Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4302

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-07-30
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers54909/HA ZA 06-528
Statusgepubliceerd


Indicatie

In het vonnis van 23 april 2008 is de zaak tussen partijen in conventie beslist. In reconventie heeft de rechtbank twee bewijs opdrachten gegeven aan eisers en een bewijs opdrachten aan gedaagde inzake de vensters, regenwater afvoer en een klimop. De rechtbank beoordeelt of partijen zijn geslaagd in het bewijs de rechtbank verklaard voor recht dat stukje gelegen naast de schutting tot aan de bielzen op grond van verkrijgende verjaring eigendom van gedaagde is, veroordeelt eisers tot verwijdering van de klimop binnen twee weken na betekening van het vonnis, veroordeelt eisers om binnen twee weken na de betekening van het vonnis te betalen een bedrag van € 25 in redelijkheid bepaald als waarde voor de verwijderde hibiscus, veroordeelt eisers om binnen twee weken na betekening van dit vonnis te betalen een bedrag van € 80, 32 wegens rioolwerkzaamheden.


Uitspraak

Uitspraak vonnis RECHTBANK MIDDELBURG 54909 / HA ZA 06-528 Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 54909 / HA ZA 06-528 Vonnis van 21 januari 2009 in de zaak van 1. [eiser 1], wonende te Krabbendijke, 2. [eiser 2], wonende te Krabbendijke, eisers in conventie, gedaagden in reconventie, advocaat: mr. C.J. IJdema te Middelburg, tegen [ gedaagde], wonende te Krabbendijke, gedaagde in conventie, eiser in reconventie, advocaat: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker te Middelburg. Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden. Het verdere verloop van de procedure Het verdere verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 23 april 2008; het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van beide partijen d.d. 10 juli 2008; conclusie na enquête van de zijde van [eiser] d.d. 20 augustus 2008; conclusie na enquête van de zijde van [gedaagde] d.d. 17 september 2008. De verdere beoordeling in reconventie In het vonnis van 23 april 2008 is de zaak tussen partijen in conventie beslist. In reconventie heeft de rechtbank twee bewijsopdrachten gegeven aan [eiser] en één bewijsopdracht aan [gedaagde]. De rechtbank zal hierna beoordelen of partijen zijn geslaagd in het bewijs. Bewijsopdrachten [eiser] Vensters De rechtbank heeft in 4.20 van het tussenvonnis [eiser] toegelaten te bewijzen: “dat de vensters aan de zijde van de binnenplaats van [gedaagde] dateren van de bouw van de woning.” 2.3. Partijgetuige [eiser 1] heeft over de vensters onder meer als volgt verklaard: “(…)Er zitten twee vensters in de muur in de ruimtes keuken en bijkeuken. (…) De ramen waren reeds aanwezig toen ik de woning in 1982 kocht. Ik schat dat de woning eind jaren 50 is gebouwd. Aan het metselwerk rond de kozijnen is niets veranderd. (…)” 2.4. Getuige J[R] heeft over de vensters onder andere het volgende verklaard: “(…)Ik ben van augustus 1991 tot februari 1997 woonachtig geweest op de nrs. [adres] van de Dorpsstraat te Krabbendijke. Dhr. [eiser] woonde op nr. 16. Vanaf de binnenplaats keek ik tegen een aantal ramen aan van de woning van dhr. [eiser]. Ik weet niet om hoeveel ramen het ging. In de periode dat ik daar woonde zijn de houten ramen vervangen door andere ramen. (…)” 2.5. Getuige [B] heeft onder meer als volgt verklaard over de vensters: “(…)Vanaf ongeveer mijn zesde jaar tot 40 jaar geleden heb ik gewoond op het adres [adres] te Krabbendijke. Mijn ouders waren de eerste bewoners van dit huis. Toen ik erin kwam wonen was het huis net nieuw. (…)In de keuken zit een groot raam en in de ruimte daarachter een klein raam. Je kunt niet door het raam heen kijken, het is een raam met bobbeltjes. In de periode dat ik er heb gewoond zijn deze ramen altijd hetzelfde gebleven. Op verzoek van dhr. [eiser] heb ik gekeken naar de ramen. De omvang van de ramen is hetzelfde gebleven. Het kleine raam is veranderd van een klapraam, die helemaal open kon, in een tuimelraam. Het grote raam kan aan de bovenkant open. Op een vraag van mr. Mikes antwoord ik dat je vroeger vanuit het raam in de keuken op het raam van de keuken bij de buren