
Jurisprudentie
BJ4476
Datum uitspraak2009-07-31
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2670 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2670 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Geen verdergaande urenbeperking. Voldoende medische grondslag. De Raad constateert dat appellant in geen van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies langer dan een uur achtereen met een toetsenbord en een muis hoeft te werken. De Raad is niet kunnen blijken dat appellant de hem voorgehouden functies niet kan vervullen.
Uitspraak
08/2670 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2008, 07/870 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 31 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. Horstink, verbonden aan Juridische Dienstverlening Nederland B.V., hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Horstink. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als medewerker op een debiteurenadministratie voor 36 uur per week. In verband met lichamelijke en psychische klachten heeft hij zijn werk vanaf mei 2000 gedurende halve dagen verricht. Nadat appellant op 6 augustus 2003 opnieuw uitgevallen was als gevolg van vermoeidheidsproblemen en klachten uit polineuropathie heeft hij zijn (aangepaste) werkzaamheden voor 18 uren – en later voor 20 uren – per week hervat. Deze werkzaamheden heeft appellant tot 1 april 2006 uitgevoerd.
1.2. Op verzoek van de werkgever is het Uwv gevraagd appellants belastbaarheid in kaart te brengen. Verzekeringsarts F.J.M. ter Braak rapporteert op 29 maart 2006 dat een urenbeperking aangewezen is. Hij acht appellant, gelet op de vermoeidheidsklachten die (voornamelijk) in verband worden gebracht met de ziekte van Lyme, in staat om 24 uur per week arbeid te verrichten. Daarnaast is appellant aangewezen op een voorspelbare werksituatie, werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, waarin geen hoog handelingstempo is vereist en dat geen leidinggevende aspecten bevat. Ten aanzien van de bij appellant aanwezige chronische sinusitis en polineuropathie worden beperkingen aangenomen op de aspecten stof/rook/gassen/dampen, trillingsbelasting, werken met een toetsenbord en een muis, frequent reiken tijdens het werk, tillen of dragen, frequent lichte/zware voorwerpen hanteren tijdens het werk, klimmen, zitten (tijdens het werk) en staan (tijdens het werk). Deze beperkingen zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 23 mei 2006 (FML).
1.3. Op basis van de door verzekeringsarts Ter Braak vastgestelde belastbaarheid van appellant, zijn door arbeidsdeskundige F.H. van Dijk de functies schadecorrespondent (SBC-code 516080), telefonist, receptionist, typist (SBC-code 315120), administratief medewerker (SBC-code 315090) en postbesteller (SBC-code 315090) geselecteerd. De drie eerstgenoemde functies zijn aan de schatting ten grondslag gelegd. Bij besluit van 3 juli 2006 is appellant per 16 juni 2006 voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt geacht. Gelet op de inkomsten van appellant is de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) uitbetaald als ware appellant 35 tot 45% arbeidsongeschikt.
1.4. Appellant heeft in bezwaar naar voren gebracht dat hij ten onrechte op zijn uitkering is gekort, nu hij sinds 1 april 2006 geen werkzaamheden meer verricht. Verder acht appellant zichzelf, gezien zijn vermoeidheidsklachten, niet in staat om 24 uur per week arbeid te verrichten en is er in onvoldoende mate rekening gehouden met zijn beperkingen. Ten slotte zijn de geduide functies gemotiveerd bestreden.
1.5. Na herbeoordeling van de aanwezige medische gegevens heeft de bezwaarverzekeringsarts E.H. The - van Leeuwen bij haar rapport van 1 februari 2007 tot handhaving van de belastbaarheid van appellant geconcludeerd.
1.6. De bezwaararbeidsdeskundige B.M.A. Venema heeft bij rapport van 16 februari 2007 de arbeidskundige grondslag gewijzigd. Bij besluit van 2 maart 2007 (hierna: bestreden besluit) is het primaire besluit van 3 juli 2006 daarom gewijzigd, in die zin dat appellant, rekening houdend met een uitlooptermijn van twee maanden, per 30 augustus 2006 voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt wordt geacht.
