Jurisprudentie
BJ4335
Datum uitspraak2009-07-31
Datum gepubliceerd2009-08-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/650017-09
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/650017-09
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overleg op twee fritures en een diefstal met geweld in een woning waarbij de oma van verdachtes toenmalige vriendin werd overvallen. Bewijs en strafmaat.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650017-09
Datum uitspraak: 31 juli 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte 10],
[geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 juli 2009 en 17 juli 2009.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [plaats delict 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het zich lostrekken uit de greep van genoemde [slachtoffer 3] en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het tonen van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan genoemde [slachtoffer 2] en/of het richten van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, althans lichaam van genoemde [slachtoffer 2] en/of (daarbij)
tegen genoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld" en/of dat genoemde [slachtoffer 2] het geld moest afgeven, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;(zaak 2)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2008 te Velden, in elk geval in de gemeente Arcen en Velden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een sportkantine, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [vereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;(zaak 12)
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de nacht van 30 november 2008 op 1 december 2008 te Panningen, in elk geval in de gemeente Helden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een clubgebouw, gelegen aan [adres], heeft weggenomen twee kluizen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;(Zaak 17)
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 18 december 2008 te Roggel, in elk geval in de gemeente
Leudal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Euro 520.-, in elk geval een hoeveelheid geld, en een horloge ([merk]), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan uit het met geweld vastpakken en/of vasthouden en/of vastgrijpen van [slachtoffer 4] en/of het bij de keel vastpakken en/of vasthouden van [slachtoffer 4] en/of het met geweld dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer 4] en/of het op de grond gooien en/of tegen de grond drukken van [slachtoffer 4] en/of het in een wurggreep vasthouden van [slachtoffer 4] en/of het met geweld duwen van [slachtoffer 4] in, althans in de richting van, een kelderkast en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het drukken of houden van een pistool, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van [slachtoffer 4] en/of het op dreigende toon tegen [slachtoffer 4] zeggen:"Waar is het geld" en/of "Ben je alleen thuis" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Ik vermoord je", in elk geval woorden van soortgelijk dreigende aard en strekking;(parketnummer 856263-09)
(artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 juli 2009 gevorderd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub 1 en 4 ten laste gelegde. De verdediging acht de sub 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1:
-de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2009 inhoudende:
dat verdachte op 20 december 2008 rond 21.44 uur in friture [plaats delict 1] te Blerick is geweest en daar toen een blikje cherry coke heeft besteld; dat op het moment hij het blikje cherry coke bestelde twee andere jongens bij hem stonden die de overval pleegden;
dat hij na de overval geld heeft gekregen van de buit;
dat verdachte aanvankelijk het plan heeft gehad om [geplande overval] te overvallen;
-het proces-verbaal van aangifte
-de verklaring van getuige [slachtoffer 3]
-de verklaring van [medeverdachte 1] inhoudende:
dat hij betrokken is geweest bij de overval op een friture bij de Molenbossen te Blerick op 20 december 2008;
dat persoon C tijdens het eten in de friettent zei dat er in de friture geen camera’s waren en er vermoedelijk veel geld in de kassa zou liggen;
dat tijdens het eten in de friettent besloten werd deze te overvallen;
dat er een rolverdeling is gemaakt;
dat hij (A) geld uit de kassa heeft gehaald;.
dat persoon B dat ook heeft gedaan;
dat persoon C bij deur van de friettent stond;
dat persoon D het pistool had;
dat persoon C de deur heeft opengemaakt en dat hij samen met persoon B en C is weggerend;
dat persoon D achter bleef omdat hij achter de toonbank stond.
-het proces-verbaal van bevindingen inhoudende dat [medeverdachte 2] heeft gebeld en aan verdachte heeft gevraagd of hij geld wilde maken en [geplande overval] wilde overvallen en (even later in de tijd) [medeverdachte 2] weer belde en zei dat [geplande overval] dicht was en dat hij nu de friture [plaats delict 1] wilde overvallen.
