Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4564

Datum uitspraak2009-07-05
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers186146
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Kernpunt van het geschil tussen partijen is de vraag of er aan de zijde van gedaagden een verplichting bestaat om aan de fiscus dividendbelasting van € 125.000,-- te betalen wegens aan eiser in 2006 uitgekeerd dividend. Bij de beantwoording van die vraag geldt de vaststellingsovereenkomst tussen partijen als uitgangspunt.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 186146 / KG ZA 09-400 Vonnis in kort geding van 16 juli 2009 in de zaak van [eisers] eisers in conventie, verweerders in reconventie, advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KASSING INTERNATIONAL TICKET & TRAVEL SERVICES B.V, gevestigd te Bunnik, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HUSKI REIZEN B.V., gevestigd te Houten, gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie, advocaat mr. C. Beijer te Utrecht. Partijen zullen hierna (in enkelvoud) [eisers]., respectievelijk [gedaagden] (gezamenlijk ook wel - in enkelvoud - [gedaagde sub 1]) genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding en de daarbij behorende producties - de door [gedaagde sub 1] overgelegde producties - de mondelinge behandeling - de wijziging van eis - de pleitnota van [gedaagde sub 1] - de eis in reconventie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 28 september 2006 hebben [eiser in conventie] namens [eisers]. en [betrokkene] namens [gedaagde sub 1] een koopovereenkomst (hierna de overeenkomst te noemen) gesloten waarbij [eisers]. de door hem gehouden aandelen in de onderneming Huski Reizen B.V. (Huski) heeft verkocht aan Kassing. De koopprijs bedroeg € 1.710.000,--. Voor zover nodig wordt verder in dit vonnis naar die overeenkomst verwezen. De levering van de aandelen heeft plaats gehad op 29 september 2006. 2.2. Tussen partijen zijn geschillen gerezen voortvloeiende uit de overeenkomst. In dat kader heeft [gedaagde sub 1] een bodemprocedure tegen [eisers]. aanhangig gemaakt bij deze rechtbank (onder rolnummer 179581/HA ZA 09-58) en ter verzekering van de door hem op [eisers]. gepretendeerde vorderingen - na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank - op 18 november 2008 ten laste van [eisers]. de volgende conservatoire beslagen laten leggen: - conservatoir derdenbeslag onder de ING Bank te Amsterdam - conservatoir derdenbeslag onder de naamloze vennootschap Theodoor Gilissen Bankiers N.V. te Amsterdam - conservatoir derdenbeslag onder de besloten vennootschap Savas Seating B.V. te Zaltbommel - conservatoir beslag op de volgende aan [eiser in conventie] in eigendom toebehorende onroerende zaken: - te V[adres] met kadastrale aanduiding H nr. 1994, - te [adres] met kadastrale aanduiding K nr. 1401 en op een vijftal onroerende zaken te Varik aan de Waalbandijk met kadastrale aanduiding E. nrs. 489, 629, 630, 631 en 878. 2.3. Op 11 mei 2009 is in het kader van voormelde bodemprocedure een comparitie van partijen gehouden. Partijen hebben daarbij tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij ter beëindiging van hun geschil en van die procedure (onder meer) het volgende zijn overeengekomen: 1. Partij [eiser in conventie] zal aan partij [gedaagde sub 1] International Ticket & Travel Services (KITTS) een bedrag betalen van € 61.820, 00 (zegge: eenenzestigduizend achthonderdtwintig euro). 2. Dit bedrag zal worden betaald onder de volgende voorwaarden: - dat partij [eisers] van partij KITTS of partij Huski het bewijs ontvangt dat de dividendbelasting 2006 is betaald; - dat partij [eisers] heeft geverifieerd dat de beëindiging van de door [eisers] gestelde bankgarantie ten behoeve van de SGR onherroepelijk is. 3. Als aan bovenstaande voorwaarden is voldaan zal het onder 1 genoemde bedrag binnen vijf werkdagen worden overgemaakt op rekeningnummer 673800725 ten name van KITTS o.v.v. [eisers]. 