uitkeek als het raam openstond. (…)” 2.6. Getuige [B] heeft als volgt verklaard over de vensters: “(…) Ik heb in de woning aan de [adres] te Krabbendijke gewoond vanaf mijn geboorte totdat ik 27 of 28 jaar oud was. (…) In de keuken zat een raam in drie delen. Het glas was van matglas, op het rechter raam zat een ventilator, het raam kon niet open. In het hokje achter de keuken zat een raam dat open sloeg naar buiten. Het raam was ongeveer 80 bij 60 cm. De scharnieren bevonden zich aan de zijkant. Gisteren heb ik de ramen bekeken. Er is niets veranderd wat betreft grootte en plaats. Alleen de kozijnen waren vroeger van hout, nu vermoedelijk van kunststof. Het raam in de keuken bestaat nu uit twee delen. (…)” 2.7. In contra-enquête heeft [gedaagde] over de vensters het volgende verklaard: “(…) Ik heb vanaf 1997/1998 tot 1 januari 2008 aan de Dorpsstraat [adres] gewoond. Voordat ik erin kwam wonen had de woning geruime tijd leeg gestaan. Ik heb gezien dat rondom het keuken vensters één laag bakstenen een andere kleur heeft. Je kunt dus aan de buitenkant zien dat de vensters veranderd zijn. Over die verandering heb ik, behalve met mijn vrouw, nooit met iemand besproken. De ramen zijn nu van matglas en kunststof. Het grote keukenraam is boven uitklapbaar. (…)” 2.8. Getuige [B] heeft vanaf zijn zesde levensjaar derhalve ongeveer 57 jaar geleden in (een deel van) het huis van [eiser] gewoond op nummer [adres] Hij heeft verklaard dat zijn ouders de eerste bewoners waren van het huis en dat de ramen toen reeds aanwezig waren. Verder klaart hij dat de omvang van de ramen hetzelfde is gebleven. Uit de verklaring van getuige [B] is af te leiden dat de ramen vanaf zijn geboorte, 46 jaar geleden aanwezig waren en dat er niets is veranderd wat betreft grootte en plaats. Getuige [R] heeft verklaard dat er in de periode 1991-1997 ook ramen waren waar hij vanaf de binnenplaats tegenaan keek. Aanvullend dient tot bewijs dat partijgetuige [eiser] heeft verklaard dat de ramen er al vanaf 1982 zaten en de woning in de jaren ’50 is gebouwd. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat de vensters aan de zijde van de binnenplaats van [gedaagde] dateren van de bouw van de woning. Dat wordt niet anders door de verklaring van getuige [gedaagde] nu daaruit hooguit kan worden geconcludeerd dat er vroeger iets grotere ramen in de muur (één laag bakstenen groter) hebben gezeten. [eiser] is geslaagd zijn stellingen ten aanzien van de vensters te bewijzen. Dit betekent dat [eiser] een beroep toekomt op verjaring –zoals al is overwogen in het tussenvonnis- en hij de ramen aan de zijde van de binnenplaats van [gedaagde] niet hoeft te verwijderen of aan te passen. De vorderingen van [gedaagde] die hierop zien, zullen worden afgewezen. Regenwaterafvoer 2.9. De rechtbank heeft in 4.23 van het tussenvonnis [eiser] toegelaten te bewijzen: “dat hij sinds 1982 het regenwater loost in de afvoerpijp die vastzit aan de woning van [gedaagde].” 2.10. Getuige [B] heeft hierover verklaard: “(…) In pand [adres] zat vroeger een winkel. Het pand had eerst een puntdak. In de periode dat ik daar woonde is het dak opgetrokken en daaraan is de regenpijp bevestigd. De pijp bevindt zich aan de kant van [adres]. Ik weet niet hoe de pijp eruit zag. Gisteren heb ik op verzoek van dhr. [eiser] de pijp bekeken. Het enige dat mij is opgevallen is dat de pijp nog steeds op dezelfde plaats zit. Op een vraag van mr. Mikes hoe ik weet dat de pijp daar al die tijd heeft gezeten, antwoord ik dat ik 100% zeker weet dat die pijp daar heeft gezeten. (…)” 2.11. Getuige [B] heeft hierover verklaard: “(…) Vroeger had het pand waarin de fam. Van de Poel woonde een puntdak. Ik weet niet precies wanneer, maar in ieder geval voor 1960 is de voorgevel opgetrokken. Daaruit trek ik de conclusie dat de regenpijp toen daaraan is bevestigd. In mijn herinnering heeft de regenpijp daar altijd gezeten. Toen ik de brief van de advocaat had ontvangen ben ik langs het huis gereden en heb ik gezien dat de regenpijp nog steeds op dezelfde plek zat. (…)” 2.12. De voormalige bewoner van het huis van [gedaagde], [R] heeft over de periode 1991-1997 hierover onder meer verklaard: “(…) De afvoerpijp aan de voorzijde