Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4545

Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers991951 DX EXPL 08-2509
Statusgepubliceerd


Indicatie

effectenlease; artikel 1:88 BW; verjaring; waardering getuigenbewijs; en/of-rekening


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Zaak- en rolnummer: 991951 DX EXPL 08-2509 Vonnis van 12 augustus 2009 F.no.: 596 Vonnis van de kantonrechter i n z a k e [eiseres] nader te noemen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde: mr. N.G. Cornelissen, t e g e n de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., nader te noemen Dexia, gevestigd te Amsterdam, gedaagde, gemachtigde: dw. P. Swier. Het verdere verloop van de procedure Bij tussenvonnis van 11 maart 2009 is een comparitie na antwoord bepaald die heeft plaatsgehad op 6 april 2009. Ter comparitie zijn verschenen [eiseres] in persoon, vergezeld van haar echtgenoot [echtgenoot eiseres] (hierna: [echtgenoot eiseres]) en bijgestaan door haar gemachtigde mr. N.G. Cornelissen en van de zijde van Dexia de heer [vertegenwoordiger gedaagde], bijgestaan door mr. J.M.K.P. Cornegoor. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiseres] per faxbericht van 1 april 2009 aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de processtukken behoren. Ter comparitie is bepaald dat ingevolge het door Dexia gedane bewijsaanbod ter zake de verjaring van de vordering tot vernietiging ex artikel 1:88 jo artikel 1:89 BW, wordt overgegaan tot het horen van getuigen. Van hetgeen besproken is ter comparitie en van het getuigenverhoor is proces-verbaal opgemaakt. Bij faxbericht van 14 april 2009 heeft [eiseres] aangegeven afstand te doen van haar recht op een contra-enquête. Vervolgens zijn ingediend: - de conclusie na enquête van de zijde van Dexia, met productie; - de conclusie na enquête van de zijde van [eiseres]. Daarna is vonnis bepaald op heden. Gronden van de beslissing 1. Feiten Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio- Lease (hierna: Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen. 1.2. De echtgenoot van [eiseres], de heer [echtgenoot eiseres] (hierna: [echtgenoot eiseres]), heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: de lease-overeenkomst): Contractnr. Datum Naam van de overeenkomst Leasesom Looptijd [nr] 16.11.2000 WinstVerDriedubbelaar € 23.037,36 36 maanden 1.3. De uit hoofde van de lease-overeenkomst verschuldigde maandtermijnen zijn door [echtgenoot eiseres] bij vooruitbetaling en onder verrekening van 10% korting betaald. De betaling van het hiermee gemoeide bedrag van € 3.659,40 is verricht van een zogenaamde en/of-rekening die op naam van [echtgenoot eiseres] en [eiseres] stond. 1.4. [echtgenoot eiseres] en [eiseres] waren bij het aangaan van de lease-overeenkomst met elkaar gehuwd. [eiseres] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomst. 1.5. Op 17 november 2003, na het verloop van de overeengekomen looptijd, is de lease-overeenkomst geëindigd en heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [echtgenoot eiseres] nog een bedrag van € 13.683,99 verschuldigd was. Dit bedrag heeft [echtgenoot eiseres] niet aan Dexia betaald. 1.6. Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage). 1.7. Bij brief van 6 januari 2004 heeft de gemachtigde van [echtgenoot eiseres] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst en terugbetaling van de vooruitbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen. Middels een schrijven van 29 november 2004 heeft [eiseres] op dezelfde grondslag de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen. 2. De vordering 2.1. [eiseres] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Dexia te veroordelen tot betaling van € 3.675,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2001, een en ander met veroordeling van Dexia in de kosten van het geding. 2.2. [eiseres] legt – kort en zakelijk weergegeven – aan haar vordering ten grondslag dat [echtgenoot eiseres] voor het aangaan van de lease-overeenkomst ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW de schriftelijke toestemming behoefde van [eiseres]. Omdat [eiseres] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft zij de lease-overeenkomst bij brieven van 6 januari 2004 en 29 november 2004 rechtsgeldig vernietigd. Deze vernietiging heeft [eiseres] tijdig, te weten binnen 3 jaar na bekendheid met de lease-overeenkomst, verricht, nu zij eerst na ontvangst van de eindafrekening van 17 november 2003 door [echtgenoot eiseres] op de hoogte is gesteld van het bestaan van de lease-overeenkomst. Aldus – steeds – [eiseres]. 3. Het verweer 3.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiseres] en voert daartoe voor zover voor de beoordeling van belang – kort gezegd – het volgende aan. 3.2. Dexia stelt zich op het standpunt dat de brieven van 6 januari 2004 en 29 november 2004 geen vernietiging van de lease-overeenkomst tot gevolg heeft gehad. Eerstgenoemde brief is geschreven door de raadsman van [echtgenoot eiseres] en betwist wordt dat [eiseres] deze raadsman een volmacht had verleend om de lease-overeenkomst te vernietigen. De door [eiseres] verzonden brief van 29 november 2004 is nimmer door Dexia ontvangen. Slechts voor het geval er wel een rechtsgeldige vernietiging van de lease-overeenkomst heeft plaatsgehad, stelt Dexia zich op standpunt dat het beroep op artikel 1:88 lid 1 sub d jo 1:89 BW is verjaard. Volgens Dexia was [eiseres] in ieder geval reeds vanaf het aangaan van de lease-overeenkomst hiermee bekend. Dexia heeft daartoe gewezen op de gebruikelijke gang van zaken binnen de Nederlandse gezinsverhoudingen alsmede op de uit hoofde van de lease-overeenkomst verrichte vooruitbetaling vanaf een en/of-rekening die zowel op naam van [echtgenoot eiseres] als [eiseres] stond. 