Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4725

Datum uitspraak2009-08-06
Datum gepubliceerd2009-08-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers433372 / KG ZA 09-1521
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vordering in kort geding van een aantal (kleinere) winkeliers in Amsterdam Noord, om de C 1000, Media Markt en V&D te verbieden om op zondag (buiten de koopzondagen) open te zijn, afgewezen. Vervolg op eerdere (bestuurs- en civielrechtelijke) procedures naar aanleiding van besluiten van Stadsdeel Amsterdam Noord om op heel Amsterdam Noord een toeristisch regime toe te passen, zodat de winkels, in afwijking van de Winkeltijdenwet, op zondag open kunnen. Bij vonnis van 10 juli 2009 in een eerder kort geding tegen het Stadsdeel heeft de voorzieningenrechter het besluit over de zondagsopening buiten werking gesteld, omdat het Stadsdeel niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gehele grondgebied van Amsterdam Noord als toeristisch moet worden aangemerkt. Het Stadsdeel heeft naar aanleiding van dat vonnis op zijn website meegedeeld dat de winkels op zondag gesloten moeten blijven. Gedaagden hebben hun winkels op zondag toch opengesteld en aangekondigd dat te zullen blijven doen. De voorzieningenrechter acht dit niet onrechtmatig jegens eisers. Het belang van eisers bij een dergelijke verstrekkende voorziening is onvoldoende komen vast te staan. Voor toewijzing van een dergelijk verbod is noodzakelijk dat voldoende aannemelijk is dat: - gedaagden in strijd handelen met een wettelijk voorschrift dat de strekking heeft de belangen van eisers te beschermen, - elk van eisers door het handelen van elk van gedaagden schade dreigen te lijden welke schade bovendien in voldoende causaal verband staat met het handelen van gedaagden Dit is echter, naar het oordeel van de rechter niet het geval.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 433372 / KG ZA 09-1521 WT/MdB Vonnis in kort geding van 6 augustus 2009 in de zaak van 1. de vereniging VERENIGING WINKELCENTRUM IN DE BANNE, gevestigd te Amsterdam, 2. t/m 54. [de winkeliers] eisers bij gelijkluidende dagvaardingen van 21 juli 2009, advocaat mr. T.J. van Vugt te Amsterdam, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEDIA MARKT AMSTERDAM NOORD B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid V&D B.V., gevestigd te Amsterdam, advocaat mr. H.D.L.M. Schruer te Rotterdam, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [C1000], gevestigd te Amsterdam, gedaagde, advocaat mr. M.R. Plug te Delft. De gedaagde sub 1 zal afzonderlijk ook Media Markt, de gedaagde sub 2 ook V&D en gedaagde sub 3 ook C1000 worden genoemd. 1. De procedure Ter zitting van 24 juli 2009 hebben gedaagden aangevoerd dat van een aantal eisers twijfelachtig is of deze opdracht hebben gegeven aan mr. Van Vugt om hen in deze procedure te vertegenwoordigen. Met betrekking tot zijn vertegenwoordigings-bevoegdheid wordt de advocaat op zijn woord geloofd, zodat eisers, anders dan gedaagden hebben betoogd, moeten worden geacht te zijn verschenen. Ter terechtzitting van 24 juli 2009 heeft mr. Van Vugt namens de oorspronkelijk op de dagvaardingen onder nummers 9, 12, 14, 15, 21, 23, 28, 29, 31, 37, 39, 42, 44, 46, 47, 48, 51 en 55 vermelde (rechts)personen de vorderingen tegen gedaagden ingetrokken. Ter zitting hebben de overige eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat in het petitum van de dagvaarding het adres van C 1000 aan het Buikslotermeerplein 1 is gewijzigd in Buikslotermeerplein 52. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Eisers en gedaagden hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren aanwezig: Aan de zijde van eisers: [vertegenwoordiger eiseres 1 en 2] namens eiseres 1 en 2, en [vertegenwoordiger eiseres 10] namens eiseres 10, met mr. Van Vugt. Aan de zijde van gedaagden: [vestigingsdirecteur], vestigingsdirecteur Media Markt, [bedrijfsleider], bedrijfsleider V&D, en [hoofd juridische zaken], hoofd juridische zaken V&D, met mr. Schruer en [directeur], directeur [C1000] met mr. Plug. 2. De feiten 2.1. Eiseres sub 1 is een belangenvereniging van winkeliers van het winkelcentrum “In de Banne”. De overige eisers zijn allen winkeliers in Amsterdam-Noord, eisers 2 tot en met 31 in het winkelcentrum “In de Banne”en de overige eisers elders. De desbetreffende winkels van Media Markt, V&D en C1000 zijn gelokaliseerd op het Buikslotermeerplein te Amsterdam-Noord. 