van het huis hing precies tussen mijn huis en het huis van dhr. [eiser] in. De pijp was donkergroen. (…)” 2.13. Partijgetuige [eiser] heeft over de regenwaterafvoer verklaard: “(…) In 1988 heb ik de woning laten verbouwen. De constructie van de woning is niet veranderd. De afvoerpijp is uit esthetisch oogpunt vervangen door een bruin exemplaar. Het betrof een één op één vervanging door Aannemingsbedrijf Buteijn. Ik leg kopieën van een aantal foto’s en een overzicht van werkzaamheden over. (…) Uit foto 1 blijkt dat aan de constructie van de woning niets is veranderd. Uit foto 2 blijkt dat de afvoerpijp er reeds zat in 1991. Ik toon u de originelen van de foto’s. Daaruit blijkt dat foto 1 is genomen in augustus 1985 en dat foto 4 is genomen in 1999. Dit blijkt uit de datum die op de achterzijde van de foto’s is vermeld. (…)” 2.14. Uit voornoemde verklaringen leidt de rechtbank af dat de afvoerpijp er al zat voordat [eiser] het huis ging bewonen. De afvoerpijp was reeds aanwezig in 1982 en heeft er zoals blijkt uit de verklaring van voormalig buurman [R], de overgelegde foto’s en de aanvullende verklaring van [eiser] sindsdien ook gezeten. [gedaagde] heeft daarover in contra-enquête alleen verklaard dat de afvoerpijp aanwezig was toen hij de woning kocht en dat hij op foto H3 geen afvoerpijp ziet. De opmerkingen van [gedaagde] doen niet af aan het bewijs dat is geleverd. Naar het oordeel van de rechtbank is op foto H3 wèl een afvoerpijp te zien, maar zelfs al zou foto H3 buiten beschouwing worden gelaten, dan is met de overige bewijsmiddelen voldoende bewijs geleverd. Het enkele feit dat er veel tijd is verstreken, maakt niet dat geen waarde kan worden gehecht aan de verklaringen van de heren [B]. De rechtbank oordeelt dat [eiser] is geslaagd te bewijzen dat hij sinds 1982 het regenwater loost in de afvoerpijp die vastzit aan de woning van [gedaagde]. Dit betekent dat [eiser] een beroep toekomt op verjaring en geen afvoerpijp aan zijn eigen woning behoeft aan te brengen. De vordering van [gedaagde] die hierop ziet, zal worden afgewezen. Bewijsopdracht [gedaagde] Klimop 2.15. De rechtbank heeft in 4.29 van het tussenvonnis [gedaagde] toegelaten te bewijzen: “dat door de begroeiing van de klimop de muur wordt aangetast door vocht”. 2.16. Getuig[A] heeft over de klimop onder meer het volgende verklaard: “(…) Twee maanden geleden ben ik benaderd door dhr. [gedaagde] i.v.m. vocht op de muur. Ik heb gezien dat de muur vochtig, beschimmeld en brokkelig is op plaatsen waar aan de andere kant van de muur de klimop zit. Ik heb ook de klimop bekeken. De muur achter de klimop is groen beslagen. Ik weet uit ervaring dat de klimop vocht vast houdt en zo vochtig blijft. De klimop loopt onder en ook in de dakgoot. De dakgoot loopt scheef. De klimop onder de dakgoot is beschimmeld. In de muur achter de klimop zitten gaatjes. De klimop gaat daarin zitten. De muur van de keuken is constant vochtig, het maakt niet uit of het regent of niet. De muur is van baksteen en is gestuct. Vorige week heb ik de muur nogmaals bekeken. Deze was nog steeds vochtig. Ik heb geen veranderingen gezien. Op vragen van mr. Van Hunnik antwoord ik als volgt: Ik heb niet gezien dat de dakgoot lekte. Ik heb ook niet gezien dat er een gat in de dakgoot zat. Ik heb geen nader onderzoek naar de dakgoot gedaan. Aan de buitenzijde is de muur achter de klimop vochtig. Aan de binnenzijde van de muur is er vocht op de plaatsen waar de klimop zit. Daaruit concludeer ik dat het vocht van de klimop afkomstig is. (…)” 2.17 Partijgetuige [gedaagde] heeft over de klimop verklaard: “(…) De klimop bevindt zich aan de achterzijde van onze keuken. De klimop zit op een muur van 1 meter lang en 2 meter hoog. De hele muur is begroeid. Op plekken waar de klimop zit is de muur in de keuken brokkelig en zacht en constant vochtig. Tijdens de comparitie heb ik gezien dat de klimop onder de regenafvoer is gegroeid. De klimop dreigt in te groeien of is al ingegroeid tussen het afdak en de muur. De muur van de keuken bestaat uit bakstenen en stucwerk. Ik heb het vocht voor het eerst opgemerkt rond het begin van de procedure. Gezien de aard van de klachten is het vocht waarschijnlijk al langer aanwezig. Ook de dakgoot lekt. Vermoedelijk zit er een gat tussen de aansluiting van de regenpijp met de goot. Ik weet niet of het vocht in bepaalde periodes is toegenomen. Er is een constante hoeveelheid vocht, dit is niet afhankelijk van weersomstandigheden.” 