4. Beoordeling 4.1. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd. 4.2. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (zie HR 28 maart 2008, LJN: BC2837, meer in het bijzonder rov. 4.8.). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, heeft [eiseres] in beginsel de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid. 4.3. Dexia heeft een beroep gedaan op verjaring van het beroep op het bepaalde in artikel 1:88 BW. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). 4.4. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ter zake het beroep op verjaring. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia aangevoerd dat de uit hoofde van de lease-overeenkomst verrichte betalingen vanaf een en/of rekening zijn gedaan en [eiseres] dientengevolge op de hoogte was danwel kon zijn van het bestaan van de lease-overeenkomst. Voorts wijst Dexia erop dat het in de Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat overleg tussen echtelieden wordt gepleegd over het doen van investeringen van de aard en grootte van de onderhavige overeenkomsten. 4.5. De kantonrechter heeft Dexia hieromtrent in de gelegenheid gesteld op dit punt nader bewijs te verstrekken, waarvan Dexia gebruik heeft gemaakt middels het doen horen van [echtgenoot eiseres] en [eiseres]. In dit getuigenverhoor heeft [eiseres] het volgende verklaard omtrent het moment waarop zij kennis nam van het bestaan van de lease-overeenkomst: “Ik raakte van de overeenkomst op de hoogte in november 2003. Ik maakte een bankafschrift open van onze en/of-rekening en zag dat er iets was afgeschreven. Daarvoor wist ik niets van deze overeenkomst. (… …) Ik heb het bankafschrift opengemaakt en zag toen het bedrag dat was afgeschreven. Ik hoor u zeggen dat er maar één keer een betaling aan Dexia is gedaan, dat is gebeurd in november 2000. Ik kan dit niet verklaren. Ik kijk wel vaker in afschriften van de en/of-rekening. Wij hebben maar één rekening thuis.” [echtgenoot eiseres] heeft voorts als volgt verklaard: “Ik weet nog dat ik een aantal malen onder het eten ben gebeld, tenminste 4 à 5 keer, dat was toen nog door iemand van LegioLease. Ik weet zijn naam niet meer. Hij kwam met een prachtig voorstel. Ik zou meer rendement behalen dan ooit op een spaarrekening mogelijk was. Na het eerste telefoongesprek heb ik een VIP-brief van hen gekregen. Daarna hebben ze weer gebeld. Ze bleven hameren op het feit dat zij een hele mooie aanbieding deden. Uiteindelijk ben ik er op ingegaan. Ik heb mijn vrouw verteld dat ik een spaarrekening had geopend. (… …) Wij hebben een en/of-rekening. Op deze rekening wordt zowel mijn salaris als het salaris van mijn vrouw gestort en alle huishoudelijke kosten worden vanaf deze rekening voldaan. Mijn vrouw kijkt af en toe in de afschriften. Wij hebben allebei een pasje van deze rekening.” 4.6. Vast staat dat in deze zaak de betalingen uit hoofde van de lease-overeenkomst werd verricht van een en/of-rekening, op een afschrift waarvan [eiseres] – gelet op haar eigen verklaring – heeft gezien dat een groot bedrag was afgeschreven. Voorts hebben zowel [echtgenoot eiseres] als [eiseres] verklaard dat [eiseres] vaker in de afschriften van de en/of-rekening keek. Het vorenstaande brengt met zich dat de kantonrechter van oordeel is dat [eiseres] vanaf november 2000 bekend was met de lease-overeenkomst. Immers, er is slechts één betaling van de en/of-rekening voldaan zijnde de vooruitbetaling van 14 november 2000. De kantonrechter neemt tevens in haar beoordeling mee dat [echtgenoot eiseres] heeft verklaard dat hij [eiseres] bij het aangaan van de lease-overeenkomst heeft verteld dat hij een spaarrekening had geopend. Zoals hiervoor onder 4.3. reeds overwogen is niet noodzakelijk dat [eiseres] op de hoogte was van de juridische kwalificatie van de door [echtgenoot eiseres] afgesloten overeenkomst. 4.7. Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bij brieven van 6 januari 2004 en 29 november 2004 gedane beroep op vernietiging van de lease-overeenkomst is verjaard. Immers, sinds [eiseres] in november 2000 bekend raakte met de lease-overeenkomst en voornoemde brieven, zijn meer dan 3 jaren verstreken. De vordering van [eiseres] wordt afgewezen. De overige stellingen en verweren van partijen behoeven geen verdere bespreking. 4.9. Gelet op de uitkomst van de procedure dient [eiseres] te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Beslissing De kantonrechter: I. wijst de vordering af; II. veroordeelt [eiseres] in de kosten gevallen aan de zijde van Dexia tot op heden begroot op € 600,00, voor zover verschuldigd inclusief BTW, aan salaris van haar gemachtigde; III. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2009 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter