzelfde laken een pak is. [naam directeur] schrijft: Zoals je weet heb ik op en per vrijdag 1 april 2005 de drukkerijen overgenomen en de daarop volgende dinsdag 5 april spuugde de fax de, eerste, boze fax bij mij naar binnen. Ik heb de afgelopen periode er werkelijk alles aan gedaan…om met het CWZ in gesprek te geraken en voor een verlenging van het contract te gaan. Maar het CWZ wil van ons af… De door het CWZ gemotiveerde onvrede en gebrek aan vertrouwen is volgens hun gebaseerd op het volledig tekortschieten van de drukkerij in de informatievoorziening, niet conforme prijsstelling, etc. Zij voelden/voelen zich niet serieus genomen onder jouw bewind… Op 14 maart 2007 heeft de raadsman van Waterberg B.V. een aangetekende brief aan [naam getuige] B.V. verzonden en daarbij geklaagd over schending van de mededelingsplicht bij het aangaan van de koopovereenkomst. Het betreft het onder druk staan van de omzetten bij de ziekenhuizen, zowel het Rijnstate Ziekenhuis te Arnhem als CWZ te Nijmegen. De raadsman meldt dat Waterberg B.V. de betalingsverplichting terzake van de geldlening zal opschorten. 2.11. Dit laatste is ook gebeurd. Waterberg B.V. heeft ondanks sommaties zijdens Engel B.V. de overeengekomen kwartaalrente niet meer betaald vanaf het derde kwartaal van 2007. 2.12. Per brief van 27 april 2007 heeft CWZ de overeenkomst met [naam] buitengerechtelijk ontbonden. Dit heeft geleid tot een procedure tussen [naam] en CWZ. [naam] heeft een schadeloosstelling gekregen, maar de samenwerking is beëindigd. 2.13. [naam] is bij vonnis van deze rechtbank d.d. 29 april 2008 in staat van faillissement verklaard. 3. Het geschil in conventie 3.1. Waterberg B.V. vordert samengevat – primair een verklaring voor recht dat Engel B.V. is tekort gekomen in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst en haar mededelingsplicht heeft geschonden, met (gedeeltelijke) ontbinding van de koopovereenkomst en verklaring voor recht dat Engel B.V. geen aanspraak kan maken op rente- en aflossingsbetalingen uit de (ontbonden) geldleningovereenkomst, alsmede veroordeling van Engel B.V. tot vergoeding van schade, op te maken bij staat. Subsidiair vordert Waterberg B.V. voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling met (gedeeltelijke) vernietiging van die overeenkomst, zulks met dezelfde rechtgevolgen. Voorts vordert Waterberg B.V. Engel B.V. te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder die van een in deze zaak gehouden voorlopig getuigenverhoor, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente. 3.2. Engel B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. in reconventie 3.3. Engel B.V. vordert samengevat - veroordeling van Waterberg B.V. tot betaling van € 331.011,70, vermeerderd met € 12.500,00 ter zake van gemaakte kosten van juridische bijstand, met rente en met de proceskosten. 3.4. Waterberg B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling in conventie 4.1. De door Waterberg B.V. gestelde schending van de mededelingsplicht door Engel B.V. en/of dwaling aan haar eigen zijde ziet op de, volgens haar verziekte, relatie met CWZ en het feit dat CWZ eiste dat de prijzen van het drukwerk en het reprowerk drastisch werden verlaagd en doende was om de druk- en reprodiensten elders te betrekken, met als uiteindelijk gevolg dat de omzet van CWZ ter grootte van gemiddeld € 670.000,00 per jaar is weggevallen. Waterberg B.V. stelt dat zij, indien zij daarvan vóór het tot stand komen van de koopovereenkomst op de hoogte zou zijn geweest, de aandelen nimmer zou hebben gekocht van Engel B.V. en zeker niet voor de overeengekomen koopsom. 