4. Na ontvangst van het genoemde bedrag zullen alle door partijen KITTS en Huski gelegde beslagen onverwijld worden opgeheven. 5. Na betaling van genoemd bedrag en na opheffing van de gelegde beslagen verlenen alle partijen in deze procedure elkaar over en weer finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure van elkaar te vorderen hebben (…) (…) 7. Als aan bovenstaande voorwaarden en/of de betalingsverplichting en/of het opheffen van de beslagen niet wordt voldaan staat het vrij aan partijen om de procedure opnieuw aanhangig te maken en voort te zetten. De bevoegde rechter is dan de rechtbank Arnhem. (…)”. 2.4. Het onder 1 van de vaststellingsovereenkomst genoemde bedrag van € 61.820,-- is door [eisers]. overgemaakt naar de derdengeldrekening van het kantoor van zijn advocaat. De onder 2 van de vaststellingsovereenkomst genoemde bankgarantie ten behoeve van SGR is inmiddels beëindigd. Tot op heden heeft [eisers] geen bewijs van [gedaagde sub 1] ontvangen dat de dividendbelasting 2006 is betaald. De onder 2.2. genoemde beslagen zijn tot op heden niet opgeheven. 2.5. Op verzoek van [gedaagde sub 1] is voormelde bodemprocedure met inachtneming van het onder 7 van de vaststellingsovereenkomst bepaalde opnieuw op de rolzitting (van 15 juli 2009) geplaatst voor voortprocederen. 2.6. Op 1 juli 2009 is door de Belastingdienst Apeldoorn aan [eiser in conventie] een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2006 opgelegd van € 18.726,-- ter zake van in rekening gebrachte heffingsrente. 3. Het geschil in conventie 3.1. [eisers]. vordert - na wijziging van zijn oorspronkelijke vordering - samengevat nakoming door [gedaagde sub 1] van de onder 2.3. genoemde vaststellingsovereenkomst en meer in het bijzonder de opheffing van de onder 2.2. genoemde beslagen door [gedaagde sub 1] alsmede de hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] - op straffe van verbeurte van een dwangsom- tot betaling aan de fiscus van de dividendbelasting 2006 ad € 125.000,--, vermeerderd met (eventuele) fiscale verhogingen en vermeerderd met de onder 2.6. genoemde door de fiscus aan [eiser in conventie] in rekening gebrachte heffingsrente van € 18.726,--. 3.2. [gedaagde sub 1] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. Het geschil in reconventie 4.1. [gedaagde sub 1] vordert samengevat - [eisers]. te veroordelen tot afgifte binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis van het aandeelhoudersbesluit of een kopie daarvan dat ten grondslag ligt aan de door [eisers]. gestelde (dividend)betalingsverplichting van [gedaagde sub 1] alsmede de afgifte van het aangiftebiljet dat aan die verplichting ten grondslag ligt, zulks versterkt met een dwangsom. 4.2. [eisers]. voert verweer. Hij heeft in de eerste plaats bezwaar gemaakt tegen de toelating van de reconventionele vordering, omdat deze te laat is ingediend. Voorts heeft [eisers]. daartegen - kennelijk subsidiair - inhoudelijk verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5. De beoordeling in conventie 5.1. Kernpunt van het geschil tussen partijen is de vraag of er aan de zijde van [gedaagde sub 1] een verplichting bestaat om aan de fiscus dividendbelasting van € 125.000,-- te betalen wegens aan [eiser in conventie] in 2006 uitgekeerd dividend. Bij de beantwoording van die vraag geldt de onder 2.3. geciteerde vaststellingsovereenkomst tussen partijen als uitgangspunt. Daarin is (onder 2) onder meer als voorwaarde voor de betaling door [eiser in conventie] aan [gedaagde sub 1] opgenomen dat hij van [gedaagde sub 1] of Huski het bewijs ontvangt van de betaling van genoemde dividendbelasting. Hoewel dit niet met zoveel woorden in de vaststellingsovereenkomst staat vermeld, brengt een redelijke uitleg van