Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4809

Datum uitspraak2009-07-16
Datum gepubliceerd2009-08-07
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers135429
Statusgepubliceerd


Indicatie

In de door de ouders aangehaalde beschikking (LJN BG9520) heeft de kinderrechter, onder meer, overwogen dat de omstandigheid dat de raad eerst nader onderzoek naar de bestaande gezinssituatie wil verrichten, alvorens thuisplaatsing kan worden overwogen, op zichzelf onvoldoende grond is om de uithuisplaatsing te laten voortduren. Deze zaak zag op een spoeduithuisplaatsing, waarin, anders dan in de nu te beoordelen zaak, nog geen onderzoek van de raad voor de kinderbescherming had plaatsgevonden. Uit de verklaringen van de medewerkster van Meander, is de kinderrechter niet gebleken dat de gronden voor uithuisplaatsing zijn komen te vervallen.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Datum uitspraak: 16 juli 2009 Zaaknummer: 135429 / OT RK 08-1930 BESCHIKKING OP VERZOEK MACHTIGING UITHUISPLAATSING De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de minder[naam minderjarige]: [naam minderjarige] geboren te [geboorteplaats minderjarige] op [geboortedatum minderjarige] kind van: [naam moeder minderjarige] en [naam vader minderjarige], beiden wonende te [adres ouders minderjarige], advocaat mr. M.C.F.R. Steffens-Severijns. Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door de kinderrechter gegeven en op 23 juni 2009 uitgesproken beschikking. 1.Verder verloop van de procedure Op 9 juli 2009 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een op 10 april 2009 gedateerd plan van aanpak van bureau jeugdzorg ingediend. De zaak is behandeld ter zitting van 10 juli 2009. 2.Verdere beoordeling De kinderrechter verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist. De kinderrechter heeft bij voornoemde beschikking de machtiging uithuisplaatsing van [naam minderjarige] bij pleegouder(s) verlengd tot 17 juli 2009 teneinde de informant mevrouw [P.], medewerkster van Meander, te horen. Ter zitting heeft mevrouw [P.] verklaard dat zij sinds een jaar een paar uur per week in het gezin van de ouders komt. Mevrouw [P.] constateert bij de moeder vooruitgang, zij is meer assertief geworden en haar houding naar [naam minderjarige] is verbeterd. Haar houding naar [naam minderjarige] is veel warmer geworden. Op de verzorging van het huishouden is niets aan te merken, omdat dat via een vast schema verloopt. Als mevrouw [P.] in het gezin is, merkt zij geen spanningen tussen de ouders, maar hoort hier wel over van de moeder. Mevrouw [P.] weet niet hoe het consultatiebureau oordeelt over de verzorging door de ouders van [naam minderjarige]. De gezinsvoogdes heeft nog verklaard dat de hulp die mevrouw [P.] biedt binnenkort zal eindigen. Bureau jeugdzorg zal een andere zorgcoördinator moeten gaan zoeken. Het baart bureau jeugdzorg grote zorgen als [naam minderjarige] zonder begeleiding terug naar huis moet gaan. Aan de plaatsing van [naam minderjarige] bij zijn grootmoeder zal niet getornd worden. Bureau jeugdzorg heeft in haar plan van aanpak aangegeven dat er sprake is van een problematische partnerrelatie met geregeld optredend huiselijk geweld. Beide ouders staan niet echt positief ten opzichte van hulpverlening. Vader profileert zich naar buiten als de vader, maar werkt nauwelijks mee aan hulp. Moeder accepteert wel hulp maar geeft daar ook haar grenzen bij aan op basis van haar depressieve grondstemming. Een bijkomend risicofactor is dat er bij beide ouders nauwelijks algemene kennis, inzicht en beperkte vaardigheden zijn ten aanzien van het opvoeden van kinderen. De ouders hebben hierbij de neiging uit te gaan van hun eigen behoeften en nemen nauwelijks eigen initiatief naar [naam minderjarige]. De ouders laten de zorgen van [naam minderjarige] gemakkelijk aan anderen over. Bureau jeugdzorg is dan ook van mening dat een hoog risico op verwaarlozing van [naam minderjarige] bestaat bij thuisplaatsing, wat feitelijk al is aangetoond. De risicofactoren zijn gelegen in een aantal ouder- en gezinsfactoren, die doorwerken in de interactie en opvoedingsvaardigheden van de ouders. Bij [naam minderjarige] zijn geen risicofactoren aangetoond. [naam minderjarige] is een baby die een adequate ontwikkeling doormaakt. Vrijwillige hulpverlening is niet toereikend aangezien de ouders de noodzaak van hulpverlening onvoldoende onderkennen. De ouders zullen hulp moeten en blijven accepteren voor hun persoonlijke problematiek. Thuisplaatsing is weer een optie als de ouders langdurig hebben aangetoond in staat te zijn een warm en veilig opvoedingsklimaat voor [naam minderjarige] te kunnen scheppen. De advocaat van de ouders heeft verklaard dat de gronden voor uithuisplaatsing grotendeels zijn komen te vervallen. Als [naam minderjarige] thuis komt wonen zal er zeker ondersteuning nodig zijn, maar die hulp kan ook zonder ondertoezichtstelling verleend worden. [naam minderjarige] is thans nog uit huis geplaatst in afwachting van deze hulp, doch dat is geen reden de uithuisplaatsing te laten voortduren. De advocaat wijst hierbij op een beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Maastricht van 12 januari 2009 (LJN BG9520). De kinderrechter overweegt als volgt. In de door de ouders aangehaalde beschikking heeft de kinderrechter, onder meer, overwogen dat de omstandigheid dat de raad eerst nader onderzoek naar de bestaande gezinssituatie wil verrichten, alvorens thuisplaatsing kan worden overwogen, op zichzelf onvoldoende grond is om de uithuisplaatsing te laten voortduren. Deze zaak zag op een spoeduithuisplaatsing, waarin, anders dan in de nu te beoordelen zaak, nog geen onderzoek van de raad voor de kinderbescherming had plaatsgevonden. Uit de verklaringen van mevrouw [P.] is de kinderrechter niet gebleken dat de gronden voor uithuisplaatsing zijn komen te vervallen. Mevrouw [P.] heeft verklaringen afgelegd over de thuissituatie van de ouders, doch niet over de wijze waarop de ouders met hun kind omgaan. De kinderrechter is uit de verklaringen en uit de inhoud van de overgelegde stukken gebleken dat als [naam minderjarige] thuis geplaatst wordt, dit niet zonder begeleiding kan plaatsvinden. Ter zitting is gebleken dat de begeleiding door Meander zal stoppen en onduidelijk is of en wanneer een nieuwe zorgcoördinator die taak kan overnemen. De kinderrechter is derhalve van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd dient te worden voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 23 december 2009. Dit komend half jaar zullen de ouders moeten gebruiken om aan te tonen dat zij, eventueel met intensieve thuisbegeleiding, in staat zijn hun zoon die zorg en aandacht te bieden die een kind nodig heeft. 3. Beslissing: Verlengt de machtiging uithuisplaatsing van [naam minderjarige] bij pleegouder(s) met ingang van 17 juli 2009 tot en met 22 december 2009. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. R.E. Bakker, kinderrechter, en in het openbaar op 16 juli 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van L.M.H. Beckers, griffier. Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch: a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.