4.2. Wat door Engel B.V. verzwegen zou zijn omtrent de relatie met Alysis Zorggroep heeft Waterberg B.V. in haar dagvaarding niet geconcretiseerd en de rechtbank gaat ervan uit dat Waterberg B.V. haar vorderingen niet of niet langer baseert op een schending van de mededelingsplicht van Engel B.V. inzake de relatie met Alysis Zorggroep. 4.3. Wat betreft de verzwijging van de ‘verziekte’ relatie met CWZ, de eis van CWZ dat de prijzen van het drukwerk en het reprowerk drastisch werden verlaagd en de omstandigheid dat CWZ doende was om de druk- en reprodiensten elders te betrekken, zijn de verwijten van Waterberg B.V. deels ongegrond en voor het overige tardief. De rechtbank motiveert dit als volgt. Verziekte relatie en afbouw 4.4. Wat Waterberg B.V. precies bedoelt met het ‘verziekt’ zijn van de relatie met CWZ, is niet helemaal duidelijk. Deze terminologie kan de rechtbank niet terugvinden in de verklaringen van de getuigen, die in het voorlopig getuigenverhoor zijn gehoord. Voorts is de toonzetting van de faxbrief van CWZ van 5 april 2005 wel kritisch, maar deze getuigt niet van een ‘verziekte’ relatie, waaraan CWZ een einde wilde maken. CWZ geeft daarin ‘een plan van aanpak met betrekking tot de voortgang van het drukwerk- en repropakket’. CWZ bevestigt de reeds toegezegde korting op het drukwerk en vraagt om een kortingsvoorstel op het repropakket en om andere nadere offertes, terwijl de brief besluit met het voorstel om een volgende afspraak te maken om inhoudelijk dieper in te gaan op het projectplan. Ook blijkt niet uit de getuigenverhoren of anderszins dat CWZ reeds voor de aandelentransactie doende was de relatie met [naam] af te bouwen en het druk- en reprowerk elders onder te brengen. 4.5. Weliswaar verklaart de getuige [getuige], directeur facilitair bedrijf CWZ, dat het ernaar leek toe te gaan dat de overeenkomst voortijdig beëindigd zou moeten gaan worden, maar deze verklaring overtuigt niet, aangezien deze getuige ook verklaart dat ‘in zijn beleving’ de brief (van 5 april 2005) een opzeggingsbrief was en dit valt beslist niet in deze faxbrief te lezen. De persoon die de brief heeft geschreven, de heer [naam], sectormanager inkoop en logistiek, heeft te dien aanzien als getuige verklaard dat CWZ toen nog niet bezig was met de afbouw van de drukwerkzaamheden en dat zij er toen nog niet op uit waren om afscheid te nemen van [naam], zij het dat deze getuige daaraan toevoegt dat de sfeer in zijn beleving ‘grimmig en afstandelijk’ was. Maar dit is nog niet: ‘verziekt’. 4.6. De getuige [naam getuige], secretaris raad van bestuur CWZ, heeft slechts zijdelings meegekregen wat speelde. Hij heeft weet van al langer bestaande problemen over de hoge tarieven en goedkopere aanbiedingen elders, maar deze getuige verklaart niet concreet over een verziekte sfeer en reeds aangevangen afbouw. Ook de verklaring van getuige [naam getuige], hoofd juridische zaken, biedt geen steun voor de stellingen van Waterberg B.V. Integendeel. Deze getuige verklaart dat het drukwerk bij [naam] eind 2005/begin 2006 werd afgebouwd, dus pas geruime tijd nadat [naam directeur] de aandelen en de onderhandelingen met CWZ had overgenomen. Deze getuige besluit met de mededeling dat in augustus 2005, dus na de overname, de relatie nog niet verpest, maar wel slecht was. 4.7. Voorts is nog gehoord de heer [naam getuige], strategisch inkoper van CWZ. Deze getuige spreekt van nogal stroef verlopend contact en verklaart dat het rond april 2005 al duidelijk was voor CWZ dat er een einde aan het contract zou moeten komen, maar daarmee bedoelt hij, zo zegt hij verderop, dat het contract per einde looptijd van 31 december 2007 niet verlengd zou worden. Waterberg B.V. citeert hem onvolledig. 