
Jurisprudentie
BJ4338
Datum uitspraak2009-07-23
Datum gepubliceerd2009-07-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.031.617
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.031.617
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ontvankelijkheid appellant. Ontbreken gronden hoger beroep in de zin van art. 359 jo. Art. 278 lid 1 Rv.
Uitspraak
TL
23 juli 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer: HV 200.031.617/01
Zaaknummers eerste aanleg: 135837 / OT RK 08-2019 136326 / OT RK 08-2120
135840 / OT RK 08-2020 136324 / OT RK 08-2118
135842 / OT RK 08-2021 136322 / OT RK 08-2117
135843 / OT RK 08-2022 136325 / OT RK 08-2119
135845 / OT RK 08-2023 136319 / OT RK 08-2115
135846 / OT RK 08-2024 136321 / OT RK 08-2116
135848 / OT RK 08-2025 136317 / OT RK 08-2114
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
en
[Y.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. J.L.M. Arets,
t e g e n
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond, en mede kantoorhoudende te Sittard,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de stichting.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 29 januari 2009 met betrekking tot de minderjarigen:
- [A.], geboren te [geboorteplaats], op [geboortejaar] 1999;
- [B.], geboren te [geboorteplaats], thans gemeente [gemeentenaam], op
[geboortejaar] 2000;
- [C.], geboren te [geboorteplaats], op [geboortejaar] 2001;
- [D.], geboren te [geboorteplaats], op [geboortejaar] 2002;
- [E.], geboren te [geboorteplaats], op [geboortejaar] 2004;
- [F.], geboren te [geboorteplaats], op [geboortejaar] 2005;
- [G.], geboren te [geboorteplaats], op [geboortejaar] 2007.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 27 april 2009, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de stichting in haar verzoeken van 11 december 2008 tot verlenging van de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarigen en in haar verzoeken van 24 december 2008 tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van die minderjarigen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen als zijnde ongegrond, onrechtmatig en/of onbewezen.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 mei 2009, heeft de stichting verzocht (zo begrijpt het hof) de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de ouders;
- de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw P. Starmans, de heer E. Bouvrie en de heer A. Adriaans.
2.3.1. De ouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Ook de Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 29 januari 2009.
3. De ontvankelijkheid
3.1. Bij de bestreden beschikking is de termijn waarvoor de onder 1 genoemde minderjarigen onder toezicht zijn gesteld van de stichting met ingang van 15 februari 2009 met één jaar verlengd en is de termijn van de machtiging uithuisplaatsing van die minderjarigen in een accommodatie van een zorgaanbieder voor geïndiceerde jeugdzorg met ingang van 15 december 2008 eveneens met één jaar verlengd. Daartoe is overwogen dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat voortzetting van de uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding.
De ouders kunnen zich met deze beschikking niet verenigen en zij zijn daarvan in hoger beroep gekomen.
3.2. Blijkens het beroepschrift is de enige grief dat appellanten van mening zijn dat er tot dusverre sprake is geweest van een enorme miscommunicatie tussen de betrokken instellingen. Appellanten wensen door het hof in staat te worden gesteld hun visie op een voor hen doenlijke wijze zonder onderbrekingen en aanwijzingen in alle rust te manifesteren, daarbij ondersteund door een ter zake deskundige tolk, teneinde aldus te concluderen dat de gegeven beslissingen verlenging niet op zijn plaats zijn.
3.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 359 in verbinding met artikel 278, eerste lid, eerste zin, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) dient het beroepschrift de gronden te bevatten waarop het appel berust. Uit het beroepschrift moet derhalve blijken op welke gronden de appellanten van mening zijn dat de door hen bestreden beschikking onjuist is. Het hof is van oordeel dat in dit geval aan deze eis niet is voldaan. De advocaat heeft dit ook ter zitting beaamd. Het hof merkt hierbij nog op dat de enkele mededeling dat de beslissingen van de rechtbank niet op zijn plaats zijn geen grond vormt in de zin van voornoemde artikelen.
Voorts heeft de advocaat ter zitting geen omstandigheden aangevoerd die zouden meebrengen dat zich hier een geval voordoet waarin het hoger beroep wel ontvankelijk is, ook al is het ingesteld bij een beroepschrift waarin de gronden van het hoger beroep niet zijn opgenomen. Tenslotte doet zich evenmin het geval voor dat binnen de appeltermijn een aanvullend verzoekschrift is ingediend, waarin die gronden wel zijn opgenomen.
Het hof zal daarom de ouders niet-ontvankelijk verklaren in het door hen ingestelde hoger beroep.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht van 29 januari 2009.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Koens en Van Harinxma thoe Slooten en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2009.