Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4447

Datum uitspraak2009-04-09
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers08/1168
Statusgepubliceerd


Indicatie

beëindiging wga-uitkering - professionele herbeoordeling - recente medische gegevens


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummer: AWB 08/1168 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. E. Kort-Schenk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder, gemachtigde: G.A. Tellinga, werkzaam bij het Uwv te Leeuwarden. Procesverloop Bij brief van 8 mei 2008 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. De besloten vennootschap Koeltechnische Industrie Fridina bv (hierna: de werkgever) is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. De werkgever heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 27 februari 2009. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is voornoemde gemachtigde verschenen. Motivering Feiten 1.1 Eiser is laatstelijk voor 38 uur per week als assistent servicecoördinator werkzaam geweest in dienst van de werkgever. Op 30 augustus 2004 is eiser wegens rugklachten ten gevolge van een hernia uitgevallen van zijn werk. Met ingang van 28 augustus 2006 is aan eiser een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting arbeidsongeschikten (hierna: WGA-uitkering) toegekend. 1.2 Bij besluit van 7 december 2007 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn WGA-uitkering eindigt op 28 augustus 2008 en dat hij daarna, tenzij zijn arbeidsongeschiktheid voor die tijd wijzigt, niet meer in aanmerking komt voor een WGA-uitkering. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser per 7 december 2007 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op rapporten van verzekeringsarts S. Tissingh van 7 november 2007 en arbeidsdeskundige T. Annema van 27 november 2007. 1.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar tegen het besluit van 7 december 2007 ongegrond verklaard. Verweerder heeft de beslissing op het bezwaarschrift gebaseerd op rapporten van bezwaarverzekeringsarts M.C. Wijnen van 18 april 2008 en bezwaararbeidsdeskundige M.E. van der Molen van 5 mei 2008. Geschil 2.1 Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder zijn beperkingen heeft onderschat en dat hij door deze beperkingen niet in staat is de geduide functies te verrichten. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte de eerder vastgestelde urenbeperking heeft laten vervallen. Voorts heeft hij aangevoerd dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd, aangezien de geduide functies niet zijn voorgelegd aan de bezwaarverzekeringsarts en omdat de bezwaararbeidsdeskundige niet is ingegaan op zijn arbeidskundige bezwaren. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was hem reeds in 2007 te herkeuren en dat het bestreden besluit in strijd is met de zogenaamde "zes maanden jurisprudentie". 2.2 Verweerder handhaaft het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat voor de bezwaararbeidsdeskundige geen reden bestond om overleg te voeren met de bezwaarverzekeringsarts of om de geduide functies met een gerichte vraag aan hem voor te leggen, omdat de voorhanden zijnde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapportage en de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende inzichtelijk waren. Verweerder is van mening dat de arbeidsdeskundigen voldoende zijn ingegaan op eisers arbeidskundige bezwaren en dat geen sprake is van strijd met de door eiser aangehaalde "zes maanden jurisprudentie". Wettelijk kader 3.1 Gedeeltelijk arbeidsgeschikt in de zin van de WIA is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat een werknemer pas bij een verlies van 35% of meer van zijn verdiencapaciteit in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt dus niet alleen bepaald door de ernst van de medische beperkingen. 3.2 Het wettelijk arbeidsongeschiktheidsbegrip is nader uitgewerkt in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit). Op grond hiervan worden aan de betrokkene tenminste drie verschillende functies voorgehouden, waarmee hij ondanks zijn medische beperkingen inkomen kan verwerven. Deze functies dienen ieder tenminste drie arbeidsplaatsen te vertegenwoordigen. De resterende verdiencapaciteit van de betrokkene wordt vastgesteld op de hoogte van het inkomen dat kan worden verworven met de middelste van de drie functies waarmee het hoogste loon per uur kan worden verdiend. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vervolgens berekend door het maatmaninkomen van de betrokkene te vergelijken met zijn resterende verdiencapaciteit. 3.3 Ingevolge artikel 56, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de WIA eindigt het recht op een WGA-uitkering op de dag dat de verzekerde niet meer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Ingevolge het tweede lid eindigt het recht op een WGA-uitkering van de verzekerde wiens mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, twee maanden na de dag dat hij niet langer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, doch niet eerder dan de dag dat de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering eindigt. Beoordeling van het medische gedeelte van het geschil 4.1 Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder niet bevoegd was hem reeds in 2007 opnieuw te keuren, overweegt de rechtbank dat in het stelsel van de WIA geen wettelijke periodieke herbeoordelingen bestaan. Bij iedere claimbeoordeling dient te worden bezien wat de datum is van een volgende claimbeoordeling, ook wel professionele herbeoordeling genoemd. Dit hangt af van de prognose van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige met betrekking tot herstel van de gezondheid of van functionele mogelijkheden. De rechtbank verwijst in dit kader naar de wetsgeschiedenis van de WIA (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30 034, nr. 3, p. 34-35). In dit geval heeft verzekeringsarts J.H.M. Peters in juli 2007 op basis van zijn hiervoor bedoelde prognose een professionele herbeoordeling gepland na een periode van één jaar. Deze professionele herbeoordeling heeft plaatsgevonden op 7 november 2007. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet bevoegd was de professionele herbeoordeling (reeds) op die datum te laten plaatsvinden. In dat kader overweegt de rechtbank voorts dat gesteld noch gebleken is dat verweerder zijn bevoegdheid om appellante op te roepen voor een professionele herbeoordeling heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, namelijk voor het beoordelen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering en het nemen van een besluit ter zake van dat recht. 4.2 De onderhavige schatting is gebaseerd op de door de verzekeringsarts Tissingh opgestelde FML. Hierin is eisers belastbaarheid per 7 december 2007 (de datum van het primaire besluit) vastgelegd. De rechtbank ziet in de beschikbare medische gegevens geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan, zoals die is bevestigd door de bezwaarverzekeringsarts M.C. Wijnen. Eiser heeft weliswaar aangevoerd dat hij zwaarder beperkt is dan in de FML is weergegeven, maar hij heeft deze stelling niet met controleerbare (medische) gegevens onderbouwd. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder het vervallen van de in eerdere instantie aangenomen duurbeperking voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank verwijst in dit kader met name naar het rapport van Wijnen van 18 april 2008. Wijnen schrijft dat niet langer aanleiding bestaat voor een duurbeperking, omdat geen sprake is van een aandoening waarvan bekend is dat deze veelal met een verlies aan energie gepaard gaat, dat geen sprake is van verminderde beschikbaarheid door het op medische gronden moeten ondergaan van een dagbehandeling en dat, uitgaande van passende arbeid, bij fulltime werken geen schade aan de gezondheid te verwachten valt. De rechtbank ziet, mede gelet op het feit dat eiser geen anders luidende medische informatie in het geding heeft gebracht, geen reden om hieraan te twijfelen. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in beginsel niet gehouden is de geduide functies voor te leggen aan de bezwaarverzekeringsarts. In dit geval is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van deze hoofdregel behoorde af te wijken. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige de geduide functies met de verzekeringsarts besproken en zijn deze functies in bezwaar in stand gebleven. 4.3 De rechtbank begrijpt eisers beroep op de (door hem als zodanig aangeduide) "zes maanden jurisprudentie", als een beroep op de jurisprudentie die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in het verleden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft ontwikkeld, kort gezegd inhoudende dat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling dient te berusten op recente medische gegevens. Voor zover deze jurisprudentie van overeenkomstige toepassing is, is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige gang van zaken daarmee niet in strijd is. Verzekeringsarts Tissingh heeft eiser op 7 november 2007 onderzocht. Op basis van de gegevens van dit onderzoek, welke op de datum in geding 7 december 2007 voldoende recent waren, heeft verweerder eisers belastbaarheid op de datum in geding beoordeeld. Daaraan doet niet af dat eisers WGA-uitkering ingevolge artikel 56, tweede lid, van de WIA doorloopt tot 28 augustus 2008. Dit is inherent aan het stelsel van de WIA. Indien eiser na 7 december 2007 opnieuw (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geworden, kan zijn recht op een WGA-uitkering opnieuw worden beoordeeld en eventueel herleven. Daarnaast heeft bezwaarverzekeringsarts Wijnen eiser in het kader van de bezwaarprocedure op 18 april 2008 (en dus minder dan vijf maanden voor 28 augustus 2008) onderzocht, de bevindingen van Tissingh bevestigd en geconcludeerd dat naar verwachting per 28 augustus 2008 van een verslechtering van de medische situatie geen sprake zal zijn. Dit leidt tot de conclusie dat deze beroepsgrond faalt. Beoordeling van het arbeidskundige gedeelte van het geschil 5.1 De vaststelling van eisers resterende verdiencapaciteit is gebaseerd op zijn geschiktheid voor functies die voorkomen in de Standaard beroepen classificatie (Sbc). In de onderhavige zaak is de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid gebaseerd op de volgende drie door arbeidsdeskundige Annema aan eiser voorgehouden voorbeeldfuncties: verkoper groothandel (Sbc-code 317012), vleeswarenmaker (Sbc-code 271070) en keukenverkoper (Sbc-code 517061). 5.2 Met betrekking tot de vraag of de door de Annema aan eiser geduide functies passend zijn, overweegt de rechtbank dat uit de gedetailleerde beschrijvingen van de in deze functies optredende belastingen blijkt dat deze belastingen de door verzekeringsarts Tissingh vastgestelde belastbaarheid van eiser niet te boven gaan. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gereageerd op eisers arbeidskundige bezwaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser, met zijn krachten en bekwaamheden, op 7 december 2007 in staat moet worden geacht deze algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten. 5.3 Vergelijking van het loon dat eiser met zijn vroegere arbeid had kunnen verdienen, indien hij daarvoor niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden, met het loon dat hij in de hem geduide functies kan verdienen, leidt tot de slotsom dat sprake is van een verlies aan verdiencapaciteit van circa 27%. Verweerder heeft eisers WGA-uitkering dan ook terecht per 28 augustus 2008 beëindigd. Afsluitende overwegingen 6.1 Gelet op voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat eisers beroep ongegrond moet worden verklaard. 6.2 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. G.C. Koelman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2009. w.g. G.C. Koelman w.g. F.F. van Emst Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Centrale Raad van Beroep Postbus 16002 3500 DA Utrecht In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.