2.2. Artikel 11 van de Verordening Winkeltijden voor het stadsdeel Amsterdam-Noord 1996 (hierna: de stadsdeelverordening), luidt als volgt: “Artikel 11 Vrijstelling ten behoeve van toerisme 1. De stadsdeelraad kan vrijstelling verlenen van de in artikel 2 van de wet (Winkeltijdenwet, vrz) genoemde verboden, voor zover deze betrekking hebben op zon- en feestdagen ten behoeve van op het stadsdeel of een deel daarvan gericht toerisme. 2. De stadsdeelraad verleent de in het eerste lid bedoelde vrijstelling slechts in overleg met Burgemeester en Wethouders en na advies van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam en Haarlem. 3. De vrijstelling wordt niet verleend indien de aantrekkingskracht voor dat toerisme niet geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling worden mogelijk gemaakt.” 2.3. De deelraad van het stadsdeel Amsterdam-Noord heeft op 17 december 2008 (onder meer) het besluit genomen om bij wijze van proef voor een proefperiode van een jaar met ingang van 1 januari 2009 een toeristisch regime voor het gehele stadsdeel Amsterdam-Noord in te stellen. 2.4. De voorzieningenrechter van het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBB) heeft op 11 maart 2009 het besluit genoemd onder 2.3 geschorst met ingang van 11 april 2009 tot het moment waarop het besluit wordt ingetrokken of vervangen door een ander besluit, dan wel het geschil anderszins een einde heeft genomen. De voorzieningenrechter van het CBB heeft daartoe onder meer overwogen: “Enerzijds moet ernstig worden getwijfeld aan de verbindendheid van artikel 11 van de Stadsdeelverordening, op welk artikel verweerder (deelraad stadsdeel Amsterdam-Noord, vrz) zijn besluit van 17 december 2008 heeft gebaseerd. Anderzijds is verweerder er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat ten aanzien van het stadsdeel Amsterdam-Noord sprake is van een toeristische situatie waarin met recht toepassing kan worden gegeven aan dat artikel in samenhang bezien met artikel 3, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet.“ 2.5. Op 25 mei 2009 heeft Grontmij/Van der Tuuk in opdracht van het stadsdeel Amsterdam-Noord het rapport “Toerisme in Amsterdam-Noord” opgesteld. 2.6. Op 5 juni 2009 heeft het stadsdeel Amsterdam-Noord C1000 naar aanleiding van een verzoek tot handhaving namens onder meer eiseres sub 1 aangeschreven tot het staken van het openen op zondag van de C 1000 in strijd met de Winkeltijdenwet op last van een dwangsom van EUR 15.000,--. 2.7. In de vergadering van de deelraad van het stadsdeel Amsterdam-Noord van 24 en 25 juni 2009 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel aan de deelraad, onder verwijzing naar het rapport van Grontmij/Van der Tuuk voorgesteld om het besluit van 17 december 2008 in te trekken en een nieuw artikel 11 van de Stadsdeelverordening vast te stellen, dat als volgt luidt: “Toerisme De verboden vervat in artikel 2 van de wet (Winkeltijdenwet, vrz) gelden, in verband met de toeristische aantrekkingskracht van dit gebied, niet: a. voor het gehele grondgebied van het stadsdeel Amsterdam-Noord; b. op de zondag, Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede kerstdag; c. van 07.00 tot 22.00 uur.” Dit voorstel is op 25 juni 2009 met 18 stemmen voor en 9 stemmen tegen door de deelraad aangenomen. Op 30 juni 2009 is dit besluit gepubliceerd, met als datum van inwerkingtreding 8 juli 2009. 