De verdachte heeft terechtzitting d.d. 14 juli 2009 verklaard dat hij zich van deze overval wilde distantiëren en naar huis wilde gaan zodra hij het blikje cherry coke had gekocht. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling van verdachte wordt weerlegd door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat aangeefster [slachtoffer 2] onder meer heeft verklaard dat de jongen die de cherry coke bestelde, verdachte, ook degene is geweest die samen met een mededader een graai in de kassa van de friture heeft gedaan.
Ten aanzien van feit 2:
-de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
-het proces-verbaal van aangifte
Ten aanzien van feit 3:
-de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting
-het proces-verbaal van aangifte
Ten aanzien van feit 4 :
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld met vermoedelijk een vuurwapen. Zij verklaart dat zij op 18 december 2008 in haar woning zat te lezen toen rond 15.00 uur, twee mannen haar woning binnenkwamen via de schuifpui. Deze mannen hadden allebei een zwarte sjaal voor de mond en de een was groter dan de andere. De kleinere man pakte haar vast, hield haar bij haar keel in een houdgreep met zijn rechterarm en zei “waar is het geld?”. Na haar antwoord dat zij geen geld had, werd zij nog steviger bij haar keel gegrepen. Zij was zeer bang dat zij doodgeknepen zou worden. Ook vroeg die man “Ben je alleen thuis?” De andere persoon heeft eerst in de secretaire gezocht en is volgens haar vervolgens naar boven gelopen. Zij verklaart dat zij op een gegeven moment in de keuken op de grond lag. Op dat moment werd zij nog steeds in een wurggreep gehouden. Ineens zag zij aan de linkerzijde van haar gezicht een voorwerp gelijkend op een pistool. Dit voorwerp was zwart van kleur en werd tegen haar slaap gedrukt. Toen de (kleinere) dader het pistool tegen haar slaap drukte trok hij haar omhoog, terwijl hij haar nog steeds vasthield in die wurggreep. De (kleinere) dader riep toen iets in een buitenlandse taal naar de andere persoon. Op een gegeven moment kwam die andere persoon (de grotere) naar beneden. Die (kleinere) persoon die haar nog steeds vasthield wilde haar in de kelderkast duwen. Dit is niet gelukt omdat aangeefster haar voet tussen de deur kon houden, zodat de kelderkast niet afgesloten kon worden. Voor zover aangeefster weet is zij niet aangeraakt door de langere persoon. Zij vond het opvallend dat de daders de weg wisten in haar huis. Zij kreeg de indruk dat de daders precies wisten waar ze moesten zoeken.
Gestolen is een geldbedrag van ongeveer 270 euro uit drie portemonnees uit de keuken en 250 euro uit een oude boterpot die in de secretaire stond. Ook is haar horloge dat op de tafel lag weg. In een aanvullende verklaring geeft aangeefster aan dat zij nog weet dat de man die haar in een wurggreep hield in de keuken nog geld in zijn zakken stopte. Zij gaat er van uit dat dit geld afkomstig was uit de portemonnee. Ook verklaart zij dat de man die haar in een wurggreep hield haar [merk] horloge van tafel pakte. Daarnaast geeft zij aan dat het silhouet van de man die naar boven liep er uit zag als het silhouet van de vriend van haar kleindochter [getuige 2], die al een paar keer bij haar thuis op bezoek is geweest. Ook verklaart aangeefster dat op het moment dat de dader het vuurwapen tegen haar hoofd hield hij zei “ik maak je kapot” en “ik vermoord je”. Hiervoor had deze jongen om geld gevraagd. Zij vreesde hierdoor voor haar leven.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij deze overval samen met verdachte heeft gepleegd . Verdachte had hem verteld dat hij geld ging maken en dat [medeverdachte 2] mee kon. Zij gingen naar de opa en oma van verdachtes vriendin. Volgens [medeverdachte 2] hoopte verdachte wel dat die opa thuis was, want die wist waar het geld lag . [medeverdachte 2] verklaart dat ze door de schuifpui naar binnen zijn gegaan . Verdachte had hierover gezegd dat deze overdag altijd open was. Verdachte riep om geld. [medeverdachte 2] ziet dat verdachte die vrouw pakt. Verdachte wist te vertellen dat er boven ergens enveloppen lagen. [medeverdachte 2] heeft geld gepakt uit een boterbakje beneden. Hij heeft verder de kamers doorzocht. Beneden zijn twee kamers en boven heeft [medeverdachte 2] eigenlijk niet gezocht. Daarna riep verdachte hem, en als [medeverdachte 2] dan beneden is ziet hij dat verdachte een deur openmaakte en de vrouw ergens in duwde. Het horloge heeft hij later van verdachte gekregen. Het geld is gedeeld tussen verdachte en [medeverdachte 2] .
Verdachte ontkent iets te maken te hebben met dit feit. Hij voelt zich alleen schuldig omdat hij zich bij zijn vrienden heeft laten ontvallen dat er bij de opa en oma van zijn vriendin [getuige 2] (het echtpaar [slachtoffer 4]) veel geld in de woning aanwezig zou zijn.
Hoewel verdachte wisselend verklaart of hij die dag al dan niet naar school zou zijn gegaan en tot hoe laat hij daar gebleven is, stelt hij wel die middag met zijn broer met diens auto naar Eindhoven te zijn gereden om een televisie te halen , dan wel om naar een tv te kijken. Verdachtes broer verklaart dienaangaande dat hij recent geen tv gekocht heeft, dat hij er geen nodig heeft, en dat hij niet speciaal naar Eindhoven is gegaan om een tv te kopen. Voorts komt uit dit verhoor naar voren dat de broer van verdachte de auto waarover verdachte spreekt op 18 december 2008 niet meer in zijn bezit had. Verdachtes broer geeft tevens aan dat hij daarna geen andere auto meer heeft gehad omdat hij daarvoor geen geld had.
Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachtes verklaring over waar hij die middag is geweest niet klopt en dat verdachte derhalve geen alibi heeft voor de middag van 18 december 2008.
Voorts voert verdachte aan dat de zich in het dossier bevindende gegevens met betrekking tot het gebruik van zijn mobiele nummer nietszeggend zijn, nu hij de dag van tevoren zijn simkaart met die van [medeverdachte 2] geruild had, zodat die gegevens slechts aantonen dat [medeverdachte 2] aldaar ter plekke was.
[medeverdachte 2] heeft met betrekking tot dit ruilen van simkaart verklaard dat hij begin december 2008 een nieuwe gsm heeft gekocht, een Nokia 6300, kleur grijs zwart. Ook geeft [medeverdachte 2] aan dat verdachte korte tijd zijn simkaart in de gsm van [medeverdachte 2] heeft gezet, omdat de batterij van verdachtes telefoon kapot was. Dit was op 17 en 18 december 2008. Ook na de aanhouding van [medeverdachte 2] op 18 december 2008 (rond 18.00 uur) is [medeverdachte 2]s gsm bij verdachte gebleven. [medeverdachte 2] is na zijn invrijheidsstelling (op 19 december) op zoek naar verdachte gegaan om zijn telefoon terug te krijgen. Deze verklaring van [medeverdachte 2] spoort met de uitkomsten van het Procesverbaal onderzoek telecommunicatie waaruit blijkt dat het simkaartje met het nummer hetwelk in gebruik was bij verdachte (laatste nummers 7218) van 17 december 23.50 uur tot en met 19 december tot in elk geval rond 19.00 uur heeft gezeten in de telefoon van [medeverdachte 2].
