Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4409

Datum uitspraak2009-06-30
Datum gepubliceerd2009-08-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/17464
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Buiten behandeling stelling / niet in persoon verschenen / geen reële mogelijkheid geboden tot herstel verzuim

Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat verzoeker de voor de aanvraag verschuldigde leges niet heeft voldaan en omdat verzoeker de aanvraag, na daartoe te zijn uitgenodigd, niet in persoon heeft aangevuld. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het besluit tot buiten behandeling stelling is gestoeld op drie gronden, die allen samenhangen met het feit dat verzoeker op 14 april 2009 niet in persoon is verschenen. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat verweerders gemachtigde ter zitting niet heeft weersproken dat verzoeker in detentie zat van 21 maart 2009 tot 18 juni 2009 en dat verzoekers gemachtigde bij brief van 30 maart 2009 aan verweerder heeft gemeld dat verzoeker gedetineerd was. Gelet op de ongedateerde brief van verweerder, welke een reactie is op de brief van de gemachtigde van verzoeker van 30 maart 2009, is aan verzoeker geen andere gelegenheid geboden om de leges te voldoen dan in persoon. Verweerder heeft aan verzoeker, gelet daarop, geen reële mogelijkheid tot herstel van het verzuim geboden. Verweerder kon daarom de aanvraag niet buiten behandeling stellen. Toewijzing vovo.



Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 09 / 17464 uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2009 in de zaak van: [verzoeker], geboren op [geboortedatum] van Sierraleoonse nationaliteit, verzoeker, gemachtigde: mr. J. van Bennekom, advocaat te Haarlem, tegen: de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. J.M. Sidler, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage. 1. Procesverloop 1.1 Verzoeker heeft op 23 maart 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘conform beschikking staatssecretaris’. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 14 mei 2009 buiten behandeling gesteld. Verzoeker heeft hiertegen op 14 mei 2009bezwaar gemaakt. 1.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar de werking van het besluit niet opschort. Verzoeker heeft op 14 mei 2009 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat verweerder op het bezwaar heeft beslist. 1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. Verzoeker is niet in persoon verschenen, maar is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1 Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Ingevolge artikel 4:1 Awb wordt een aanvraag schriftelijk ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. 2.3 Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Ingevolge het vierde lid van dit artikel wordt een besluit om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. 2.4 Ingevolge artikel 23 Vreemdelingenwet 2000 (Vw), voor zover hier van belang, wordt een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw in afwijking van artikel 2:1, eerste lid, Awb, ingediend door de vreemdeling of zijn wettelijk vertegenwoordiger. 2.5 Ingevolge artikel 24, tweede lid, Vw is de vreemdeling, in de door Onze Minister te bepalen gevallen en volgens door Onze Minister te geven regels, leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag. Als betaling achterwege blijft, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. 2.6 Artikel 3.102, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) bepaalt, voor zover hier van belang, dat de vreemdeling bij de in persoon ingediende aanvraag in ieder geval een geldig document voor grensoverschrijding overlegt, alsmede, voor zover mogelijk, gegevens en bescheiden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening. Het tweede lid van dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat bij de niet in persoon ingediende aanvraag de vreemdeling afschriften overlegt van de in het eerste lid genoemde gegevens en bescheiden. 2.7 In de artikelen 3.34 tot en met 3.34i van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) zijn regels opgenomen met betrekking tot de leges ter zake van de afdoening van een aanvraag. 2.8 De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Verzoeker is bij brief van 24 maart 2009, verzonden op 25 maart 2009, uitgenodigd om op 14 april 2009 in persoon bij verweerder te verschijnen teneinde zijn aanvraag te completeren en de verschuldigde leges te voldoen. Bij brief van 30 maart 2009 heeft de gemachtigde van verzoeker schriftelijk aan verweerder bericht dat verzoeker niet op de afspraak kan verschijnen, omdat hij in detentie zit. Verder geeft de gemachtigde aan dat verzoeker door zijn detentie in aanmerking komt voor vrijstelling van de legeskosten en het mvv-vereiste. Hierop heeft verweerder bij –ongedateerde- brief gereageerd en aangegeven dat de bewaring van verzoeker op 9 februari 2009 is opgeheven, waardoor verzoeker niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het legesvereiste en dat de leges voldaan dienen te worden aan het loket. 2.9 Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat verzoeker de voor de aanvraag verschuldigde leges niet heeft voldaan en geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om dit verzuim te herstellen. Daarnaast heeft verzoeker de aanvraag, na daartoe te zijn uitgenodigd, niet in persoon aangevuld met de benodigde bescheiden. 2.10 Verzoeker heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Ten onrechte heeft verweerder overwogen dat verzoeker zonder opgaaf van redenen niet is verschenen om de aanvraag te completeren en de leges te voldoen. Verzoeker heeft schriftelijk bericht dat hij niet in persoon zal kunnen verschijnen omdat hij in een penitentiaire inrichting verblijft. Verder heeft verzoeker gevraagd om vrijstelling te verlenen voor de legeskosten en het mvv-vereiste. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. 2.11 Ter zitting heeft verweerders gemachtigde het standpunt ingenomen dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. De aanvraag is mede buiten behandeling gesteld omdat de leges niet zijn betaald en de aanvraag niet nader is aangevuld. Daarnaast is verzoeker ongewenst verklaard en kan het verzoek om een voorlopige voorziening om die reden niet worden toegewezen. 2.12 Ter zitting heeft verweerders gemachtigde desgevraagd aangegeven dat verzoeker niet heeft geprobeerd op andere wijze dan in persoon de aanvraag nader aan te vullen, maar dat hem geen andere manier is geboden om de aanvraag aan te vullen. 2.13 De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het besluit tot buiten behandeling stelling is gestoeld op drie gronden, die allen samenhangen met het feit dat verzoeker niet in persoon is verschenen op de afspraak van 14 april 2009. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat verweerders gemachtigde ter zitting niet heeft weersproken dat verzoeker in detentie zat van 21 maart 2009 tot 18 juni 2009 en dat verzoekers gemachtigde bij brief van 30 maart 2009 aan verweerder heeft gemeld dat verzoeker gedetineerd was. 2.14 De voorzieningenrechter stelt vervolgens, gelet op de inhoud van de -ongedateerde- brief van verweerder, welke een reactie is op de brief van de gemachtigde van verzoeker van 30 maart 2009, vast dat aan verzoeker geen andere gelegenheid is geboden om de leges te voldoen anders dan in persoon. 2.15 De voorzieningenrechter overweegt dat uit de hiervoor opgesomde regelgeving niet volgt dat leges uitsluitend in persoon kunnen worden voldaan. Nu er kennelijk geen grondslag is voor de door verweerder gestelde eis dat de leges in persoon moeten worden voldaan, kan de voorzieningenrechter niet anders concluderen dan dat naar haar voorlopig oordeel verweerder aan verzoeker geen reële mogelijkheid tot herstel van het geconstateerde verzuim heeft geboden en dat derhalve niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 4:5, eerste lid, Awb. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 2 juni 2008 (AWB 07/35515), welke is bevestigd bij uitspraak van de Afdeling van 17 december 2008 (200805290/1). 2.16 Gelet op het voorgaande is het besluit tot buiten behandeling stelling van de aanvraag op onzorgvuldige wijze en in strijd met artikel 4:5, eerste lid, Awb tot stand gekomen. 2.17 Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen. 2.18 Ten aanzien van de ter zitting geponeerde stelling van verweerder, dat het treffen van een voorlopige voorziening niet mogelijk is, nu verzoeker ongewenst is verklaard, overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. Hoewel een vreemdeling die ongewenst is verklaard ingevolge artikel 67, derde lid, Vw geen rechtmatig verblijf kan hebben, kan wel een verbod op uitzetting van verzoeker voordat op het bezwaar is beslist worden uitgevaardigd. De voorzieningenrechter ziet daar, gelet op het voorgaande, aanleiding toe. 2.19 De voorzieningenrechter zal een voorlopige voorziening treffen. 2.20 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). 2.21 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht vergoedt. 2.22 De voorzieningenrechter zal een voorlopige voorziening treffen. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: 3.1 verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten voordat verweerder op het bezwaar heeft beslist; 3.2 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan verzoeker; 3.3 draagt de Staat der Nederlanden op € 150,- te betalen aan verzoeker als vergoeding voor het betaalde griffierecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong, voorzieningenrechter, en op 30 juni 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. afschrift verzonden op: Coll: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.