Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4560

Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/8172 WIVD
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank overweegt dat het bepaalde in artikel 53, eerste lid, van de Wiv 2002 dwingend in de weg staat aan de inwilliging van het verzoek van eiser om kennisneming van het verslag van het gesprek dat hij stelt te hebben gehad met medewerkers van de AIVD. Onder persoonsgegevens als bedoeld in die bepaling moeten niet alleen worden verstaan: de bij de AIVD ten aanzien van de betreffende aanvrager aanwezige gegevens maar ook de door de betreffende aanvrager naar zijn zeggen aan de AIVD verstrekte gegevens. Gelet op het bepaalde in artikel 53, tweede lid, van de Wiv 2002 heeft verweerder in het bestreden besluit in dit verband de vraag of er ten aanzien van eiser al dan niet actuele persoonsgegevens voorhanden zijn terecht onbeantwoord gelaten. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Afdeling 3, meervoudige kamer Reg.nr.: AWB 08/8172 WIVD UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen de korpsbeheerder van de politieregio Zeeland, eiser, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder, gemachtigde mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag. I PROCESVERLOOP Bij brief van 17 juni 2008 heeft eiser verzocht om toezending van de schriftelijke weergave van een verklaring die hij op 29 februari 2008 aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) stelt te hebben afgelegd inzake een veiligheidsonderzoek. Bij besluit van 10 juli 2008 heeft verweerder afwijzend op dit verzoek beslist. Tegen dit besluit heeft eiser een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij besluit van 30 september 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 31 oktober 2008 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft ter zake van enkele op de zaak betrekking hebbende stukken met een beroep op artikel 87 van de Wet op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) juncto artikel 8:29, eerste lid, van de Awb, medegedeeld dat uitsluitend de rechtbank van deze stukken kennis mag nemen. Eiser heeft bij brief van 1 april 2009 de rechtbank toestemming gegeven om mede op basis van die stukken uitspraak te doen. De zaak is op 24 juni 2009 ter zitting behandeld. Mr. [korpsbeheerder], korpsbeheerder, is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. II OVERWEGINGEN 1 Verweerder heeft het verzoek van eiser aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 47 van de Wiv 2002. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat over de aan- of afwezigheid van gegevens geen enkele mededeling wordt gedaan. In dit verband heeft verweerder mede verwezen naar de parlementaire behandeling van de Wiv 2002 (Tweede Kamer, 1997-1998, 25877, nr. 3, p. 68 en 69). 2 Eiser heeft in beroep -samengevat- het volgende aangevoerd. Verweerder heeft zijn verzoek ten onrechte opgevat als een verzoek om actuele gegevens als bedoeld in de Wiv 2002. Hij wil uitsluitend verifiëren of zijn verklaring juist is weergegeven. Hij is als korpsbeheerder gehoord door een medewerker van de AIVD op 29 februari 2008 inzake het veiligheidsonderzoek betreffende de korpschef. De medewerker van de AIVD stelde de verklaring van eiser ter plaatse niet op schrift. Het is hem niet duidelijk of dit later wel gebeurd is. Hij betwijfelt of zijn verklaring correct is weergegeven. Het is een algemeen geldend uitgangspunt dat een referent zijn verklaring kan controleren. Het uitsluitend teruglezen van zijn eigen verklaring geeft geen enkel inzicht in bronnen, werkwijze noch kennisniveau. De vereiste geheimhouding ten aanzien van de AIVD komt op geen enkele wijze in het geding. Veiligheidsonderzoeken kunnen zwaarwegende gevolgen hebben voor de betrokken functionaris. Daarom is terughoudendheid vereist bij het gebruik van de bevoegdheden van de AIVD. Geheimhouding mag alleen worden betracht als daartoe dringende redenen zijn. Verweerder heeft de geheimhouding niet gemotiveerd. 3 Verweerder heeft het verzoek van eiser naar het oordeel van de rechtbank terecht aangemerkt als een aanvraag op grond van artikel 47 van de Wiv 2002. Zoals verweerder in het verweerschrift heeft gesteld vloeit uit artikel 15 en artikel 85 e.v. van de Wiv 2002 voort dat alle onder de AIVD berustende informatie geheim is. Ingevolge artikel 85, eerste lid, Wiv 2002 is het verstrekken van deze informatie slechts mogelijk als er een wettelijke verplichting tot bekendmaking bestaat. Aangezien de Wiv 2002 is aan te merken als een bijzondere openbaarmakingsregeling, biedt de Wet openbaarheid van bestuur geen grondslag voor het verstrekken van onder de AIVD berustende informatie. 