In de telefoon van [medeverdachte 2] zijn een zevental sms berichten aangetroffen welke zijn ontvangen in de periode tussen 18 december 18.48 uur en 19 december 17.49 uur en welke sms berichten zijn verzonden met een telefoonnummer dat in gebruik was bij de vriendin van verdachte, [getuige 2]. Zij heeft naar aanleiding hiervan verklaard dat verdachte die avond (bedoeld wordt de avond van 18 december) een andere telefoon bij zich had, een vrij nieuwe Nokia, in de kleur zwart zilver. Ze geeft voorts aan dat die sms berichten bestemd waren voor verdachte, en dat ze [medeverdachte 2] niet kent. Ze oppert dan de mogelijkheid dat de jongens onderling de telefoon hebben geruild zonder simkaart. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat verdachte de avond van 18 december nog immer beschikte over de gsm van [medeverdachte 2] (een nieuwe Nokia kleur zwart grijs/zilver), hetgeen ook weer spoort met de hierboven genoemde uitkomsten van het onderzoek telecommunicatie waaruit blijkt dat er 18 december de hele dag en ook 19 december tot in elk geval ongeveer 19.00 uur het simkaartje met het nummer van verdachte is gebruikt in de gsm van [medeverdachte 2]. Ook kan uit de verklaring van [getuige 2] afgeleid worden dat zij naar verdachte heeft gesmst naar het haar bekende nummer van verdachte en niet naar het nummer van [medeverdachte 2].
De verklaring van verdachte dat hij in de middag van 18 december 2008 rond 16.00 uur of 16.30 op het station te Tegelen de simkaart van [medeverdachte 2] heeft teruggekregen en toen in zijn eigen telefoon heeft gedaan, is daarmede aantoonbaar onjuist. De rechtbank concludeert dan ook op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden dat verdachte op de dag van de overval zelf steeds de beschikking heeft gehad over zijn eigen simkaart.
Hieruit volgt dat de plaatsbepaling welke betrekking heeft op het telefoonnummer van verdachte, bewijs vormt voor de aanwezigheid van verdachte in het gepeilde gebied ten tijde van de peiling. Uit het proces verbaal onderzoek telecommunicatie blijkt tevens dat er de middag van 18 december 2008 om 15.34 uur een korte verbinding van 2 seconden is geweest tussen het telefoonnummer van verdachte en dat van [getuige 2]. Om 15.35 uur is er een verbinding van 11 seconden tussen het telefoonnummer van verdachte en dat van een vriend van hem. Op die tijdstippen straalt de telefoon van verdachte een zendmast op de Schoordijk te Weert aan. Kort daarop (belt [getuige 2] terug en) komt er een verbinding tot stand tussen het telefoonnummer van [getuige 2] en verdachte van bijna 5 minuten. Van andere telefoongesprekken tussen beide nummers die middag is niet gebleken.
Verdachte verklaart over dit gesprek dat [getuige 2] hem die middag heeft gebeld toen hij terug aan het rijden was van Eindhoven naar Tegelen op een moment dat hij nog op de snelweg reed. [getuige 2] heeft hem tijdens dit gesprek verteld dat bij haar oma een overval was gepleegd en dat dit met een geweer was gebeurd. Verdachte verklaart dat hij toen heeft afgesproken om naar [getuige 2] toe te gaan. [medeverdachte 2] verklaart over dit gesprek dat verdachte na de overval onderweg naar Venlo werd gebeld door [getuige 2]. Verdachte zei tegen [getuige 2] dat hij op de terugweg was van Eindhoven. [getuige 2] wilde volgens [medeverdachte 2] dat verdachte nog naar haar toekwam.
Uit het gegeven dat verdachtes telefoon een zendmast te Weert aanstraalt en de omstandigheid dat de snelweg route van Eindhoven naar Venlo/Tegelen niet loopt via Weert, leidt de rechtbank af dat verdachtes verklaring dat hij die middag in Eindhoven is geweest kennelijk leugenachtig is. Wel past het aanstralen van de zendmast te Weert bij de verklaring van [medeverdachte 2] dat ze na de overval nog naar Nederweert zijn gereden .
Ook stelt verdachte dat hij dus al die middag van [getuige 2] heeft gehoord dat haar oma was overvallen. Volgens de verklaring van [getuige 2] heeft zij echter zelf die dag pas om 17.45 uur van een vriendin gehoord dat de politie aan de deur stond bij opa en oma. Ze heeft daarna naar opa heeft gebeld en de politie aan de telefoon gekregen die zei dat ze niets konden vertellen maar dat met opa en oma alles goed was. Ook verklaart [getuige 2] dat ze hierover niet met verdachte gebeld heeft .