die bepaling/ voorwaarde mee dat [gedaagde sub 1] en/of Huski, voor zover dit niet reeds gebeurd zou zijn, voor de betaling van de dividendbelasting zou(den) zorgen en daarna het bewijs van die betaling aan [eisers] zou(den) doen toekomen. De juistheid van die uitleg wordt gestaafd door de door [gedaagde sub 1] als productie 6 overgelegde, door de administrateur van Huski opgemaakte balans van Huski per 30 juni 2006 welke balans door partijen (kennelijk) als uitgangspunt is genomen bij de overname van Huski door [gedaagde sub 1]. Op pagina 19 van de toelichting op die balans is onder Hoofdstuk 13 (‘Overige reserves’) de post ‘dividend ten laste van overige reserves’ opgenomen voor een bedrag van € 500.000,-- en (op pagina 22) onder Hoofdstuk 22 (‘Crediteuren, Belastingen en premies sociale verzekeringen’) de post ‘Dividendbelasting’ voor een bedrag van € 125.000,--. 5.2. Het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de voorlopige conclusie dat partijen zowel bij het sluiten van de koopovereenkomst als ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst ervan zijn uitgegaan dat de onderhavige dividendbelasting door Huski en/of [gedaagde sub 1] aan de fiscus zou worden betaald. Dat geldt temeer nu [gedaagde sub 1] tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft verklaard dat hij destijds van de juistheid van de onder 5.1. genoemde cijfers is uitgegaan. Dat betekent dat [eisers]. nakoming kan vorderen van de vaststellingsovereenkomst, nu deze niet (zonder meer) een executoriale titel oplevert. De daartoe strekkende vordering van [eisers]. is daarom in voege als hierna te melden toewijsbaar. 5.3. De vordering tot betaling van de door de fiscus aan [eiser in conventie] in rekening gebrachte heffingsrente van € 18.726,-- is niet toewijsbaar. In de eerste plaats vloeit de verschuldigdheid van die heffingsrente door [gedaagde sub 1] niet rechtstreeks voort uit de vaststellingsovereenkomst. Daarnaast voldoet de vordering niet aan de criteria die gelden voor toewijzing van geldvorderingen in kort geding, nu de juistheid van deze vordering - tegenover de betwisting daarvan door/namens [gedaagde sub 1] - niet eenvoudig valt vast te stellen. In dit verband wordt het volgende overwogen. [eisers]. heeft ter staving van deze vordering als productie 6 een aanslagbiljet van de fiscus overgelegd, waarop de financiële cijfers grotendeels zwart zijn gemaakt. Enkel is blijven staan dat aan [eiser in conventie] een naheffing inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2006 is opgelegd voor een bedrag ad € 148.588,-- en dat een heffingsrente van € 18.726,-- bij hem in rekening wordt gebracht. Die naheffing is dus hoger dan het percentage van 25% dat als inkomstenbelasting in box 2 wegens aanmerkelijk belang over het aan [eiser in conventie] uitgekeerde dividend verschuldigd is. Dat betekent dat hoogstwaarschijnlijk niet het volledig in rekening gebrachte bedrag aan heffingsrente betrekking heeft op de inkomsten van [eiser in conventie] uit het aan hem uitgekeerde dividend. 5.4. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde sub 1] in de kosten van dit kort geding worden verwezen. De voorzieningenrechter ziet daarbij geen aanleiding om [eisers]. - zoals door hem verzocht - desgewenst toe te staan die kosten te compenseren met c.q. in mindering te brengen op het bedrag van de door [eisers]. te verrichten, in het dictum onder 7.3. te noemen betaling. De aan de zijde van [eisers]. gevallen kosten worden tot op heden begroot op: - kosten dagvaarding € 85,98 - vast recht 262,-- - salaris advocaat 816, ====== Totaal € 1.163,98. 6. De beoordeling in reconventie 6.1. De vordering wordt toegelaten, nu deze met inachtneming van de in het ‘landelijk procesreglement voor kort gedingen bij de rechtbanken’ gestelde termijn van (uiterlijk) 24 uur vóór de terechtzitting is ingesteld en de aard en de omvang van de vordering niet zodanig exceptioneel zijn dat het instellen van die vordering in strijd met een goede procesorde moet worden geacht c.q. dat [eisers]. daardoor in zijn verdediging is geschaad. 