
Jurisprudentie
BJ4862
Datum uitspraak2009-07-29
Datum gepubliceerd2009-08-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.009.608/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.009.608/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Onderbewindstelling. Op bais van de stukken, het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de eigen waarneming van het hof is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende al dan niet met tussenpozen onvoldoende in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 29 juli 2009
Zaaknummer : 200.009.608/01
zaaknr. rechtbank : 737166 EJ VERZ 08-80834
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. J.B. Peters, te Zoetermeer.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de zoon,
advocaat mr. J.L.J. van Apeldoorn, te Rijswijk,
2. [belanghebbende 2]
gevestigd te Zoetermeer,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De rechthebbende is op 25 juni 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 27 maart 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage.
De zoon heeft op 27 augustus 2008 een verweerschrift ingediend.
Op 13 mei 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de rechthebbende en de zoon van de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat. Voorts is namens [belanghebbende 2] mevrouw M.E. Jansen-Van den Oever. De rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
Op 18 juni 2009 is de rechthebbende in aanwezigheid van haar advocaat op grond van artikel 809 lid 2 juncto 802 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de voorzitter, die daartoe door het hof uit zijn midden als raadsheer-commissaris werd aangewezen, buiten het gerechtsgebouw, te weten op het verblijfadres van de rechthebbende: [adres] (hierna: de instelling), ondervraagd. Bij de ondervraging waren tevens aanwezig: mr. J.B. Peters en de bewindvoerder. Aldaar zijn verschenen: [arts], behandelend arts van de rechthebbende, en de heer [verpleegkundige], coördinerend verpleegkundige van de instelling. De zoon is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
Van de zijde van de bewindvoerder is op 18 juni 2009 een overzicht van de uitgaven van de rechthebbende overgelegd. Het hof heeft dit overzicht opnieuw opgevraagd bij de bewindvoerder, dat op 21 juli 2009 bij het hof is ingekomen.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - het volgende vast.
Bij verzoekschrift van 21 februari 2009 heeft de zoon de kantonrechter te ’s-Gravenhage verzocht een of meer van de goederen, die aan de rechthebbende, geboren [in 1944] te [woonplaats] toebehoren of zullen toebehoren, onder bewind te stellen, met benoeming van [belanghebbende 2] tot bewindvoerder.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan: [appellant] als rechthebbende, om reden dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Bij die beschikking heeft de kantonrechter [belanghebbende 2] tot bewindvoerder benoemd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de onderbewindstelling van de rechthebbende.
2. De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de zoon van de rechthebbende niet-ontvankelijk te verklaren in zijn inleidend verzoek, althans en in ieder geval die verzoeken aan hem te ontzeggen.
3. De zoon van de rechthebbende bestrijdt haar beroep.
4. De rechthebbende is van mening dat het verzoek tot onderbewindstelling ten onrechte is toegewezen. Vooreerst stelt zij dat zij weliswaar poliklinische zorg krijgt, maar desondanks in staat is om de reikwijdte van haar juridisch handelen te overzien. Daarnaast betwist zij dat sprake is van een hoog uitgavenpatroon. In de medische verklaring van psychiater [naam] van 1 november 2007, die ter onderbouwing van het inleidend verzoekschrift dient, wordt bovendien geen relatie gelegd tussen enerzijds de ziekte waaraan de rechthebbende lijdt en anderzijds de gevolgen die dat heeft voor de wijze waarop zij haar vermogensrechtelijke belangen zelf behartigt. Nu in de medische verklaring een dergelijk causaal verband ontbreekt, kan op grond van deze medische verklaring niet worden geconcludeerd dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Dat er een conflictsituatie is met haar zoon, is niet van belang voor de onderbewindstelling.
5. De zoon is van mening dat de kantonrechter op juiste gronden heeft beslist zoals hij heeft gedaan en betwist de stellingen van de rechthebbende.
6. Het hof overweegt als volgt. Indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van zijn goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. Op grond van de aan het hof overgelegde stukken, het verhandelde ter terechtzitting en de ondervraging van de rechthebbende op haar verblijfplaats, is het hof van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek wordt voldaan. Daartoe overweegt het hof als volgt.
7. De rechthebbende is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type, zo volgt uit de verklaring van [naam], psychiater, van 1 november 2007. Er is sprake van waanideeën van het achtervolgingstype en zij heeft ernstige oordeels- en kritiekstoornissen. De rechthebbende heeft geen ziektebesef en weinig ziekte-inzicht. Daarbij heeft de rechthebbende gedurende enige tijd geweigerd haar medicatie te nemen. Vanuit de instelling werden zorgen geuit over het bestedingspatroon van de rechthebbende. In de zomer van 2008, en in het najaar van 2008, ontving zij veel hoge en onverklaarbare rekeningen. De vrees bestond dat er, gelet op de geestesgesteldheid van de rechthebbende, misbruik van haar ziekte werd gemaakt. De zoon van de rechthebbende heeft onder deze omstandigheden een verzoek tot onderbewindstelling van de rechthebbende ingediend bij de kantonrechter te ’s-Gravenhage. In aanmerking genomen dat de rechthebbende een zuinige levensstijl hanteerde - zij had geen hypotheek en nagenoeg geen schulden - acht het hof deze vrees van de instelling en de zoon van de rechthebbende gerechtvaardigd. Het hof is op basis van de overgelegde stukken, de verklaringen ter terechtzitting en de eigen waarneming van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke gesteldheid al dan niet met tussenpozen niet ten volle in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Het vorenstaande leidt tot een bekrachtiging van de bestreden beschikking.
8. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Mos-Verstraten en Van Leuven, bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2009.