In het dossier bevindt zich een tapgesprek van 18 december 2008 om 22.53 uur waarin [getuige 2] belt met het telefoonnummer van verdachte, met een man die [persoon 10] genoemd wordt (zijnde de roepnaam van verdachte). Dit gesprek gaat deels over hun relatie, op basis waarvan de rechtbank de conclusie trekt dat verdachte dit gesprek heeft gevoerd. In dit gesprek dat ook deels over de overval op de oma van [getuige 2] gaat (en waarin [getuige 2] tevens aangeeft dat ze bij de politie heeft gelogen en niet het telefoonnummer van [persoon 10] heeft gegeven) zegt verdachte dat [getuige 2] er blij mee moet zijn dat die jongen of die man niet heeft geschoten. In haar verhoor op 20 december 2008 geeft [getuige 2] echter aan dat zij zelf pas gisteren (lees: 19 december) het hele verhaal van oma heeft gehoord en dat ze dat dus pas daarna aan [persoon 10] heeft kunnen vertellen. Hieruit, in combinatie met de (kennelijk onjuiste) verklaring van verdachte dat hij die middag van [getuige 2] gehoord had dat de overval op oma met een geweer was gepleegd, concludeert de rechtbank dat verdachte reeds de dag c.q. avond van de overval beschikte over daderinformatie dat de overvaller een vuurwapen bij zich had.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat uit voorgaande opsomming van feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte kennelijk leugenachtig verklaart over zijn doen en laten ten tijde van de overval. Voorts blijkt uit voorgaande dat de verklaring van [medeverdachte 2] op vele punten ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 2] de overval op de oma van [getuige 2] heeft gepleegd.
Met betrekking tot de rolverdeling van verdachte en [medeverdachte 2] ten tijde van de overval volgt de rechtbank de versie van [medeverdachte 2] echter niet. Uit de verklaring van de aangeefster blijkt duidelijk dat de kleinere van de twee daders haar heeft vastgepakt met een wurgklem en het wapen op haar hoofd heeft gezet. De kleinere man heeft geld gepakt en heeft haar horloge meegenomen. De grotere van de twee, wiens silhouet haar deed denken aan de vriend van [getuige 2], heeft volgens aangeefster haar niet aangeraakt, heeft niets gezegd en is meteen naar boven gegaan om te zoeken. Uit het dossier blijkt dat verdachte 1.95 m lang is en dat [medeverdachte 2] slechts 1.76 cm lang is . Ook blijkt uit het dossier dat toen [medeverdachte 2] die avond rond 18.00 uur op het politiebureau was, hij een dameshorloge in zijn fouillering had, waarover hij toen zei dat dit van zijn vriendin was. Via zijn vriendin en de politie is dit horloge weer bij aangeefster teruggekomen die dit horloge herkent als hare. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat het [medeverdachte 2] is geweest die het geweld jegens aangeefster heeft gepleegd en haar heeft bedreigd.
Volgens [medeverdachte 2] heeft verdachte hem gezegd dat hij geld ging maken en dat [medeverdachte 2] mee kon. Ze zouden gaan naar de opa en oma van zijn vriendin. Verdachte wist hoe je er kon komen en verdachte wist dat de schuifpui overdag altijd open was . Voorts verklaart [medeverdachte 2] dat verdachte hoopte dat opa thuis was omdat die wist waar het geld lag . Dat het verdachte was die de kennis had van en de weg wist naar en in de woning van aangeefster is verklaarbaar, nu verdachte aldaar wel eens op bezoek is geweest. [getuige 2] verklaart dat zij aan verdachte heeft verteld dat opa veel geld had en dat dit geld in enveloppen lag in een kast boven aan de trap . Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook verdachte geweest die naar boven is gelopen en is gaan zoeken, terwijl hij wist dat [medeverdachte 2] aangeefster in bedwang hield. Dat verdachte het plan had om een diefstal met (bedreiging met) geweld te plegen en niet een eenvoudige inbraak blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 2] dat verdachte hoopte dat opa thuis was, omdat die wist waar het geld lag. Aangenomen mag worden dat opa twee indringers in zijn woning niet geheel vrijwillig zou vertellen waar hij eventuele gelden verstopt zou hebben. Verdachte moet dan ook het toepassen van enige dwang, geweld of bedreiging al ingecalculeerd hebben. Gelet hierop is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 2] en verdachte en is verdachte als medepleger strafbaar voor het bewezenverklaarde.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 december 2008 te Blerick tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [plaats delict 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, welk geweld heeft bestaan in het zich lostrekken uit de greep van genoemde [slachtoffer 3] en welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan genoemde [slachtoffer 2] en het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het lichaam van genoemde [slachtoffer 2] en daarbij tegen genoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 24 oktober 2008 te Velden tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een sportkantine, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan de [vereniging] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij in de nacht van 30 november 2008 op 1 december 2008 te Panningen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een clubgebouw, gelegen aan [adres], heeft weggenomen twee kluizen toebehorende aan de [slachtoffer 5] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft gebracht door middel van braak,
4.