4.8. De getuige [naam getuige], de gemeenschappelijke accountant van partijen, over wie later meer, kan over de sfeer en de afbouw door CWZ niets verklaren. De getuige [naam getuige], directeur van Engel B.V., heeft het wel over de noodzaak tot bezuiniging en aanpassing van de prijzen, waarover hieronder meer, maar verklaart dat hem (vóór de overname) niet gezegd is en niet bekend was dat CWZ van het contract af wilde. Hij verklaart dat [naam] later tegen hem heeft gezegd dat de onderlinge overlegsfeer goed was en dat er geen slechte verstandhouding was. [naam getuige] heeft zelf de verstandhouding met [naam] als vooral zakelijk ervaren. Hij heeft nooit gesproken met [getuige]. De heer Moors, accountmanager verkoop bij [naam], omschrijft de sfeer zelfs als ‘gemoedelijk’. Volgens deze getuige was men volledig tevreden, behalve dat CWZ de prijzen te hoog vond. Daar zou echter aan gewerkt worden. Mevrouw [naam getuige], administratief medewerkster, ten slotte is niet aanwezig geweest bij gesprekken bij CWZ. Zij heeft wel gesprekken op kantoor van [naam] gehoord, maar kon daarbij nooit iets merken van een slechte sfeer. 4.9. Waterberg B.V. heeft wel nader bewijs aangeboden in haar dagvaarding, maar zij heeft dit niet geconcretiseerd ten aanzien van vorenstaande verwijten inzake de reeds vóór 23 maart 2005 verziekte sfeer en afbouw van de relatie en de rechtbank gaat daarom aan dat bewijsaanbod voorbij. Prijzen drukwerk 4.10. Waterberg B.V. kan haar claim voorts niet baseren op verzwijging van het onder druk staan en de aanpassing van de prijzen voor het drukwerk. Engel B.V. heeft gesteld dat de heer [naam getuige] reeds in een gesprek op 23 februari 2005 aan de heer [naam directeur] heeft medegedeeld dat er besparingen waren bij CWZ van 25% en dat heeft de heer [naam getuige] ook in het voorlopig getuigenverhoor als getuige verklaard. Dit wordt dan wel betwist door Waterberg B.V. en staat daardoor wellicht nog niet voldoende vast, maar opvallend is dat de heer [naam directeur] zelf niet als getuige is voorgebracht, terwijl hij de enige getuige is die de verklaring van [naam getuige] zou kunnen tegenspreken. Gesteld noch gebleken is dat andere personen bij die bespreking aanwezig waren. 4.11. In elk geval staat vast dat [naam getuige] het onder druk staan van de prijzen bij CWZ tijdig heeft gemeld aan [naam getuige], de gemeenschappelijk accountant die partijen bij elkaar heeft gebracht en die behulpzaam is geweest bij het opstellen van de contracten. [naam getuige] verklaart als getuige dat [naam getuige] dit al eerder (schriftelijk) aan hem had gemeld. Voorts verklaart [naam getuige] dat de lagere cijfers van de eerste maanden van 2005 bij de gezamenlijke bespreking op 23 maart 2005 aan de orde zijn gesteld en dat in verband hiermee de hierboven onder de feiten bij de koopsom geciteerde herrekeningsclausule ten aanzien van de resultaten in 2005 is opgenomen in de uiteindelijke overeenkomst van 23 maart 2005. 4.12. Dit laatste is ter comparitie bevestigd door Waterberg B.V. De heer [naam directeur] heeft daar verklaard dat [naam getuige] hem op de dag van de closing op 23 maart 2005 heeft medegedeeld dat hij een korting had toegezegd van 22% op het drukwerk en dat hij, [naam directeur], toen de gegevens over de maanden januari en februari 2005 heeft gezien, waaruit bleek dat die korting met terugwerkende kracht werd verleend. [naam directeur] verklaart dat dit belangrijk was en dat zij toen ter plaatse met hun accountant [naam getuige] een nieuwe rekensom hebben gemaakt en dat dit heeft geresulteerd in de herrekeningsclausule in de definitieve versie van het koopcontract. 