2.18 In contra-enquête heeft [eiser] als getuige over de klimop het volgende verklaard: “(…) Ik heb nooit schade waargenomen aan de buitenmuur aan de noordzijde. Vanmorgen toen er 19 mm in de regenmeter stond, was de muur geheel droog. De muur bestaat uit kalk en zandsteen. De klimop zit tegen de muur aan de noordzijde. De dakgoot zit aan de oostzijde. Er is geen doorgroei van de klimop onder de dakgoot. Onder de dakgoot zijn behoorlijke schimmelplekken. De dakgoot loopt scheef. Dit blijkt uit foto K1 die ik hierbij overleg. Ik hoor u zeggen dat u zowel foto K1 als foto K2 aan dit proces-verbaal hecht. Uit foto K2 blijkt dat het vocht van de binnenkant komt. Ik heb de klimop geplant in begin jaren 90. (…)” 2.19 Getuige [A] is directeur van een aannemingsbedrijf. Uit dien hoofde mag hij als meer deskundig worden beschouwd dan partijen bij de procedure. Hij is bovendien geen partij bij de procedure. De rechtbank hecht daarom het meeste belang aan zijn verklaring over de klimop. [A] concludeert onder meer: “Aan de buitenzijde is de muur achter de klimop vochtig. Aan de binnenzijde van de muur is er vocht op de plaatsen waar de klimop zit. Daaruit concludeer ik dat het vocht van de klimop afkomstig is.” [A] heeft weliswaar geen onderzoek gedaan naar de staat van de dakgoot en de rechtbank sluit niet uit dat daarin ook een deel van het vochtprobleem gelegen zou kunnen zijn – zoals [eiser] in contra-enquête betoogt –, maar dat laat onverlet dat uit de verklaring van [A] voortvloeit dat door de begroeiing van de klimop de muur wordt aangetast door vocht. De verklaring van [A] wordt aangevuld met de verklaring van [gedaagde]. [gedaagde] is derhalve geslaagd in het bewijs van zijn stellingen over de klimop. De primaire vordering tot verwijdering van de klimop zal worden toegewezen. 2.20. Nu de rechtbank komt tot een toewijzing van een deel van het gevorderde onder D, moet ook een beslissing worden genomen over de vordering onder F, de dwangsom van € 250,-- op overtreding. Nu deze vordering niet door [eiser] wordt betwist, zal de rechtbank een dwangsom zoals gevorderd toewijzen. Overige beslissingen uit het tussenvonnis d.d. 23 april 2008 2.21. In het tussenvonnis van 23 april 2008 heeft de rechtbank in reconventie geoordeeld dat zal worden toegewezen: - het door [gedaagde] onder A1 gevorderde – verklaart voor recht dat het stukje gelegen naast de schutting tot aan de bielzen op grond van verkrijgende verjaring eigendom van [gedaagde] is geworden –; - [eiser] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis te betalen een bedrag van € 25,-- in redelijkheid bepaald als waarde voor de verwijderde hibiscus en - [eiser] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis te betalen een bedrag van € 80,32 wegens rioolwerkzaamheden. 2.22. Nu partijen in reconventie over en weer in het gelijk zijn gesteld, bepaalt de rechtbank dat de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. 3. De beslissing in reconventie De rechtbank - verklaart voor recht dat het stukje gelegen naast de schutting tot aan de bielzen op grond van verkrijgende verjaring eigendom van [gedaagde] is geworden; - veroordeelt [eiser] tot verwijdering van de klimop binnen twee weken na betekening van het vonnis; - bepaalt dat [eiser] voor iedere dag na voornoemde twee weken dat hij de klimop niet heeft verwijderd aan [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 250,-- per dag, een dagdeel daaronder begrepen; - veroordeelt [eiser] om binnen twee weken na betekening van het vonnis te betalen een bedrag van € 25,-- in redelijkheid bepaald als waarde voor de verwijderde hibiscus; - veroordeelt [eiser] om binnen twee weken na betekening van het vonnis te betalen een bedrag van € 80,32 wegens rioolwerkzaamheden; - verklaart voornoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad; - compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt; - wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009.