Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4513

Datum uitspraak2009-05-15
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/6405
Statusgepubliceerd


Indicatie

Y oefende tot 2001 een veehouderijbedrijf en is per 1 januari 2001 een maatschap aangegaan met zijn echtgenote X, waarbij Y zijn veehouderijbedrijf heeft ingebracht en waarbij het melkquotum geruisloos is doorgeschoven naar X. Bij akte van 11 maart 2002 hebben X en Y [Y] BV opgericht, waarvan zij ieder voor 50 procent aandeelhouder werden. Bij overeenkomst van 19 juli 2002 heeft X het melkquotum tegen langdurig winstrecht verkocht aan [Y] BV. [Y] BV heeft het melkquotum voor € 343.441 geactiveerd op haar balans en is daarop gaan afschrijven. Daar tegenover heeft Z op haar balans een winstrechtverplichting gepassiveerd. Verder heeft zij een geprognosticeerde rentelast geactiveerd ter grootte van € 97.174 en de winstrechtverplichting daarmee verhoogd. Per 1 januari 2002 [Y] BV (in oprichting) toegetreden tot de maatschap. De winstverdeling is sindsdien als volgt: alle vennoten ontvangen een rentevergoeding over hun kapitaal, X en Y ontvangen ieder een arbeidsvergoeding en [Y] BV ontvangt een leasevergoeding voor de inbreng van het melkquotum. Van de daarna nog resterende winst ontvangen X en Y ieder 5 procent en [Y] BV 90 procent. In de loop van 2002 is het veehouderijbedrijf in gedeelten verkocht en zijn X en Y geëmigreerd naar Frankrijk waar zij een nieuw landbouwbedrijf hebben opgezet. Het melkquotum is in 2002 aan derden verkocht voor € 366.684. De rechtbank oordeelt dat het melkquotum aan [Y] BV tegen een langjarig winstrecht is verkocht in het zicht van de verkoop van dat melkquotum aan derden en beslist dat in dat geval het voorzichtigheidsbeginsel niet meebrengt dat uitstel van winstneming tot de ontvangst van de winstuitkeringen is toegestaan. Verder beslist de rechtbank dat [Y] BV het quotum moet activeren tegen de waarde ten tijde van de overdracht aan haar en dat zij daarop niet kan afschrijven en de bij de doorverkoop behaalde verkoopwinst niet kan doteren aan een vervangingsreserve omdat zij het quotum niet als bedrijfsmiddel, maar als voorraad heeft gehouden. Beroep is gegrond.


Uitspraak

HASH(0x310f994)