Jurisprudentie
BJ4463
Datum uitspraak2009-06-10
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/7532
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/7532
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijgesteld inkomen van Europees Octrooibureau telt mee bij de bepaling van de drempel voor de aftrek giften. Het beroep is ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 07/7532 IB/PVV
Uitspraakdatum: 10 juni 2009
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], Centraal Bureau Internationale Fiscale Behandeling, verweerder.
I Procesverloop
I.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [nummer]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 275.
I.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2007 de aanslag gehandhaafd.
I.3 Eiser heeft daartegen bij een ongedagtekende brief , ontvangen bij de rechtbank op 9 oktober 2007, beroep ingesteld.
I.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
I.5 Het onderzoek ter zitting heeft voor de enkelvoudige kamer plaatsgevonden op 18 maart 2009. Eiser is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. [A]. Daarna is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer en aldaar behandeld. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
II Feiten
II.1 Eiser is werkzaam bij de Europese Octrooiorganisatie. Hij heeft in 2005 een salaris genoten van € 63.165.
II.2 Bij de vaststelling van de aanslag is een bedrag van € 6.226 als uitgaven wegens ziekte in aanmerking genomen.
III Geschil en standpunt van partijen
III.1 In geschil is of bij de bepaling van de drempel voor de in aanmerking te nemen buitengewone uitgaven het salaris dat eiser ter zake van zijn werkzaamheden bij de Europese Octrooiorganisatie heeft genoten buiten aanmerking dient te blijven. Voorts is de omvang van de buitengewone uitgaven in geschil. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
III.2 Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning en sparen en beleggen van nihil en vaststelling van een niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek 2005 van € 4.972.
III.3 Verweerder concludeert primair tot ongegrondverklaring van het beroep en subsidiair tot gegerondverklaring van het beroep en tot vermindering van de belasting tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning en sparen en beleggen van nihil en vaststelling van de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek 2005 van € 4.118.
IV Overwegingen
IV.1 Ingevolge artikel 6.24, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) dient de drempel voor de in aanmerking te nemen buitengewone uitgaven, waartoe de uitgaven wegens ziekte behoren, te worden bepaald aan de hand van het verzamelinkomen. Artikel 2.18 van de Wet bepaalt dat tot het verzamelinkomen het inkomen uit werk en woning behoort. Op grond van artikel 3.1, tweede lid, onder b, van de Wet behoort tot het inkomen uit werk en woning het belastbare loon. Op grond van de artikelen 3.80 en 3.81 van de Wet, in samenhang met artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964, behoort het door eiser van de Europese Octrooiorganisatie genoten salaris tot het belastbare loon.
IV.2 Artikel 16, eerste lid, van het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Octrooiorganisatie (Trb. 1976 nr. 101) (hierna: het Protocol) luidt: "Onder de voorwaarden en op de wijze zoals die worden vastgesteld door de Raad van Bestuur binnen een jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag, zijn de in de artikelen 13 en 14 bedoelde personen onderworpen aan een belasting ten gunste van de Organisatie op de door de Organisatie betaalde salarissen en emolumenten. Van de datum waarop deze belasting ingaat af zijn deze salarissen en emolumenten vrij van nationale inkomstenbelasting. De Verdragsluitende Staten kunnen evenwel met deze salarissen en emolumenten wel rekening houden bij de berekening van de belasting die verschuldigd is over inkomsten uit andere bronnen."
IV.3 De bepaling in artikel 16, eerste lid, van het Protocol staat, naar het oordeel van de rechtbank, een reguliere berekening van de drempel voor de in aanmerking te nemen buitengewone uitgaven niet in de weg. Uit de in IV.2 geciteerde slotzin leidt de rechtbank af dat met het Protocol uitsluitend is bedoeld de belastingheffing over het door de Europese Octrooiorganisatie betaalde salaris niet aan Nederland toe te wijzen. Het vorenstaande brengt mee dat voor de bepaling van de drempel van de buitengewone uitgaven dit loon in aanmerking moet worden genomen.
IV.4 Nu de rechtbank oordeelt overeenkomstig het primaire standpunt van verweerder, behoeft diens subsidiaire stelling geen behandeling.
IV.5 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
V Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
VI Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.P.F. Slijpen, mr. K.M. Braun en mr. D.J. de Korte, in tegen-woordigheid van de griffier H. van Lingen, en uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.