
Jurisprudentie
BJ4739
Datum uitspraak2009-08-07
Datum gepubliceerd2009-08-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001502-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001502-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Veroordeelde is in hoger beroep ter zake van het zich opzettelijk ontdoen van bedrijfsafvalstoffen veroordeeld. De veroordeelde heeft uit het bewezenverklaarde handelen voordeel verkregen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 15.350,--. De betalingsverplichting wordt op nihil vastgesteld.
Uitspraak
Parketnummer: 24-001502-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-994735-06
Arrest van 7 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige economische strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Groningen van 29 mei 2008, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1950] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Groningen heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 29 mei 2008 van voormelde economische politierechter in de rechtbank Groningen in de strafzaak met parketnummer 18-994735-06, het door veroordeelde door middel van het door hem gepleegde strafbare feit wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 9.016,60 en hem de verplichting opgelegd € 9.016,60 aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het wederrechtelijk te ontnemen voordeel zal schatten op een bedrag van € 9.016,60 en de betalingsverplichting zal vaststellen op nihil.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-001501-08) ter zake van het zich opzettelijk ontdoen van bedrijfsafvalstoffen veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen.
Berekening van het voordeel
Uit een proces-verbaal van politie (pagina 3.1 van het dossier) is gebleken dat de aan [bedrijf] afgegeven houtsnippers, vermengd met grond afkomstig uit de paardenbak van veroordeelde, een massa van ongeveer 300 ton had.
Uit een offerte van afvalverwerkingsinrichting "[naam] is gebleken dat voor de afvalverwerking van organisch afval een tarief van € 50,-- per ton exclusief BTW wordt gehanteerd. Het verweer dat dit tarief is gebaseerd op de samenstelling van het bedrijfsafval zoals deze is vastgesteld door verbalisant [verbalisant] (pagina 3.3 van het dossier) faalt overigens, nu als omschrijving bij het betreffende bedrag staat vermeld "organisch afval".
De door veroordeelde bespaarde afstortkosten van deze bedrijfsafvalstoffen bedragen in beginsel dus:
300 x € 50,-- = € 15.000,--
BTW 19 % € 2.850,-- +
Totaal € 17.850,--
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij uiteindelijk een bedrag van € 2.500,-- aan de firma [firmanaam] heeft voldaan, teneinde de 300 ton aan bedrijfsafvalstoffen ter verwerking naar Duitsland af te voeren. Deze verklaring wordt ondersteund door een zich in het dossier bevindende factuur d.d. 15 april 2006.
Het hof zal derhalve op bovenstaand bedrag een bedrag van € 2.500,-- in mindering brengen.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat met [bedrijf] is afgesproken dat in ruil voor het afvoeren van de bedoelde bedrijfsafvalstoffen verdachte bij deze maatschap stukadoorswerkzaamheden zou verrichten. Er zou derhalve sprake zijn geweest van een vergoeding in natura van verdachte aan de maatschap. Ter ondersteuning van deze afspraak heeft verdachte een tweetal facturen van 11 januari 2007 respectievelijk 30 november 2007 overgelegd.
Naar het oordeel van het hof is niet voldoende aannemelijk geworden dat de in deze facturen genoemde bedragen zien op de verrekening van kosten die in directe relatie staan tot het afvoeren van de bedoelde bedrijfsafvalstoffen door [bedrijf]. Indien de bedragen in directe relatie staan tot de kosten van het afvoeren van de bedrijfsafvalstoffen, is evenmin voldoende duidelijk geworden op welk deel van vorenbedoelde kosten de op de facturen genoemde bedragen zien. Het hof zal dan ook de in de facturen genoemde bedragen niet in mindering brengen op het bedrag van de bespaarde afstortkosten.
Het hof komt tot de volgende berekening:
Bespaarde afstortkosten € 17.850,--
Betaalde afstortkosten [firmanaam] € 2.500,-- -
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 15.350,--
Op grond van hetgeen veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep omtrent zijn (slechte) financiële situatie heeft verklaard, acht het hof aannemelijk geworden dat veroordeelde op dit moment geen draagkracht heeft en dat ook redelijkerwijs niet te verwachten valt dat hij deze in de toekomst zal krijgen. Het hof zal derhalve het te ontnemen bedrag vaststellen op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van 15.350 euro;
stelt het bedrag dat de veroordeelde [veroordeelde] dient te betalen aan de staat ter ontneming van dit wederrechtelijk verkregen voordeel vast op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.