
Jurisprudentie
BJ4608
Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900417/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900417/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een garage met tuinkamer op het perceel [locatie] te Vught (hierna: het perceel).
Uitspraak
200900417/1/H1.
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Vught,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 december 2008 in zaak nr. 08/1961 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vught.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een garage met tuinkamer op het perceel [locatie] te Vught (hierna: het perceel).
Bij besluit van 22 april 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2008, verzonden op 15 december 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 13 februari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. F.C.J.J. Jessen, advocaat te 's-Hertogenbosch, vergezeld van C.M.P.D. Verkoelen, architect, alsmede het college, vertegenwoordigd door D.N. Bastin, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De garage met tuinkamer heeft een oppervlakte van 107 m² en een nokhoogte van 5,72 m.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Loonsebaan oost 1976" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "Woningen in klasse B" en "Tuinen en erven".
Ingevolge de aanhef van artikel 3 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de kaart van het bestemmingsplan als "Woningen in klasse B" aangewezen gronden bestemd voor vrijstaande woningen (eengezinshuizen) en vrijstaande bijgebouwen bij die woningen.
Ingevolge lid A onder 2 mogen op de als zodanig bestemde gronden, voor zover thans van belang, uitsluitend vrijstaande bijgebouwen bij woningen worden gebouwd, mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 9, lid A, onder 3.
Ingevolge de aanhef van artikel 9, voor zover thans van belang, mogen de op de kaart van bestemmingsplan als "Tuinen en erven" aangewezen gronden worden benut voor de bouw van aanbouwen aan en bijgebouwen bij woningen.
Ingevolge lid A, onder 3 en onder a, voor zover thans van belang, mag het grondoppervlak van vrijstaande bijgebouwen bij een woning niet meer bedragen dan 50 m².
2.3. De garage met tuinkamer is in strijd met artikel 9, lid A, onder 3 en onder a, van de planvoorschriften. Om dit bouwwerk te legaliseren is derhalve vrijstelling van het bestemmingsplan noodzakelijk.
2.4. Het college heeft het verzoek om vrijstelling beoordeeld aan de hand van de beleidsregels "Bouwen binnen grenzen", die op 4 maart 2008 door het college zijn vastgesteld en op 20 maart 2008 in werking zijn getreden.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder b, van deze beleidsregels komt voor de toepassing van de beleidsregels in aanmerking een uitbreiding van of een bijbouw van een woongebouw binnen de bebouwde kom mits de uitbreiding of de bijbouw een maximale goothoogte heeft van 3,25 meter en een maximale absolute hoogte heeft van 5 meter gemeten vanaf peil.
Ingevolge artikel 1 van de beleidsregels wordt onder "Bijbouw" mede begrepen een vrijstaand bijgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van de beleidsregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels (ook ten nadele van de aanvrager) als de aanvraag niet past in een geldend bestemmingsplan, maar wel past binnen een (voor-)ontwerpbestemmingsplan vanaf het moment dat het (voor-)ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht voor inspraak.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren voor de garage met tuinkamer vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. Hij stelt in dit verband dat het college in een vergelijkbaar geval wel vrijstelling heeft verleend. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij in zijn hoger beroepschrift een voorbeeld genoemd.
2.5.1. Het betoog faalt. Aan het besluit op bezwaar van 22 april 2008 ligt ten grondslag dat de garage met tuinkamer niet in overeenstemming is met het vrijstellingenbeleid "Bouwen binnen grenzen" en het ten tijde van dit besluit reeds vastgestelde bestemmingsplan "Villapark Loonsebaan", omdat de hierin opgenomen maximale nokhoogte wordt overschreden.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder 2, van de voorschriften van dit bestemmingsplan wordt de hoogte van een bouwwerk gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk als schoorstenen, lichtkoepels, antennes, niet meegerekend. Ingevolge artikel 7, achtste lid, mag de nokhoogte van bijbouwen 5 meter bedragen. Ingevolge artikel 20, aanhef en onder b, van dit bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van de bepalingen van het plan ten aanzien van het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daar geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheid in deze voorschriften is opgenomen en mits deze niet meer dan 10% veranderen.
Het bouwplan overschrijdt de in artikel 3 van de beleidsregels genoemde hoogte, zodat op grond van artikel 5 van de beleidsregels alleen vrijstelling kan worden verleend indien het bouwplan zou passen in het bestemmingsplan "Villapark Loonsebaan". Op grond van de voorschriften van dit plan zou na verlening van een binnenplanse vrijstelling een bijgebouw met een hoogte van maximaal 5,50 meter zijn toegestaan. Het bouwplan overschrijdt deze hoogte.
Het door [appellant] aangehaalde voorbeeld in zijn omgeving, te weten het oprichten van een aangebouwd bijgebouw op het perceel Koepelweg 15, betreft geen zodanig met het onderhavige bouwwerk vergelijkbaar geval, dat terecht een beroep op het gelijkheidsbeginsel zou kunnen worden gedaan. Dit bouwwerk heeft een nokhoogte van 5,40 m. Het college heeft zich voorts, mede gelet op de ter zitting getoonde foto van het bouwwerk, terecht op het standpunt gesteld dat het gevelelement van dit bijgebouw voor het bepalen van de hoogte niet behoeft te worden meegeteld, omdat dit kan worden aangemerkt als ondergeschikt bouwdeel.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer Ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009
17-593.