
Jurisprudentie
BJ4896
Datum uitspraak2009-02-17
Datum gepubliceerd2009-08-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.010.278
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.010.278
Statusgepubliceerd
Indicatie
Onjuiste rechtsmiddelverwijzing (3:45 Awb) onder beslissing kantonrechter leidt ertoe dat de betrokkene ontvankelijk wordt geacht in zijn hoger beroep en dat de tweede verhoging ongedaan moet worden gemaakt. Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter wegens tegenstrijdigheid daarin. Een brief van de betrokkene biedt aanknopingspunten om nader onderzoek te doen naar de ontvangst van zijn beroepschrift.
Uitspraak
WAHV 200.010.278
17 februari 2009
CJIB 69094511095
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht
van 19 november 2007
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats].
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Utrecht genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, WAHV in verbinding met de artikelen 6:24, 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
2. Blijkens de gedingstukken is de bestreden beslissing op 19 november 2007 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde met inachtneming van het bepaalde in de Algemene Termijnenwet op 2 januari 2008. Het beroepschrift is gedateerd 30 juni 2008 en het is blijkens de datering van het faxbericht op 30 juni 2008 bij het CJIB ingekomen. Het hoger beroep is dus niet tijdig ingesteld.
3. Artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. De betrokkene voert aan dat onder de beslissing van de kantonrechter staat geschreven dat er tegen die beslissing geen hoger beroep mogelijk is. Nu onder de beslissing van de kantonrechter een onjuiste rechtsmiddelverwijzing is vermeld, stelt de betrokkene zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding in hoger beroep verschoonbaar is. Voorts vindt hij het niet juist dat zijn bij fax toegezonden brief van 30 juni 2008 wordt aangemerkt als hoger beroepschrift. Hij heeft blijkens de door hem als bijlage meegezonden brieven van 6 februari 2008 en 16 maart 2008 reeds eerder te kennen gegeven het onder meer niet eens te zijn met de opgelegde verhogingen.
5. Het hof stelt vast dat onder de beslissing van de kantonrechter van 19 november 2007 ten onrechte is vermeld dat hoger beroep is uitgesloten. Derhalve is nagelaten overeenkomstig artikel 3:45 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een correcte rechtsmiddelverwijzing te vermelden. Het hof is van oordeel dat de onjuiste rechtsmiddelverwijzing in de onderhavige zaak meebrengt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Derhalve acht het hof het hoger beroep ontvankelijk. Dit brengt mee dat op 11 maart 2008 ten onrechte de tweede verhoging is toegepast. De verhoging dient dan ook ongedaan te worden gemaakt.
6. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingesteld. Desondanks heeft de kantonrechter in zijn uitspraak - overigens terecht - tevens overwogen dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is, omdat het ingevolge art 6:9, tweede lid Awb tijdig moet worden geacht. Vanwege deze tegenstrijdigheid kan de beslissing van de kantonrechter al niet in stand blijven.
7. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, eerste lid, WAHV in verbinding met de artikelen 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden.
8. De beslissing van de officier van justitie is blijkens de stukken op 23 augustus 2006 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 4 oktober 2006. Het beroepschrift is gedateerd 8 november 2006 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 14 november 2006 door de CVOM ontvangen. Het beroep is dus niet tijdig ingesteld.
9. De betrokkene heeft in zijn als beroepschrift aangemerkte schrijven van 8 november 2006 onder meer het volgende geschreven:
"Van het CJIB ontving ik een "Eerste aanmaning" aangaande de betaling van een administratieve sanctie met beschikkingsnummer als boven vermeld. De eerste aanmaning is waarschijnlijk een administratieve vergissing uwerzijds, om volgende reden. (…). Het beroep bij de kantonrechter had ik opgestuurd tezamen met een beroep aangaande beschikkingsnummer 49094510210, waarop dezelfde situatie van toepassing was. Van dat beroep heb ik bericht dat het in behandeling is genomen onder registratienummer 169946. (…). Wellicht is het u ontgaan dat de enveloppe twee verschillende beroepschriften bevatte. Ik verzoek u om de gemelde administratieve vergissing te onderzoeken, de eerste aanmaning nietig te verklaren en mij een ontvangstbevestiging te sturen aangaande mijn beroep bij de kantonrechter."
10. Niet blijkt dat de CVOM, aan wie de brief is gericht, enig onderzoek heeft verricht naar hetgeen door de betrokkene is aangevoerd.
11. Uit de beslissing van de kantonrechter blijkt eveneens onvoldoende dat de kantonrechter het door de betrokkene aangevoerde in aanmerking heeft genomen. Nu uit het dossier niet blijkt dat er enig onderzoek is verricht naar hetgeen door de betrokkene is gesteld ten aanzien van de verzending van het beroepschrift, terwijl zijn verklaring in de brief van 8 november 2006 daartoe aanknopingspunten biedt is het hof van oordeel dat de kantonrechter het beroep van de betrokkene niet zonder meer niet-ontvankelijk had mogen verklaren. Derhalve zal het hof de zaak terugwijzen naar de kantonrechter, zodat nader onderzoek verricht kan worden naar de ontvangst van het beroepschrift.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Utrecht ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest;
bepaalt dat de aan de betrokkene opgelegde tweede verhoging van de sanctie ad € 19,38 door de advocaat-generaal ongedaan wordt gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Samplonius als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.