2.8. Eisers hebben daarop samen met een aantal andere winkeliers in Amsterdam Noord het stadsdeel Amsterdam-Noord op 26 juni 2009 in kort geding gedagvaard. Bij vonnis van 10 juli 2009 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het besluit genoemd onder 2.7 buiten werking gesteld en bepaald dat deze buitenwerkingstelling voortduurt tot het moment waarop dat besluit wordt ingetrokken of vervangen door een ander besluit, dan wel de bodemrechter anders heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft daarbij geoordeeld dat het stadsdeel onrechtmatig heeft gehandeld door het gehele grondgebied van Amsterdam Noord als toeristisch gebied aan te wijzen, dat het voorshands aannemelijk is dat de winkeliers schade lijden bij instandhouding van de gewijzigde verordening en dat de geschonden norm het door de winkeliers aangevoerde belang van zondagsrust stoort. 2.9. Volgens een door eisers als productie 4 overgelegde uitdraai van 23 juli 2009 staat op de website van de gemeente www.noord.amsterdam.nl het volgende vermeld: “Winkels op zondag toch gesloten In december 2008 besloot de deelraad van Amsterdam tot het instellen van een toeristisch regime in Amsterdam-Noord. Daartegen werd bezwaar ingediend. De rechter oordeelde dat de deelraad dit besluit in een andere juridische vorm had moeten nemen en dat toerisme in Noord beter onderbouwd moest worden. Donderdag 25 juni 2009 stemde de deelraad in met het voorstel tot wijziging van de verordening winkeltijden voor het stadsdeel Amsterdam-Noord 1996. Tegen het vaststellen van deze wijziging is door een aantal winkeliers een rechtszaak aangespannen. De zaak is op 3 juli 2009 door de rechter behandeld. De rechter heeft op 10 juli 2009 uitspraak gedaan. De rechter heeft uitgesproken dat het stadsdeel in redelijkheid niet tot het wijzigen van de verordening heeft kunnen komen. Hij vond dat het stadsdeel niet voldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat er voor het gehele grondgebied van Amsterdam-Noord voldoende toerisme aanwezig is om het besluit te kunnen dragen dat er een toeristisch regime in Noord kon komen. Dat betekent dat de verordening geschorst wordt, en dus de winkeliers in het gehele stadsdeel Amsterdam-Noord hun winkels vanaf heden op zondagen (buiten de hieronder genoemde door de centrale stad vastgestelde koopzondagen) niet geopend mogen hebben. (…)” 2.10. Op zondag 19 juli 2009 hebben gedaagden hun winkels op het Buikslotermeerplein geopend. Zij hebben laten weten ook op de komende zondagen die niet zijn aangewezen als koopzondagen open te gaan. 3. Het geschil 3.1. Eisers vorderen samengevat - gedaagden elk afzonderlijk te verbieden hun winkels aan of rondom Buikslotermeerplein 52, Buikslotermeerplein 226 en Buikslotermeerplein 123 op zondagen en op de in artikel 1 lid 1 sub b Winkeltijdenwet genoemde feestdagen voor het publiek geopend te hebben, behoudens op de door de het stadsdeel Amsterdam-Noord vastgestelde twaalf jaarlijkse vrijstellingen, op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,-- per (afzonderlijke) overtreding, Met veroordeling in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente over die kosten vanaf de vijftiende dag na de uitspraak. 3.2. Eisers hebben daartoe het volgende gesteld. Gelet op het vonnis van de voorzieningenrechter van 10 juli 2009 waarin het besluit van het stadsdeel Amsterdam-Noord van 25 juni 2009 buiten werking is gesteld, gedragen gedaagden zich onrechtmatig jegens eisers door hun winkels op de zondag te openen. Eisers kunnen noch willen op zondag open, conform de Winkeltijdenwet, maar willen niet dat gedaagden er vervolgens op oneigenlijke wijze vandoor gaat met “hun” omzet door in strijd met de Winkeltijdenwet wèl open te gaan. Het assortiment van gedaagden is vergelijkbaar met het assortiment van eisers. Klanten die op zondag hun boodschappen doen bij gedaagden zullen die boodschappen niet (meer) halen bij eisers. Eisers worden gestoord in hun recht op zondagsrust en lijden door de oneerlijke concurrentie substantiële omzetschade door de winkelopening van gedaagden op de zondag. Er is sprake van dalende omzetcijfers van de winkeliers. De voorzieningenrechter heeft ook aannemelijk geacht dat eisers schade lijden. Bovendien dreigt het gevaar van “olievlekwerking” indien niet nu wordt opgetreden tegen gedaagden. Er is geen sprake van een gedoogsituatie. Het