Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4328

Datum uitspraak2009-07-28
Datum gepubliceerd2009-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600388-09; 16/611176-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Woningbraak en mishandeling van een badmeester.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16/600388-09; 16/611176-08 (gevoegd ter terechtzitting); 16/602654-07 (vordering tenuitvoerlegging) [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2009 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1990] te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] thans gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht. 1 Onderzoek van de zaak Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaken onder de parketnummers 16/611176-08 en 16/602654-07 naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting is de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Parketnummer 16/600388-09: Feit 1: een woninginbraak heeft gepleegd dan wel heeft geprobeerd in te breken in een woning; Feit 2: zich met geweld heeft verzet tegen een politieambtenaar in functie; Parketnummer 16/611176-08: Een toezichthouder in een zwembad heeft mishandeld. 3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem bij parketnummer 16/600388-09 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 16/611176-08 ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert zich bij zijn oordeel op de in het dossier opgenomen aangiftes en belastende getuigenverklaringen en processen-verbaal van verbalisanten en op de deels bekennende verklaring van verdachte. 3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte tot een bewezenverklaring kan komen van de bij parketnummer 16/600388-09 onder feit 1 ten laste gelegde (poging) tot woninginbraak. Ook kan de rechtbank naar de mening van de verdediging tot een bewezenverklaring komen van het bij parketnummer 16/600388-09 onder 2 ten laste gelegde feit, met uitzondering van het ten laste gelegde dat verdachte opzettelijk zijn duim/wijsvinger op het oog/de oogkas van aangever zou hebben gezet en daarop zou hebben gedrukt, gelet op de processen-verbaal van de verbalisanten en de deels bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder parketnummer 16/611176-08 ten laste gelegde mishandeling, nu naar de mening van de verdediging de verklaring van aangever en de verklaring van getuige [getuige] onbetrouwbaar zijn. 3.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank acht de bij parketnummer 16/600388-09 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 16/611176-08 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij ten aanzien van parketnummer 16/600388-09 gelet op: Feit 1 primair: -de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2009 ; -de aangifte van [Aangever 2] en de daarbij behorende goederenbijlage . Feit 2: -de met uitzondering van het derde gedachtestreepje bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2009 ; -het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant/slachtoffer] ; -de foto’s van het letsel aan en onder het oog van [verbalisant/slachtoffer] en aan zijn hand . Ten aanzien van het onderdeel van het door verdachte met zijn duim geboden verzet heeft de rechtbank gelet op het relaas van de verbalisant [verbalisant/slachtoffer] (zie noot 5) waarin deze heeft verklaard dat verdachte zijn duim op het rechteroog van verbalisant zette en met kracht begon te drukken. Verbalisant voelde hierdoor hevige pijn aan zijn oog. De verdachte bleef kracht zetten op het oog van verbalisant. Verbalisant voelde dat de duim voor de helft op zijn oogkas kwam te staan en dat verdachte heel hard bleef drukken op het oog en de oogkas van verbalisant en dat de verdachte druk bleef uitoefenen. De foto’s van het letsel ondersteunen zijn verklaringen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gewelddadig zijn duim op een oog en oogkas van die [verbalisant/slachtoffer] heeft gezet en vervolgens kracht heeft uitgeoefend. Ten aanzien van parketnummer 16/611176-08: Aangever [Aangever], toezichthouder in het Sportfondsenbad, nam op 30 november 2008 in het zwembad, waar op dat moment een feest plaatsvond, een jongen mee naar de badmeestersloge om hem aan te spreken op zijn gedrag. Nadat het de jongen duidelijk was geworden dat hij het feest in het zwembad moest verlaten viel niet meer met de jongen te praten. Aangever zag dat de jongen opgefokt raakte . De jongen kwam op aangever aflopen. Eén van zijn vuisten was gebald. De jongen werd steeds agressiever. Plotseling voelde aangever een harde klap tegen zijn mond. Hij zag dat de jongen met wie hij stond te praten hem de klap gaf. Aangever voelde pijn in zijn mond. De jongen gaf aangever nog een klap met gebalde vuist. De jongen raakte aangever nog twee keer op zijn hoofd of in zijn gezicht . Aangever had door de klappen pijn in zijn onderlip. Er zat een snee in zijn onderlip en hij had twee rode plekken op zijn voorhoofd . Van het letsel van aangever zijn foto’s in het dossier opgenomen . Op de foto’s is te zien dat aangever een wond aan zijn onderlip heeft en een rode plek op zijn voorhoofd. Aangever heeft de jongen die hem geslagen had aan de politie aangewezen. Deze verdachte gaf aan de politie op te zijn genaamd [verdachte] . Getuige [getuige] verklaarde bij de politie dat hij zag dat de jongen heel erg opgefokt was en met gebalde vuisten stond . De jongen liep met een dreigende houding richting [Aangever]. De jongen gaf met gebalde vuist zeker drie klappen tegen het hoofd van [Aangever]. [Aangever] kreeg een klap tegen zijn lip, voorhoofd en nog een ander gedeelte van zijn gezicht . Verdachte heeft toegegeven dat hij door de toezichthouder is aangesproken en mee is genomen naar de badmeesterloge, alwaar hij is conflict is geraakt met de toezichthouder . Zowel aangever als getuige [getuige] zijn ook door de rechter-commissaris gehoord. De rechtbank overweegt dat de aangever en de getuige bij de rechter-commissaris nagenoeg dezelfde verklaringen afleggen als bij de politie. Daarnaast komen beide verklaringen overeen met het door aangever blijkens het dossier opgelopen letsel. De rechtbank is daarom van oordeel dat de door aangever en getuige afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn en acht op grond van die verklaringen in combinatie met het geconstateerde letsel de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De stelling van verdachte, dat de toezichthouder de dikke lip zou hebben opgelopen tijdens afwerende gedragingen van verdachte vindt verder geen steun in de stukken, noch is dit anderszins aannemelijk geworden. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: 16/600388-09 Feit 1 primair: op 08 april 2009 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen sieraden (een gouden broche, een gouden damesring, een gouden horloge, kettingen) en een autosleutel (behorende bij een Fiat Stilo), toebehorende aan [Aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten door het openbreken van een schuifpui aan de achterzijde van die woning en door die pui naar binnen gaan; Feit 2: op 08 april 2009 te Amersfoort, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant/slachtoffer], hoofdagent van politie Utrecht, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 311 wetboek van strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau van politie in het arrondissement Utrecht, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, hebbende verdachte telkens opzettelijk gewelddadig - zich meermalen bewogen in een richting tegengesteld in die waarin die [verbalisant/slachtoffer] hem, verdachte, wilde brengen en - die [verbalisant/slachtoffer] met kracht van zich afgeduwd en met kracht aan het lichaam van die [verbalisant/slachtoffer] getrokken en - zijn, verdachtes, duim op een oog en oogkas van die [verbalisant/slachtoffer] gezet en vervolgens met kracht gedrukt (gehouden), tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel te weten: een opgezwollen huid onder het oog en een schaafwond onder rechteroog en schaafwonden op de hand bekwam. 16/611176-08 op 30 november 2008 te Amersfoort in het Sportfondsenbad opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [Aangever] (zijnde een toezichthouder in het desbetreffende zwembad), meermalen tegen diens gezicht en/of hoofd heeft gestompt, waardoor voornoemde persoon letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 4 De strafbaarheid 4.1 De strafbaarheid van de feiten Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op: Ten aanzien van parketnummer 16/600388-09 feit 1primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Ten aanzien van parketnummer 16/600388-09 feit 2: Wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Ten aanzien van parketnummer 16/611176-08: Mishandeling. 4.2 De strafbaarheid van verdachte Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 5 De strafoplegging 5.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling bij de Waag moet volgen. 5.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat op grond van hetgeen de rechtbank naar haar oordeel bewezen kan verklaren en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend is. 5.3 Het oordeel van de rechtbank Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Verdachte is op heterdaad betrapt bij een woninginbraak. Een dergelijk feit brengt naast financiële schade gevoelens van onveiligheid met zich mee. Daarbij heeft hij zich hevig verzet bij zijn aanhouding, waarbij een agent letsel heeft opgelopen. Daarvoor heeft verdachte tijdens een drukbezocht feest een toezichthouder in een zwembad geslagen, hetgeen eveneens gevoelens van onveiligheid bij het aanwezige publiek maar in het bijzonder bij het slachtoffer teweeg brengt. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het volgende. Blijkens het uittreksel uit het documentatieregister d.d. 9 april 2009 is verdachte twee keer eerder veroordeeld door de kinderrechter, in 2008 voor het plegen van vermogensdelicten en in 2007 voor het plegen van geweldsdelicten. De rechtbank heeft kennis genomen van de in het dossier aanwezige voorlichtingsrapporten van 2 juni 2009 en van 9 juli 2009 van Reclassering Nederland, opgemaakt door L. van Os, reclasseringswerker. Uit de rapportage van 9 juli 2009 volgt dat uit de Risc een gemiddelde kans op recidive blijkt, maar dat de reclassering te weinig zicht heeft op de persoonlijkheid van verdachte om uitspraken te kunnen doen over de kans op recidive. Uit het rapport blijkt voorts dat verdachte aangeeft dat hij hulp nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen en dat hij daarom wil meewerken aan reclasseringsbegeleiding. De reclassering adviseert om verdachte tot een (deels) voorwaardelijke straf te veroordelen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en verdachte zijn volledige medewerking verleent aan een persoonlijkheidsonderzoek en eventueel een behandeling in forensisch psychiatrische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling volgt. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij bereid is zich aan de aanwijzingen van de reclassering te houden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten enerzijds en de persoonlijke omstandigheden van verdachte anderzijds, de door de officier van justitie gevorderde straf een passende sanctie is. 6 De benadeelde partij De benadeelde partij [verbalisant/slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 500,00 ter zake van immateriële schade voor feit 2 onder parketnummer 16/600388-09. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 250,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. 7 De vordering tot tenuitvoerlegging De voorwaardelijke straf van 1 maand jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de Kinderrechter d.d. 16 oktober 2007 is reeds voor de helft ten uitvoer gelegd bij vonnis van de Kinderrechter van 30 juli 2008. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 juli 2009 gevorderd dat genoemde voorwaardelijke straf voor het overige, te weten jeugddetentie voor de duur van 15 dagen, nu ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f, 57, 180, 181, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: Ten aanzien van parketnummer 16/600388-09 feit 1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Ten aanzien van parketnummer 16/600388-09 feit 2: Wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Ten aanzien van parketnummer 16/611176-08: Mishandeling. - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: - omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; - omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarde: dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling in forensisch psychiatrische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling volgt. - draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf; Benadeelde partijen - veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant/slachtoffer] van € 250,00, ter zake van immateriële schade; - veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; - verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant/slachtoffer], € 250,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; - bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; Vordering tenuitvoerlegging - gelast dat het resterende deel van de voorwaardelijke straf, opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/602654-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten jeugddetentie voor de duur van 15 dagen; - heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf. Dit vonnis is gewezen door mr. B.P.L. de Vries, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en mr. M.P. Gerrits-Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juli 2009. Mr. De Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.