4.13. Dit een en ander leidt tot de bevinding dat Waterberg B.V. bij de definitieve totstandkoming van de koopovereenkomst in elk geval bekend was met de prijsverlaging voor het drukwerk. Te dien aanzien is geen sprake van een rechtens relevante verzwijging. Ook al zou die verlaging c.q. het onder druk staan van de prijzen voor het drukwerk, waaromtrent nog onderhandeld werd, niet eerder zijn gemeld: deze melding kort voor de ondertekening van de overeenkomst was op tijd. Waterberg B.V. kon op dat moment nog terug komen op de eerder bereikte wilsovereenstemming, maar zij heeft dat niet gedaan en zij heeft ervoor gekozen om te volstaan met het bedingen van de herrekeningsclausule, waarvan volgens de onweersproken stelling van Engel B.V. ook daadwerkelijk gebruik is gemaakt. Hiervan was het resultaat dat in 2006 de koopsom voor de aandelen werd bijgesteld en een bedrag van € 45.722,00 aan Waterberg B.V. werd terugbetaald. Prijzen repro 4.14. Zodoende resteert nog slechts het verwijt dat Engel B.V. zou hebben verzwegen dat ook de prijzen voor de reprodiensten onder druk stonden. Hiervoor lag nog geen concreet voorstel ten tijde van de overname. Te dien aanzien heeft de heer [naam getuige] ter comparitie verklaard dat het kan zijn dat hij op 23 maart 2005 niet heeft gesproken over het reprogedeelte, maar dat het voor hem voor zich sprak dat ook dat onder druk stond. Het ging immers om één pakket. De heer [naam directeur] ziet dat anders. Hij stelt dat over de repro niet is gesproken en dat dit heel wezenlijk was voor Waterberg B.V., omdat juist op de repro bij CWZ heel veel winst werd gemaakt. De winst/toegevoegde waarde was wel 98%. 4.15. De rechtbank zal in het midden laten of [naam getuige] wel of niet uitdrukkelijk in het gesprek, kort voor de closing, had moeten melden dat ook de prijzen voor het reprowerk onder druk stonden. Dat dit het geval was blijkt heel duidelijk uit de faxbrief van CWZ van 5 april 2005. Uit die brief blijkt dat, evenzoals voor [naam getuige], ook voor CWZ een duidelijk verband bestond tussen de prijzen voor het drukwerk en de prijzen voor de reprodiensten. [naam getuige] was toen die faxbrief binnen kwam nog in de onderneming werkzaam in het kader van de overdracht. [naam directeur] heeft op de comparitie erkend dat hij toen niet meteen geklaagd heeft bij [naam getuige] naar aanleiding van de brief van CWZ en [naam directeur] heeft verklaard dat hij toen eerst als ondernemer zelfstandig onderzoek heeft gedaan en heeft geprobeerd om de kwestie met CWZ te bespreken en te regelen. Uit de processtukken blijkt dat [naam directeur] dat ook heeft gedaan. 4.16. De eerste aan Engel B.V. geadresseerde klacht, die blijkt uit het procesdossier, is de voormelde e-mail van 27 juli 2006, die nog niet eens kan worden gekwalificeerd als een duidelijk protest inzake het verzwijgen van concrete feiten en omstandigheden. Deze klacht, meer dan een jaar nadat Waterberg B.V. de gestelde verzwijging had ontdekt, kan niet worden aangemerkt als een protest binnen bekwame tijd in de zin van artikel 6:89 BW, op welke bepaling Engel B.V. een beroep doet. Dat geldt eens te meer voor de daarop volgende aangetekende brief van de advocaat van Waterberg B.V. d.d. 14 maart 2007. Dit kan wel gezien worden als een protest inzake het verzwijgen van het feit dat de omzetten onder druk stonden, maar inmiddels waren bijna twee jaren verstreken. Omtrent een eerder protest is niets gesteld of gebleken. De gevolgtrekking van dit laattijdig protest, is dat Waterberg B.V. alle rechten en bevoegdheden heeft verloren, die hem op grond van de gestelde gebrekkigheid ten dienste stonden. Slotsom 4.17. De slotsom is dat alle vorderingen van Waterberg B.V. moeten worden afgewezen. Waterberg B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Engel B.V., inclusie die van het voorlopig getuigenverhoor, worden begroot op: - explootkosten EUR 0,00 - vast recht 254,00 - getuigenkosten 0,00 - deskundigen 