stadsdeel heeft tegen de C1000 een dwangsombesluit genomen. Het Stadsdeel heeft op 12 juli jl. ook een persbericht uitgegeven waarin zij winkeliers meedeelt dat alle winkels op zondag gesloten dienen te worden gehouden. De geschonden norm strekt mede tot bescherming van de belangen van eisers en voorzover daar geen sprake van mocht zijn, geldt dat gedaagden zich schuldig maken aan maatschappelijk onbetamelijk gedrag. Gedaagden plegen namelijk ongeoorloofde concurrentie. De gevorderde dwangsom vormt een redelijke prikkel tot nakoming, een betere prikkel dan de huidige alleen tegen C 1000 vastgestelde gemeentelijke dwangsom. 3.3. Gedaagden voeren -samengevat weergegeven- verweer als volgt. V&D en Media Markt zijn niet betrokken geweest in eerdere procedures, ook niet in de kort geding procedure waarin de voorzieningenrechter op 10 juli jl. uitspraak heeft gedaan. Het vonnis van de voorzieningenrechter is gewezen tussen eisers en het stadsdeel en het is niet algemeen verbindend, te minder nu het vonnis nog niet onherroepelijk is (en spoedappel geboden is) en de buitenwerkingstelling niet schriftelijk is gepubliceerd in het gemeenteblad. Het vonnis van de voorzieningenrechter kan bovendien niet gevolgd worden omdat de voorzieningenrechter bij de beoordeling een verkeerd, namelijk veel te breed, toetsingscriterium heeft toegepast, onvoldoende acht heeft geslagen op de feiten en verkeerd recht heeft toegepast. De voorlopige maatregel voert ook veel te ver, alle betrokken belangen in aanmerking genomen. De kans is met andere woorden groot dat het vonnis sneuvelt in hoger beroep. Niet gezegd kan worden dat door gedaagden in strijd met de Winkeltijdenwet wordt gehandeld. Uit alle parlementaire documenten blijkt dat de gemeente een regiefunctie is toebedacht, waarbij het de gemeente vrijstaat om te bepalen of het toeristisch regime geldt voor (delen van) de gemeente. In Amsterdam is inmiddels een breed draagvlak voor het toepasselijk verklaren van het toeristisch regime voor de gehele gemeente. Ook hiermee dient rekening te worden gehouden. C1000 is bovendien al geruime tijd op de zondag open, in overeenstemming met daartoe verleende ontheffingen door het stadsdeel, waartegen eisers niet in bezwaar zijn gekomen. Gedaagden betwisten verder dat er sprake is van werkelijke concurrentie tussen de ondernemingen van eisers en die van gedaagden, gelet op de fysieke afstand tussen de locatie van de ondernemingen van gedaagden en die van eisers en het verschil en assortiment en clientèle. De ondernemingen zijn ook heel verschillend (klein versus groot). Het winkelcentrum “In de Banne” bevindt zich op 2,7 kilometer afstand van de winkels van gedaagden, terwijl er zich een grote doorgaande weg bevindt tussen het Buikslotermeerplein en “In de Banne”. Sommige eisers bevinden zich op nog grotere afstand van het Buikslotermeerplein. Eisers hebben daarnaast onvoldoende specifiek hun individuele belangen (schade) gesteld die zij zouden lijden als gevolg van winkelopening door gedaagden. De gestelde schade van omzetverlies kan ook heel goed te wijten zijn aan het feit dat de wijk De Banne zich midden in een uitvoerig traject van sloop en vernieuwing bevindt of aan een minder goede bedrijfsvoering. Bovendien worden eisers niet beperkt in de mogelijkheid om zelf ook open te gaan op die zondagen. Eisers hebben zich verder ten onrechte tot de civiele rechter gewend. Er bestond een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang voor de administratieve rechter waarbij zij hadden kunnen verzoeken om maatregelen tot handhaving te nemen c.q. bezwaar kunnen maken tegen de hoogte van de aan C1000 opgelegde dwangsom. Bovendien waren zij al een bestuursrechtelijk traject ingeslagen. Van een onrechtmatige daad door gedaagden kan ook al geen sprake zijn nu de (onvoldoende onderbouwde) concurrentiebelangen van eisers niet worden beschermd door de Winkeltijdenwet. Tegenover de (onvoldoende onderbouwde) belangen van eisers staat het grote belang van gedaagden op iedere zondag open te mogen. Er verdwijnt omzet naar vergelijkbare onderneming in omringende stadsdelen waar zondagopening niet wordt bevochten. Iedere zondag die gedaagden dicht moeten kost omzet en werkgelegenheid. Er is jegens Media Markt en V&D geen reden tot het opleggen van een dwangsom. Zij hebben niet (eerder) gehandeld in strijd met regels en er is geen reden te denken dat zij dat in de toekomst wel zullen doen. C1000 zal schade lijden omdat bij het verbod tot opening zij personeel zal moeten ontslaan. 