6.2. Ter zitting heeft [eisers]. niet althans onvoldoende weersproken gesteld dat het besluit tot toekenning aan [eiser in conventie] van het onderhavige dividend door [eiser in conventie] zelf als enig aandeelhouder van Huski buiten de Algemene vergadering van aandeelhouders om is genomen en dat daarvan geen schriftelijk stuk is opgemaakt. Wat er ook zij van de geldigheid van dat besluit (partijen verschillen daarover van mening), nu een schriftelijk stuk daaromtrent ontbreekt, kan [eisers]. niet aan de gevorderde afgifte voldoen, ook in de toekomst niet, omdat [eisers]. immers geen aandeelhouder van Huski meer is. De vordering moet daarom worden afgewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde afgifte van het aangiftebiljet ter zake van het aan [eiser in conventie] uitgekeerde dividend. Ter zitting heeft [eisers]. aangevoerd dat hij niet in het bezit is of is geweest van dat aangiftebiljet, omdat tussen partijen was afgesproken dat [gedaagde sub 1] voor de aangifte zou zorgen. De juistheid van deze - door [gedaagde sub 1] betwiste - stelling komt in het licht van het onder 5.1. en 5.2. overwogene alleszins aannemelijk voor. 6.3. Bij het voorgaande verdient nog aandacht dat [gedaagde sub 1] ook geen belang heeft bij zijn vordering, omdat hij het ontbreken van het aandeelhoudersbesluit zelf kan herstellen door de uitkering van het dividend en de daarover verschuldigde dividendbelasting alsnog in de definitieve jaarcijfers van Huski te verwerken en daarvan alsnog aangifte bij de fiscus te doen. 6.4. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde sub 1] in de kosten van dit kort geding worden verwezen. De aan de zijde van [eisers]. gevallen kosten worden tot op heden begroot op € 408,-- wegens salaris advocaat. 7. De beslissing De voorzieningenrechter in conventie 7.1. veroordeelt Huski en [gedaagde sub 1] hoofdelijk, in die zin dat indien een van hen heeft gepresteerd, de ander daarvan zal zijn bevrijd, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis bij de fiscus aangifte te doen van de door hen verschuldigde dividendbelasting over 2006 wegens aan [eiser in conventie] in dat jaar uitgekeerd dividend, en vervolgens aan de daaruit voortvloeiende betalingsplicht (inclusief de eventuele door de fiscus opgelegde c.q. nog op te leggen fiscale verhogingen/aanslagen) binnen de daarvoor door de fiscus gestelde termijn te voldoen en hierna onverwijld bewijs van die betaling aan [eisers] toe te sturen, 7.2. bepaalt dat [eisers]. aan [gedaagde sub 1] een bedrag van € 61.820,-- zal betalen binnen twee dagen na ontvangst van het onder 7.1. bedoelde bewijs van betaling, 7.3. veroordeelt [gedaagde sub 1] om de onder 2.2. genoemde beslagen op te heffen binnen twee dagen nadat [gedaagde sub 1] het onder 7.2. genoemde bedrag heeft ontvangen, 7.4. veroordeelt Huski en [gedaagde sub 1] hoofdelijk, in die zin dat indien een van hen betaalt/ presteert, de ander daarvan zal zijn bevrijd, om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) in gebreke mochten blijven aan bovenstaande veroordeling sub 7.1. en/of 7.3. te voldoen, aan [eisers]. een dwangsom te betalen van (telkens) € 2.500,-- per dag, echter met een maximum van in totaal € 250.000,--, 7.5. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers]. bepaald op in totaal € 1.163,98, 7.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 7.7. weigert het anders of meer gevorderde, in reconventie 7.8. weigert de gevorderde voorzieningen, 7.9. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers]. bepaald op in totaal € 408,--. Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters op 16 juli 2009.