0,00 - overige kosten 0,00 - salaris advocaat 10.320,00 (4,0 punten × tarief EUR 2.580,00) Totaal EUR 10.320,00 4.18. De rechter, ten overstaan van wie het voorlopig getuigenverhoor is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen. in reconventie 4.19. Uit hetgeen in conventie is overwogen en beslist, volgt dat aan Waterberg B.V. geen opschortingsrecht toekwam ten aanzien van haar verplichting om de overeengekomen rente te betalen. Zodoende was aan haar zijde sprake van verzuim in de stipte voldoening van de overeengekomen termijnen aan rente. Op grond van het desbetreffende beding in de geldleningovereenkomst is daardoor de volledige lening inclusief de verstreken contractuele rente terstond en ineens opeisbaar. De rechtbank zal dit deel van de vorderingen van Engel B.V. toewijzen. 4.20. Engel B.V. heeft ook aanspraak op vergoeding van haar kosten, in het bijzonder de kosten van opeising en de kosten ter uitoefening van haar rechten, en zij vordert ter zake een gefixeerd bedrag van € 12.500,00. Deze fixatie is echter niet gebaseerd op de overgelegde schriftelijke overeenkomst. De tekst van die overeenkomst, zoals bij de feiten geciteerd, wijst er op dat alleen daadwerkelijk gemaakte kosten kunnen worden verhaald. Gesteld noch gebleken is dat mondeling iets anders zou zijn overeengekomen. Integendeel: Engel B.V. stelt in haar conclusie van eis in reconventie ook met zoveel woorden dat Waterberg B.V. de door Engel B.V. gemaakte juridische kosten verschuldigd is. Engel B.V. heeft het door haar gevorderde en door Waterberg B.V. bestreden bedrag aan kosten in het geheel niet onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat Engel B.V. buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Dit deel van haar vordering zal daarom worden afgewezen. 4.21. Eveneens wordt de gevorderde boete ter hoogte van 10% van de koopsom afgewezen. De notarieel verleden akte van geldlening bevat geen boetebeding. De koopovereenkomst aandelen wel, maar de hierin overeengekomen boete wordt verbeurd (aan de zijde van de koper) bij verzuim in de voldoening van de koopprijs en de koopprijs is betaald, deels door storting op de kwaliteitsrekening van de notaris en voor de rest middels omzetting in een schuld wegens geldlening. 4.22. Van de vorderingen in reconventie wordt dus slechts toegewezen een bedrag van € 254.531,25, te vermeerderen met een rente van 7,5% per jaar over de hoofdsom van € 225.000,00 vanaf het tweede kwartaal van 2009. Engel B.V. vordert deze rentevergoeding vanaf het derde kwartaal van 2007, maar de rente over het derde kwartaal van 2007 tot en met het eerste kwartaal van 2009 is reeds begrepen in dat bedrag van € 254.531,25. 4.23. Waterberg B.V. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Engel B.V. worden begroot op EUR 2.580,00 voor salaris advocaat (2 punten x 0,5, tarief EUR 2.580,00). 5. De beslissing De rechtbank in conventie 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt Waterberg B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Engel B.V. tot op heden begroot op EUR 10.320,00, 5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, in reconventie 5.4. veroordeelt Waterberg B.V. om aan Engel B.V. te betalen een bedrag van EUR 254.531,25 (tweehonderdvierenvijftig duizendvijfhonderdéénendertig euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 7,5% per jaar over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 225.000,00 vanaf 1 april 2009 tot de dag van volledige betaling, 5.5. veroordeelt Waterberg B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Engel B.V. tot op heden begroot op EUR 10.320,00, 5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.7. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009.