
Jurisprudentie
BJ4631
Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808490/1/M1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808490/1/M1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 14 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19 van de Wet milieubeheer gegeven met betrekking tot een verandering van de inrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention RoRo B.V. (hierna: CdMR) aan de Ritthemsestraat 497 te Ritthem.
Uitspraak
200808490/1/M1.
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Vlissingen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19 van de Wet milieubeheer gegeven met betrekking tot een verandering van de inrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention RoRo B.V. (hierna: CdMR) aan de Ritthemsestraat 497 te Ritthem.
Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 december 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. Boogaard, advocaat te Middelburg, en het college vertegenwoordigd door P. Roelofs, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting CdMR, vertegenwoordigd door mr. L. de Kok, advocaat te Amsterdam, en [belanghebbende], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft aan de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding niet is gebleken.
2.2. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 8.19, vierde lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, geeft het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee weken na de bekendmaking van de verklaring openbaar kennis daarvan.
2.3. [appellante] betoogt dat haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. In dit verband voert zij aan dat het besluit van 14 januari 2008 geen verzenddatum bevat en zij, conform het gestelde in de bekendmaking van 23 januari 2008, binnen zes weken na 23 januari 2008 bezwaar heeft gemaakt.
2.4. Uit de op het besluit van 14 januari 2008 met een stempel geplaatste datum valt, in tegenstelling tot wat het college stelt, niet af te leiden dat deze datum tevens de verzenddatum is. Het college heeft gesteld dat bij de gemeente Vlissingen de datum op een besluit pas wordt geplaatst bij de postregistratie voor verzending van stukken en dat de op het besluit aangebrachte datum zowel de datum van het stuk als de verzenddatum is. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet zo is. Derhalve is het besluit op 14 januari 2008 op de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Gelet op artikel 6:8 van de Awb is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen dat besluit op 15 januari 2008 aangevangen. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb liep deze termijn tot en met 25 februari 2008. Het bezwaarschrift is op 5 maart 2008 ingediend. Het college heeft terecht gesteld dat het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn is ingediend.
2.5. Dat neemt niet weg dat het door [appellante] gestelde ertoe noopt te onderzoeken of het college deze termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 van de Awb terecht niet verschoonbaar heeft geacht. De Afdeling overweegt als volgt.
Het college heeft in het huis-aan-huisblad "De Faam" van 23 januari 2008 en via de internetsite van de gemeente in de rubriek "Bekendmakingen" vermeld dat het besloten heeft akkoord te gaan met een van CdMR ontvangen melding als bedoeld in artikel 8:19 van de Wet milieubeheer. Daarbij heeft het college tevens vermeld: "De melding het besluit en de bijbehorende stukken liggen van 24 januari tot en met 06 maart 2008 ter inzage in het stadhuis, Paul Krugerstraat 1. (…) Tegen ons besluit kan iedere belanghebbende, binnen zes weken na de datum van bekendmaking van de beschikking, schriftelijk bezwaar aantekenen op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet milieubeheer."
Deze mededeling in de rubriek Bekendmaking wekt door haar bewoordingen de indruk dat de bezwaartermijn liep van 24 januari 2008 tot en met 6 maart 2008. Het was, zoals ter zitting is gebleken, ook de bedoeling van het college om duidelijk te maken dat de bezwaartermijn liep van 24 januari 2008 tot en met 6 maart 2008. Voorts heeft [appellante] terecht gesteld dat, zoals hierboven reeds is overwogen, uit het besluit van 14 januari 2008 niet kon worden afgeleid dat de daarop vermelde datum niet alleen de datum is waarop het besluit is genomen, maar ook de datum waarop het is verzonden.
Gelet op het voorgaande heeft het college de termijnoverschrijding ten onrechte niet op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar geacht. Anders dan het college stelt, maakt noch de omstandigheid dat [appellante] wordt bijgestaan door een advocaat, noch de omstandigheid dat [appellante] voor het verstrijken van de bezwaartermijn kennis had kunnen nemen van het besluit, dit anders.
2.6. Het beroep is gegrond. Het besluit van 14 oktober 2008 komt voor vernietiging in aanmerking. Hetgeen [appellante] overigens heeft aangevoerd, behoeft gelet hierop geen bespreking.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen van 14 oktober 2008, kenmerk 278616;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Hamond
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009
446-590.