
Jurisprudentie
BJ4623
Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808454/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808454/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 19 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) aan [appellante] (hierna: de maatschap) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen en verkleinen van de woning en het vergroten van de praktijkruimte op het perceel [locatie] te Venlo.
Uitspraak
200808454/1/H1.
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Venlo, waarvan de maten zijn [maat a en b], beiden wonend te Venlo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 15 oktober 2008 in zaak nr. 08/735 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) aan [appellante] (hierna: de maatschap) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen en verkleinen van de woning en het vergroten van de praktijkruimte op het perceel [locatie] te Venlo.
Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college het door [omwonenden] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 15 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door de maatschap daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de maatschap bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben omwonenden een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2009, waar de maatschap, vertegenwoordigd door mr. S. Smeets, advocaat te Venlo, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn daar omwonenden, vertegenwoordigd door mr. T.A.M. van Oosterhout, advocaat te Maastricht, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat voor het bouwplan uitsluitend bouwvergunning kan worden verleend, indien daarvoor met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling wordt verleend van het geldende bestemmingsplan.
2.2. De maatschap betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren vrijstelling voor het bouwplan te verlenen. Daartoe voert zij aan dat het bouwplan de woonfunctie niet in overwegende mate aantast, zodat wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid.
2.3. Het college heeft op 7 maart 2006 de "Beleidslijn vrijstellingen woongebieden" vastgesteld (hierna: de Beleidslijn). De Beleidslijn wordt door het college gehanteerd voor het verlenen dan wel weigeren van vrijstelling van het geldend bestemmingsplan op grond van artikel 19 van de WRO.
In de Beleidslijn is bepaald dat voor het gebruik van woningen en daarbij behorende gronden en bouwwerken voor het in combinatie met het wonen uitoefenen van een huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, vrijstelling wordt verleend indien, voor zover thans van belang:
• de woonfunctie overwegend behouden blijft;
• de beroeps- en/of bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, met een maximum van 50 m2;
• de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.
2.3.1. Vaststaat dat de aangevraagde vloeroppervlakte ten behoeve van de praktijkruimte het in de Beleidslijn genoemde maximum van 50 m2 overschrijdt. Daargelaten of deze vloeroppervlakte meer of minder dan 40% bedraagt van de totale vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, dan wel van de vloeroppervlakte van de begane grond van die gebouwen, volgt uit de overschrijding van het maximum van 50 m2 reeds dat de woonfunctie niet in overwegende mate behouden blijft. Omdat de tot maximaal 50 m2 beperkte oppervlakte in de Beleidslijn uitdrukkelijk als een van de voorwaarden voor het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19 van de WRO is opgenomen en hieraan niet wordt voldaan, heeft het college reeds hierom in redelijkheid kunnen weigeren medewerking te verlenen aan het bouwplan. Door de maatschap zijn geen zodanig bijzondere omstandigheden aangevoerd, dat het college in dit geval van de Beleidslijn had moeten afwijken. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor een ander oordeel. Gelet hierop behoeft hetgeen de maatschap overigens, onder meer met betrekking tot het parkeren, heeft aangevoerd geen bespreking.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009
392.