4. De beoordeling 4.1. Eisers hebben als grondslag van hun vorderingen gesteld dat gedaagden onrechtmatig jegens hen handelen door in strijd met de Winkeltijdenwet en het vonnis van 10 juli 2009 van de voorzieningenrechter hun winkels op zondag te openen, waardoor eisers ook schade lijden. Zij hebben een verbod gevraagd om dat (gestelde) dreigende onrechtmatig handelen te verhinderen. Met deze grondslag hebben eisers een voldoende (spoedeisend) belang bij hun vorderingen gesteld. 4.2. Het verweer van gedaagden dat eisers niet door de civiele rechter zouden mogen worden ontvangen omdat zij in de bestuursrechtelijke sfeer hetzelfde voor elkaar zouden kunnen krijgen, bijvoorbeeld door een besluit tot handhaving uit te lokken bij het stadsdeel, overtuigt onvoldoende. Het staat burgers en rechtspersonen vrij om op grond van onrechtmatige daad (rechts)personen te dagvaarden voor de civiele rechter. Daaraan staat niet in de weg de mogelijkheid die eisers ter beschikking stond (en staat) om het stadsdeel via het uitlokken van een besluit te motiveren een (hogere) dwangsom op te leggen aan gedaagden om te voorkomen dat zij hun winkels op de zondag openen. Via de civielrechtelijke weg kunnen eisers in ieder geval oplegging van een dwangsom vorderen die jegens hen zèlf wordt verbeurd, zodat betwijfeld kan worden of eisers via de bestuursrechtelijke weg “hetzelfde” resultaat kunnen verkrijgen. 4.3. De ontvankelijkheid van eisers neemt echter niet weg dat voor oplegging van een verbod aan de drie gedaagde grootwinkelbedrijven in het winkelcentrum Boven het IJ tot openstelling op zondag op straffe van een door ieder van hen aan ieder van eisers te verbeuren dwangsom, in dit stadium geen plaats is omdat – kort gezegd – het belang van eisers bij een dergelijke verstrekkende voorziening onvoldoende is komen vast te staan. 4.4. Allereerst is tegenover de betwisting van gedaagden dat de buitenwerkingstelling van het gewijzigde artikel 11 van de Deelraadverordening jegens hen rechtskracht heeft, niet komen vast te staan dat dit wel het geval is. Het Stadsdeel heeft weliswaar aangekondigd het besluit te zullen schorsen, maar gesteld noch gebleken is dat dit reeds is gebeurd. De beslissing tot buitenwerkingstelling van de voorzieningenrechter als zodanig heeft tegenover gedaagden geen rechtsgevolg. In eerder bekende gevallen werd door de buitenwerkingstelling door de rechter van een algemeen werkend voorschrift aan een bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid ontnomen De buitenwerkingstelling van een dergelijk voorschrift door de rechter kon dan worden opgevat als een “in algemene termen vervat verbod aan het bestuursorgaan om zich te onthouden van gedragingen die op de werking van die algemene regeling zijn gegrond” (HR 1 juli 1983, NJ 1984,360; Staat/LSV). Hier is van zo’n verbod aan het Stadsdeel geen sprake en dient nader handelen van het Stadsdeel plaats te vinden om aan artikel 11 van de Deelraadverordening zijn werking te ontnemen, zodat derden zoals gedaagden zich daarop niet meer kunnen beroepen. 4.5. Verder is in dit kort geding onvoldoende komen vast te staan dat gedaagden vanaf het moment dat zij wel in strijd zullen handelen met de Winkeltijdenwet door buiten de door de centrale stad vastgestelde twaalf jaarlijkse koopzondagen op zondag open te gaan, jegens eisers onrechtmatig handelen. Voor een met een dwangsom verstrekt verbod is noodzakelijk dat voldoende aannemelijk is geworden dat i) gedaagden in strijd handelen met een wettelijk voorschrift dat de strekking heeft de belangen van eisers te beschermen, ii) eisers door het handelen van gedaagden schade dreigen te lijden welke schade bovendien iii) in voldoende causaal verband staat met het handelen van gedaagden. Aan al deze eisen moet niet alleen in zijn algemeenheid, maar tevens in de relatie tussen elke individuele eiser en elke individuele gedaagde worden voldaan. Dat is niet het geval. 