hij op 18 december 2008 te Roggel tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Euro 520.- en een horloge ([merk]), toebehorende aan [slachtoffer 4] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld heeft bestaan uit het met geweld vastpakken en vasthouden en vastgrijpen van die [slachtoffer 4] en het bij de keel vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 4] en het met geweld dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer 4] en het op de grond gooien en tegen de grond drukken van die [slachtoffer 4] en het in een wurggreep vasthouden van die [slachtoffer 4] en het met geweld duwen van die [slachtoffer 4] in een kelderkast en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het drukken of houden van een pistool, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en het op dreigende toon tegen die [slachtoffer 4] zeggen:"Waar is het geld" en "Ben je alleen thuis" en "Ik maak je kapot" en "Ik vermoord je", in elk geval woorden van soortgelijk dreigende aard en strekking;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 4:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
De misdrijven sub 1 en 4 zijn strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven sub 3 en 4 zijn strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
De straffen en/of maatregelen
9.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 14 juli 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van zes jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten sub 1 en 4. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt voor het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit de raadsman subsidiair een lagere straf aangezien verdachte in de visie van de verdediging bij dat feit slechts een beperkte rol heeft vervuld.
9.3.De overwegingen van de rechtbank
Op 24 oktober en 30 november 2008 is verdachte betrokken bij inbraken in voetbalkantines. Hij maakt zich schuldig aan heling en schuldheling en vervolgens pleegt hij 18 december 2008 samen met een bekende een overval op de oma van zijn vriendin, omdat hij weet dat daar veel geld is te halen. Deze overval op een persoon waarmee hij nota bene goed bekend is gaat gepaard met geweld. Niettemin, zo blijkt uit de verklaring van de medeverdachte, wordt, omdat de buit tegenvalt, getracht de rooftocht voort te zetten. Echter het volgende adres blijkt te moeilijk te vinden. Twee dagen later pleegt verdachte, ditmaal met andere bekenden, weer een gewapende overval. Bedoeld werd een videotheek te overvallen maar omdat deze gesloten is wordt de frituur ernaast het doelwit. Ook hier wordt weer geld buitgemaakt. Bedreiging met geweld en geweld worden door verdachte en zijn kompanen niet geschuwd. In wisselende samenstelling, zorgt deze groep voor veel overlast, maar vooral voor heel veel angst en ellende bij de slachtoffers en hun omgeving. Binnen zijn kring van criminele bekenden speelt verdachte geen onbelangrijke rol. Geld en aanzien in die kring staan op de voorgrond. Uit niets blijkt dat verdachte zich laat weerhouden door het leed dat hij zijn slachtoffers daarmee berokkent.
