Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4917

Datum uitspraak2009-08-06
Datum gepubliceerd2009-08-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6650 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om herziening. Geen nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet.


Uitspraak

07/6650 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van: [Naam verzoeker] (hierna: verzoeker), om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2007, 05/6787 WAO, in het geding tussen: verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 6 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2007, 05/6787 WAO. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. Partijen zijn niet verschenen. II. OVERWEGINGEN Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt verzocht, heeft de Raad - oordelend op het hoger beroep van verzoeker - de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 november 2005, 05/1266 bevestigd voor zover aangevochten. Onder verwijzing naar zijn vaste jurisprudentie heeft de Raad geoordeeld dat de kosten gemaakt in verband met de rapporten van Verhage en Schreuder terecht door het Uwv niet zijn vergoed. Het verzoek om herziening is uitsluitend gericht tegen de weigering om de kosten van de door Instituut Psychosofia uitgebrachte rapportage voor vergoeding in aanmerking te brengen. In het verzoekschrift is namens verzoeker uitvoerig uiteengezet dat er naar zijn mening sprake is van nieuwe feiten die een verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 november 2007, 05/6787, rechtvaardigen. De Raad overweegt als volgt. Ingevolge artikel 8:88 eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Naar vaste jurisprudentie van de Raad kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, herziening aangewezen is. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd. Nu door de gemachtigde van verzoeker geen feit of omstandigheid in de zin van genoemd artikellid naar voren is gebracht - de uitvoerige onderbouwing in het verzoek kan, als door de Raad al eerder naar aanleiding van vergelijkbare verzoeken geoordeeld, niet als zodanig worden aangemerkt - dient het verzoek om herziening te worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van R.V. Benza als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2009. (get.) J.W. Schuttel. (get.) R.V. Benza. KR