
Jurisprudentie
BJ4596
Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807122/1/M2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807122/1/M2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 13 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatiemaatschappij Omnisportcentrum Apeldoorn B.V. (hierna: de Exploitatiemaatschappij) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een wieler- en atletiekhal en topsporthal aan De Voorwaarts 55 te Apeldoorn. Dit besluit is op 14 augustus 2008 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200807122/1/M2.
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Apeldoorns Congres- en Evenementencentrum B.V., gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exploitatiemaatschappij Omnisportcentrum Apeldoorn B.V. (hierna: de Exploitatiemaatschappij) een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een wieler- en atletiekhal en topsporthal aan De Voorwaarts 55 te Apeldoorn. Dit besluit is op 14 augustus 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Apeldoorns Congres- en Evenementencentrum B.V. (hierna: het Congres- en Evenementencentrum) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 oktober 2008, heeft het Congres- en Evenementencentrum de gronden van haar beroep aangevuld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2009, waar het college, vertegenwoordigd door M. Bomhof, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is de Exploitatiemaatschappij, vertegenwoordigd door R.C. Bom en bijgestaan door mr. M.G.J. Maas-Cooymans, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de beroepsgronden van het Congres- en Evenementencentrum inzake de handhaafbaarheid van de vergunde openingstijden en de onduidelijkheid omtrent de vergunde activiteiten niet als zienswijzen naar voren zijn gebracht en derhalve niet-ontvankelijk zijn.
2.1.1. Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Niet in geschil is dat het Congres- en Evenementencentrum is aan te merken als belanghebbende.
Het Congres- en Evenementencentrum heeft zienswijzen naar voren gebracht met betrekking tot de openingstijden van het Omnisportcentrum en de vergunde activiteiten van het Omnisportcentrum. Anders dan het college stelt, bestaat dan ook geen grond het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2. Het Congres- en Evenementencentrum voert aan dat vanuit de door haar geëxploiteerde nabijgelegen Americahal allerlei activiteiten worden georganiseerd die door het college niet zijn meegenomen bij de beoordeling van de aanvraag om revisievergunning. Volgens het Congres- en Evenementencentrum ontstaat hierdoor parkeerdruk en een op voorhand niet in te schatten hoeveelheid bezoekers.
2.2.1. De Afdeling overweegt dat in het systeem van de Wet milieubeheer als uitgangspunt geldt dat wordt beslist op een aanvraag zoals deze is ingediend. Ter beoordeling staat uitsluitend de vraag of de aangevraagde activiteiten aanvaardbaar worden geacht in relatie tot de bescherming van het milieu. In het bestreden besluit wordt uitdrukkelijk ingegaan op het verwachte aantal bezoekers en de gevolgen daarvan voor de parkeerdruk en de vervoersbewegingen. In hetgeen het Congres- en Evenementencentrum heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college bij de gevolgen van de vergunningverlening onvoldoende rekening heeft gehouden met de door het Evenementen- en Congrescentrum genoemde aspecten. De beroepsgrond faalt.
2.3. Het Congres- en Evenementencentrum voert aan dat het college de krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning voor het Omnisportcentrum had moeten weigeren wegens strijd met het bestemmingsplan.
2.3.1. Artikel 8.9 van de Wet milieubeheer bepaalt, voor zover hier van belang, dat het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag er zorg voor draagt dat geen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de inrichting gelden bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening.
Ingevolge artikel 8.10, eerste lid, kan de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd.
Ingevolge artikel 8.10, tweede lid, onder c, moet de vergunning worden geweigerd indien door verlening daarvan strijd zou ontstaan met regels als bedoeld in artikel 8.9.
Artikel 8.10, derde lid, bepaalt, voor zover hier van belang, dat in afwijking van het eerste lid de vergunning tevens kan worden geweigerd ingeval door verlening van de vergunning strijd zou ontstaan met een bestemmingsplan.
2.3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 mei 2009 in zaak nr. 200806366/1) brengt een redelijke wetsuitleg mee dat artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer moet worden beschouwd als een uitzondering op de algemene regels van artikel 8.10, tweede lid, samen met artikel 8.9. De betrokken bepalingen moeten aldus worden gelezen, dat in de gevallen waarop artikel 8.10, derde lid, betrekking heeft geen plicht maar een bevoegdheid bestaat om de gevraagde milieuvergunning te weigeren.
Uit het bestreden besluit blijkt dat het college voornemens is om de aangevraagde activiteiten van de inrichting planologisch in te passen in een nieuw bestemmingsplan voor het gebied 'De Voorwaarts', zodat er in de toekomst geen strijd meer met het bestemmingsplan zal zijn. Er is geen grond voor het oordeel dat het college met deze motivering niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de vergunning niet krachtens artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer geweigerd behoefde te worden. De beroepsgrond faalt.
2.4. Het Congres- en Evenementencentrum voert aan dat niet duidelijk is welke activiteiten op grond van de vergunning kunnen plaatsvinden in het Omnisportcentrum.
2.4.1. In de aanvraag om revisievergunning, die onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, is in tabel 3.2 een beschrijving van de representatieve en de incidentele bedrijfssituatie van het Omnisportcentrum opgenomen. In tabel 3.2 is vermeld dat de volgende activiteiten tot de representatieve bedrijfssituatie behoren:
- dagelijkse trainingsdagen
- 25 maal per jaar een wedstrijddag van Piet Zoomers Dynamo
- 35 maal per jaar een overige wedstrijddag
- dagelijks bewegingsonderwijs
- 25 maal per jaar sportevenementen
- 15 maal per jaar overige evenementen zonder muziekkarakter zoals theater en beurzen
- 5 maal per jaar overige evenementen met een muziekkarakter
- 15 maal per jaar exploitatie van het middengebied voor maximaal 400 personen.
Daarbij is tevens het aantal bezoekers per activiteit, bestaande uit sporters en publiek, vermeld.
Voorts is in tabel 3.2 vermeld dat tot de incidentele bedrijfssituatie behoort: 12 maal per jaar overige evenementen met een muziekkarakter tot een maximaal binnengeluidniveau van 98 dB(A). In deze beschrijving is derhalve duidelijk aangegeven welke activiteiten worden aangevraagd in zowel de representatieve als in de incidentele bedrijfssituatie. Bij het bestreden besluit heeft het college deze activiteiten overeenkomstig de aanvraag vergund. Gelet hierop komt de Afdeling tot het oordeel dat, wat betreft de verschillende activiteiten in het Omnisportcentrum, voldoende duidelijk is wat is aangevraagd en wat is vergund. De beroepsgrond faalt.
2.5. Het Congres- en Evenementencentrum voert aan dat met de vergunde openingstijden van het Omnisportcentrum een situatie wordt gecreëerd die nauwelijks meer handhaafbaar is.
2.5.1. In de aanvraag om revisievergunning is vermeld dat het Omnisportcentrum dagelijks van 8:00 uur tot 23:00 uur is geopend, incidentele situaties waarvoor ontheffing dient te worden gevraagd daarbij buiten beschouwing gelaten. De genoemde openingstijden voor het Omnisportcentrum zijn ook als zodanig vergund. Het bestreden besluit is derhalve, wat betreft het aspect van de openingstijden voldoende duidelijk en handhaafbaar. Ter zitting heeft de Exploitatiemaatschappij in dit verband verklaard dat de bedrijfsvoering op de openingstijden is ingericht en dat (muziek)evenementen op een zodanig tijdstip eindigen dat, rekening houdend met de uitloop van bezoekers, de sluitingstijd van 23:00 uur niet wordt overschreden. De beroepsgrond faalt.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Taal
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009
325-570.