Vanaf zijn 14e jaar is verdachte bekend bij de politie en justitie en tot december 2008 liep hij nog in de proeftijd van een eerdere straf die werd opgelegd in verband met straatroof. Vanaf februari 2005 is verdachte in het kader van die eerdere straffen verplicht begeleid door de jeugdreclassering. Hij volgde allerlei trajecten (ITB-Criem en HKJ) en cursussen, waaronder agressieregulatie en “Slachtoffers in Beeld”, maar steeds opnieuw vindt hij het moeilijk om zijn eigen aandeel te zien, zo blijkt uit rapportages van de reclassering en buro Jeugdzorg. Hij kan zich moeilijk inleven in de gevoelens van anderen of zien wat zijn gedrag oproept. In de begeleiding wordt aandacht besteed aan zijn manier van communiceren, die bedreigend over kan komen. Strakke begeleiding heeft op korte termijn effect. Verdachte volgt een opleiding tot metselaar. Hierin wordt hij ondersteund en weet zich gewaardeerd maar hij recidiveert opnieuw. Hij ontmoet steeds weer criminele vrienden door wie hij zich laat beïnvloeden, zoekt spanning en sensatie en verspeelt geld in de gokhal. Hij ziet de ernst van de situatie niet in en mede door zijn verstandelijke beperkingen leert hij niet van zijn fouten.
De rechtbank deelt de conclusie van de reclassering dat een strak begeleidingsregime noodzakelijk is. Echter, zij zal dat thans niet opleggen in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel met verplicht reclasseringscontact. Gezien de hiervoor geschetste omstandigheden, de ernst van de feiten, in het bijzonder de overvallen, en rekening houdend met straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en zes maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Ad informandum gevoegde feiten
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ten bezware van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de onder aan de dagvaarding ad informandum gevoegde feiten, te weten:
parketnummer feitgegevens
650017-09 de periode van 26-11-2008 tot en met Tegelen Gem Helden
opzetheling van een personenauto
[merk] (zaak 18)
650017-09 17 december 2008 [straat] Venlo Gem Venlo
schuldheling van een I-pod (zaak 25)
9.4. Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer schoenen en kledingstukken inbeslaggenomen zijn, te weten:
08-006503 3 2.00 STK Schoenen Kl:Zwart
ZARA
08-006503 4 1.00 STK Shirt Kl:rose
JACK & JONES
08-006503 5 1.00 STK Kleding Kl:wit
REPLAY broek
08-006503 6 1.00 STK Vest Kl:blauw
HELLINGER
08-006503 7 1.00 STK Jas Kl:bruin
-
leren jas;
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene(n) aan wie deze toebehoren, zoals hierna in het dictum genoemd.
9.5. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 5], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de/het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 5] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2.040,16 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Aangezien de in de vordering vermelde schade niet is onderbouwd dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
Ten aanzien van feit [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 04/650234-08 ten laste gelegde feit sub 1 geleden materiële en immateriële schade.
[slachtoffer 4] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 520,00 en de immateriële schade op een bedrag van EUR 6.200,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit sub 4 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Voor zover de vordering van immateriële schade het bedrag van € 1.000,00 overstijgt, is deze vordering in het strafproces niet van eenvoudige aard. In zoverre kan [slachtoffer 4] derhalve niet in haar vordering bij de strafrechter worden ontvangen. Zij kan deze restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voor het overige voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van EUR 1.520,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 1.520 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 25 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 4] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311, 312
11.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar en zes maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
08-006503 3 2.00 STK Schoenen Kl:Zwart
ZARA
08-006503 4 1.00 STK Shirt Kl:rose
JACK & JONES
08-006503 5 1.00 STK Kleding Kl:wit
REPLAY broek
08-006503 6 1.00 STK Vest Kl:blauw
HELLINGER
08-006503 7 1.00 STK Jas Kl:bruin
-
leren jas
Vorderingen van de benadeelde partijen
Ten aanzien van feit 3
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres] niet ontvankelijk in haar vordering.
de rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 4
gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van EUR 1.520,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres] te betalen een bedrag van EURO 1.520,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 december 2008 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende [adres], voor het meer gevorderde aan immateriële schade ad € 5.200,00 aangezien deze naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1.520,00, subsidiair 25 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4], wonende [adres], met dien verstaande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vana18 december 2008 tot de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.520,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 18 december 2008 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, Y.J.C.A. Roeffen en
M.J.H. van den Hombergh, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2009.