4.6. Eisers hebben onvoldoende weerlegd het beroep van gedaagden dat de Winkeltijdenwet niet is bedoeld om eisers in de door hen gestelde (concurrentie)belangen te beschermen. Gedaagden hebben daarmee aangevoerd dat het relativiteitsbeginsel meebrengt dat eisers zich tegenover hen niet op de Winkeltijdenwet kunnen beroepen. Eisers zijn daarop in deze procedure onvoldoende ingegaan. De verwijzing van eisers naar eerdere beslissingen te hunnen gunste kan niet volstaan. Het enkele feit dat zij in eerdere bestuursrechtelijke procedures als belanghebbenden zijn aangemerkt brengt niet mee dat in deze procedure tussen andere partijen en van een geheel andere aard, een discussie over het relativiteitsbeginsel achterwege kan blijven. Ook het feit dat de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 10 juli 2009 in de procedure tussen het Stadsdeel en (onder andere) eisers heeft overwogen dat eisers in die procedure ook hebben aangevoerd dat de verordening hun zondagsrust verstoort, kan het verweer van gedaagden in deze procedure dat eisers zich tegenover hen niet op schending van de Winkeltijdenwet kunnen beroepen, niet weerleggen. 4.7. Maar bovenal hebben eisers tegenover het (gemotiveerde) verweer van gedaagden dat eisers géén schade lijden door de zondagsopening door gedaagden, onvoldoende aannemelijk gemaakt waaruit die schade nu precies bestaat en hoe deze terug is te voeren op de winkelopening van gedaagden. Door eisers is niet weersproken dat een groot aantal van hen zich bevindt op verspreide locaties op afstanden van meer dan 2,7 kilometer van het Buikslotermeerplein. Gelet op die afstand dienen eisers nader te motiveren en onderbouwen dat en in hoeverre gedaagden concurrenten zijn van eisers. Namens eisers is niet gereageerd op de suggestie van gedaagden dat het gestelde omzetverlies mogelijkerwijs verband houdt met grootschalige sloop en nieuwbouw in de wijk De Banne. Daar komt bij dat eisers in dit kort geding geen cijfers hebben overgelegd waaruit is op te maken dat omzetverlies is geleden sinds de zondagsopeningen van de C1000 en/of waaruit blijkt dat verlies dreigt door de zondagsopeningen door Media Markt, V&D en de C1000. Ter zitting is in reactie op dit verweer van gedaagden per eiser(es) globaal doorgenomen ten aanzien van welke producten de Media Markt, V&D en C1000 als concurrent van eisers zijn te beschouwen. Met betrekking tot het assortiment van Media Markt bleek alleen eiser 5 “ook foto-camera’s” te verkopen. Met betrekking tot het assortiment van de V&D bleken eisers 7 (speelgoed), 8 (hobbyspullen), 10 (schoenen), 17 (drogist), 18 (bakkerij), 19 (mode), 27 (mode), 35 (drogist), 49 (drogist), 53 (parfumerie) en 54 (magazines) mogelijk een aantal vergelijkbare producten aan te bieden. De meeste eisers verkopen vooral producten die ook door C1000 worden verkocht. Dat een zondagsopening van C 1000 leidt tot omzetverlies bij een aantal eisers, is echter tegenover het verweer van C 1000 onvoldoende aannemelijk geworden. 4.8. De vorderingen van eisers kunnen om al deze redenen in dit kort geding niet worden toegewezen. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Media Markt en V&D worden begroot op: - vast recht EUR 262,00 - salaris 816,00 Totaal EUR 1.078,00. de kosten aan de zijde van C1000 worden begroot op: - vast recht EUR 262,00 - salaris 816,00 Totaal EUR 1.078,00. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. weigert de gevraagde voorzieningen, 5.2. veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van Media Markt en V&D tot op heden begroot op EUR 1.078,00, en aan de zijde van C1000 tot op heden begroot op EUR 1.078,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. van den Berg, griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2009.?