4 Ter beoordeling staat derhalve of verweerder terecht het standpunt heeft gehandhaafd dat de bepalingen van de Wiv 2002 in de weg staan aan inwilliging van eisers verzoek. 5 Op grond van artikel 15 van de Wiv 2002 dragen de hoofden van de diensten zorg voor: a. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende gegevens; b. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende bronnen waaruit gegevens afkomstig zijn; c. de veiligheid van de personen met wier medewerking gegevens worden verzameld. Ingevolge artikel 45 van de Wiv 2002 kan, onverminderd de kennisneming van op grond van paragraaf 3.3 verstrekte gegevens, van de gegevens verwerkt door of ten behoeve van een dienst slechts kennis worden genomen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Wiv 2002 deelt onze betrokken Minister een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of en, zo ja, welke hem betreffende persoonsgegevens door of ten behoeve van een dienst zijn verwerkt. Onze betrokken Minister kan zijn besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager. Op grond van artikel 51, eerste lid, van de Wiv 2002 deelt onze betrokken Minister een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of kennis kan worden genomen van andere dan persoonsgegevens betreffende de in de aanvraag vermelde bestuurlijke aangelegenheid. Onze betrokken Minister kan zijn besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager. In artikel 53, eerste lid, van de Wiv 2002 is bepaald dat een aanvraag als bedoeld in artikel 47 in ieder geval wordt afgewezen, indien: a. betreffende de aanvrager in het kader van enig onderzoek gegevens zijn verwerkt, tenzij: 1°. de desbetreffende gegevens meer dan 5 jaar geleden zijn verwerkt, 2°. met betrekking tot de aanvrager sindsdien geen nieuwe gegevens zijn verwerkt in verband met het onderzoek in het kader waarvan de desbetreffende gegevens zijn verwerkt, en 3°. de desbetreffende gegevens niet relevant zijn voor enig lopend onderzoek; b. betreffende de aanvrager geen gegevens zijn verwerkt. Op grond van artikel 53, tweede lid, van de Wiv 2002 wordt, indien een aanvraag ingevolge het eerste lid wordt afgewezen, bij de motivering van de afwijzing slechts in algemene termen gewezen op alle aldaar vermelde gronden voor de afwijzing. 6 Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wiv (Tweede Kamer, 1997-1998, 25877, nr. 3, paragraaf 4.4.) blijkt dat door de wetgever aan de in artikel 53 van de Wiv 2002 neergelegde weigeringsgronden het uitgangspunt ten grondslag is gelegd dat de AIVD zijn wettelijke taak uitsluitend binnen een zekere mate van geheimhouding effectief kan uitvoeren, waarbij drie criteria een rol spelen: de AIVD moet zijn bronnen, zijn werkwijze (‘modus operandi’) en zijn actuele kennisniveau geheim kunnen houden. Het betreft hier kritische ondergrenzen die als vertaling kunnen worden gezien van het zogenaamde ‘jeopardize’-criterium uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat criterium houdt in dat de lange-termijndoeleinden die oorspronkelijk tot het onderzoek leidden niet in gevaar mogen komen. Worden die kritische ondergrenzen overschreden dan gaat dit ten koste van het goed functioneren van de AIVD en daarmee ten koste van de veiligheid van de staat ter bescherming waarvan de AIVD in het leven is geroepen. De rechtbank overweegt dat het bepaalde in artikel 53, eerste lid, van de Wiv 2002 dwingend in de weg staat aan de inwilliging van het verzoek van eiser om kennisneming van het verslag van het gesprek dat hij stelt te hebben gehad met medewerkers van de AIVD. Onder persoonsgegevens als bedoeld in die bepaling moeten niet alleen worden verstaan: de bij de AIVD ten aanzien van de betreffende aanvrager aanwezige gegevens maar ook de door de betreffende aanvrager naar zijn zeggen aan de AIVD verstrekte gegevens. Gelet op het bepaalde in artikel 53, tweede lid, van de Wiv 2002 heeft verweerder in het bestreden besluit in dit verband de vraag of er ten aanzien van eiser al dan niet actuele persoonsgegevens voorhanden zijn terecht onbeantwoord gelaten. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek. 7 Het beroep is ongegrond. 8 Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III BESLISSING De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. G.P. Kleijn, mr. C.C. de Rijke-Maas en mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. de Graaf. Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009. RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.