2.1. Tegen het bestreden besluit is beroep aangetekend.
2.2. De rechtbank heeft aanleiding gezien het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen, nu er sprake is van een ondeugdelijke arbeidskundige grondslag. In beroep heeft het Uwv echter alsnog een afdoende toelichting gegeven op de aspecten 4.1.1 ‘dominantie’ en 4.2.3 ‘lokalisatie beperkingen’, zodat de rechtbank heeft geoordeeld dat de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing geheel in stand kunnen blijven. Voor wat betreft de medische grondslag heeft de rechtbank geen aanleiding gezien deze voor onjuist te houden.
3. In hoger beroep is opnieuw de vastgestelde urenbeperking ter discussie gesteld. Daarnaast is aangevoerd dat appellant, als gevolg een beenlengteverschil, beperkingen heeft ten aanzien van lopen, langdurig staan en knielen. Hiertoe is in hoger beroep informatie overgelegd van H. Spil van De Spil, fysio- & manuele therapie. Hierdoor is de geduide functie van postbesteller (SBC-code 282080) niet passend, aldus appellant.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2.1. Voor het standpunt van appellant dat hij in verband met de ziekte van Lyme meer (lichamelijke) beperkingen ondervindt dan uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek naar voren is gekomen, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd die zijn betoog op dit punt ondersteunt.
4.2.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat uit de stukken niet is gebleken dat er op medische gronden sprake moet zijn van een verdergaande arbeidsduurbeperking of dat de woensdag als een noodzakelijke rustdag dient te fungeren. Niet is gebleken dat appellant met de vastgestelde urenbeperking tekort is gedaan. De enkele stelling dat appellant in de praktijk heeft ervaren dat het verrichten van arbeid voor de duur van 20 uur per week voor hem het maximaal haalbare is, is onvoldoende voor het aannemen van een verdergaande urenbeperking.
4.3. Appellant heeft aangevoerd dat hij in verband met zijn door zijn beenverkorting bestaande beperking van langdurig lopen de functie van postbesteller niet kan vervullen. Daarbij miskent appellant evenwel dat de bezwaararbeidsdeskundige in bezwaar deze functie om anderen reden al ongeschikt had bevonden. In de deze geschikt geachte functie komt langdurig lopen niet voor.
4.3.1. Als gevolg van het beenlengteverschil heeft appellant opgemerkt beperkingen te ondervinden. Voor de geclaimde beperkingen met langdurig staan en knielen heeft de Raad in het dossier echter eveneens geen aanknopingspunten gevonden.
4.3.2. Met betrekking tot de gestelde beperking op het lopen overweegt de Raad dat appellant hierin wordt bevestigd door de heer Spil, voor zover het frequent lopen van grote(re) afstanden betreft. Ter zitting heeft het Uwv hierop namens bezwaarverzekeringsarts The - van Leeuwen gereageerd. Indien het beenlengteverschil tot een beperking moet leiden bij het duiden van functies dan dient het frequent lopen van grote afstanden moet worden vermeden, aldus de bezwaarverzekeringsarts. Volgens de Raad valt hieraan te ontlenen dat in de FML een beperking op het aspect ‘lopen’ had moeten worden aangenomen. Ter zitting is echter onweersproken gesteld dat het (frequent) lopen van grote afstanden niet in de op de schatting gebaseerde functies voorkomt, zodat de Raad hieraan geen consequenties verbindt.
4.3.3. Voor wat betreft de bestreden functie van postbesteller (SBC-code 282080) betreft, overweegt de Raad dat deze functie al in bezwaar is vervallen, zodat de passendheid reeds hierom niet hoeft te worden beoordeeld.
4.4. De Raad heeft geconstateerd dat het aspect ‘werken met een toetsenbord en muis’ in de FML door verzekeringsarts Ter Braak van een toelichting is voorzien, namelijk “maximaal een uur achtereen waarna een pauze”. Hiermee is door de (bezwaar)arbeidsdeskundige bij (de beoordeling van) de selectie van de functies, zo stelt de Raad vast, geen rekening gehouden. De Raad constateert evenwel dat appellant in geen van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies langer dan een uur achtereen met een toetsenbord en een muis hoeft te werken. Ook overigens is de Raad niet kunnen blijken dat appellant de hem voorgehouden functies niet kan vervullen.
4.5. De Raad ziet, gelet op het vorenstaande, reden de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, te bevestigen.
4.6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.E. van Rooij.
TM