Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4758

Datum uitspraak2009-07-24
Datum gepubliceerd2009-08-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers08/1302
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bijdrage ZVW. Indien een geschrift opgevat kan worden als een bezwaarschrift kan de inspecteur niet volstaan met doorzending van het bezwaarschrift aan het College Zorgverzekeringen. Naast de doorzending had de inspecteur op het bezwaarschrift moeten beslissen dat bij onbevoegd is op bezwaren inzake de ingehouden bijdrage ZVW te beslissen en had zich bij die uitspraak onbevoegd moeten verklaren.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 08/1302 Uitspraakdatum: 24 juli 2009 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiser], wonende te [woonplaats] (Frankrijk), eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Buitenland, verweerder. Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur. 1.Ontstaan en loop van het geding 1.1.Op 9 februari 2008 heeft belanghebbende bij de inspecteur bezwaar gemaakt tegen de bijdragen die, op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW), op zijn AOW en drie pensioenen over het jaar 2007 zijn ingehouden. Deze brief is door de inspecteur op 27 februari 2008 ter behandeling aan het College zorgverzekeringen doorgezonden. 1.2.Belanghebbende heeft de doorzending opgevat als een afwijzing van zijn bezwaar en hiertegen bij brief van 5 maart 2008 beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39. 1.3.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 1.4.Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnotitie alsmede een tweetal aanvullingen op de pleitnotitie aan de rechtbank gezonden. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur. 1.5.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2009 te Roermond. Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [gemachtigde]. Belanghebbende is met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Tijdens de zitting zijn de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de procedurenummers 08/4233 en 08/1302 gelijktijdig behandeld. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De rechtbank heeft de zaken met de procedurenummers 08/4233 en 08/1302 niet gevoegd. 2.Feiten Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van de inspecteur ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast: Aan het einde van het jaar 2007 constateerde belanghebbende dat op zijn inkomen over het jaar 2007 tot een bedrag van € 4.020 bijdragen zijn ingehouden op grond van artikel 69 ZVW. Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende op 9 februari 2008 een brief aan de inspecteur gezonden waarin onder meer het volgende staat vermeld: “Door middel van dit verzoekschrift wil ik gaarne op de voet van Afdeling 4.1.1, met name daarbij artikel 4.1, van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), bij Uw Dienst mijn aanvraag indienen tot het afgeven van een beschikking inzake de in het jaar 2007 onrechtmatigerwijze op mijn inkomen in mindering gebrachte voorheffing”. De inspecteur heeft deze brief op 27 februari 2008 ter behandeling aan het College Zorgverzekeringen doorgezonden en dat meegedeeld aan belanghebbende. 3.Geschil 3.1.In geschil is, naar de rechtbank verstaat, het antwoord op de vraag of het beroep van belanghebbende ontvankelijk is. Voor zover deze vraag bevestigend moet worden beantwoordt is kort samengevat in geschil of op het inkomen van belanghebbende terecht bijdragen zijn ingehouden op grond van artikel 69 ZVW. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur beantwoordt deze vraag in tegengestelde zin. 3.2.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen de inspecteur ter zitting hieraan heeft toegevoegd wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van het verhandelde ter zitting. 3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot restitutie van de op grond van artikel 69 ZVW verrichte inhoudingen. De inspecteur concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat de Belastingdienst in deze niet bevoegd is en er derhalve geen uitspraak op bezwaar is gedaan. Voor zover het beroep strekt tot teruggaaf van de inhoudingen op grond van artikel 69 ZVW concludeert de inspecteur dat hij die teruggaaf niet kan verlenen. 4.Beoordeling van het geschil 4.1.In zijn brief van 9 maart 2008 geeft belanghebbende te kennen dat hij bezwaar heeft tegen de op grond van artikel 69 ZVW ingehouden bijdragen. Op grond van het vierde lid van artikel 69 ZVW is het College zorgverzekeringen belast met de heffing en de inning van voormelde bijdragen. De inspecteur is derhalve niet bevoegd op bezwaren tegen deze ingehouden bijdragen te beslissen. 4.2.Ter zitting heeft de inspecteur bevestigd dat belanghebbendes brief van 9 februari 2008 moet worden opgevat als een bezwaarschrift tegen de ingehouden premie ZVW en hij geen uitspraak op bezwaar gedaan heeft. De rechtbank acht dit juist en is derhalve van oordeel dat de brief van 27 februari 2008 redelijkerwijs mede moet worden aangemerkt als een schriftelijke weigering een besluit te nemen. Daartegen is belanghebbende tijdig bij de rechtbank in beroep gekomen. De rechtbank acht het beroep derhalve ontvankelijk. 4.3.In beroep is het uitgangspunt dat de rechtbank doet wat de inspecteur had moeten doen. De inspecteur had, naast de doorzending van de brief van belanghebbende aan het College zorgverzekeringen, op het bezwaar moeten beslissen (artikel 7.10 van de Awb) dat hij onbevoegd is op bezwaren inzake de ingehouden bijdrage ZVW te beslissen en had zich bij die uitspraak onbevoegd moeten verklaren. De rechtbank zal doen wat de inspecteur had horen te doen en de inspecteur onbevoegd verklaren. Nu de inspecteur niet bevoegd is, komt de rechtbank aan een beoordeling of de bijdrage terecht van belanghebbende is ingehouden niet toe. 4.4.Nu de inspecteur geen uitspraak heeft gedaan terwijl dit wel had moeten gebeuren is het beroep gegrond. 5.Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld noch aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. 6.Beslissing De rechtbank: -verklaart het beroep gegrond; -verklaart de inspecteur onbevoegd; en -gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt. Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en door deze en mr. M.C.G. Spierings - van Kessel, griffier, ondertekend. De griffier, De rechter, Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2009. Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 04 augustus 2009 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.