
Jurisprudentie
BJ4261
Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-000898-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-000898-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ontnemingszaak. Veroordeelde heeft het goed gevonden dat in zijn eigen huurwoning en in de woning die hij op verzoek van de kweker bewoonde hennepkwekerijen werden ingericht. Van de kwekerij in zijn eigen woning staat niet vast dat die enige oogst heeft opgeleverd.
Volgt ontneming van het voordeel van de kwekerij in de door hem bewoonde woning. De veroordeelde heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet meer dan de door hem gestelde uiterst geringe vergoeding heeft ontvangen. Omdat veroordeelde is veroordeeld wegens medeplegen van - kort gezegd - het kweken van hennep, wordt de helft van het geschatte voordeel aan hem toegerekend.
Volgt ontneming van het voordeel van de kwekerij in de door hem bewoonde woning. De veroordeelde heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet meer dan de door hem gestelde uiterst geringe vergoeding heeft ontvangen. Omdat veroordeelde is veroordeeld wegens medeplegen van - kort gezegd - het kweken van hennep, wordt de helft van het geschatte voordeel aan hem toegerekend.
Uitspraak
Parketnummer: 24-000898-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-600799-07
Arrest van 7 juli 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 oktober 2007, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft bij voormelde beslissing, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar haar vonnis d.d. 18 oktober 2007 in de strafzaak met parketnummer 07/600799-07, het door veroordeelde door middel van en/of uit baten van het door hem gepleegde strafbare feit, te weten het medeplegen van - kort gezegd - hennepteelt, wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op dertienduizend zevenhonderdzestig euro en dertig cent en hem de verplichting opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op dertienduizend zevenhonderdzestig euro en dertig cent, en dat het hof aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal de beslissing, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van rechtbank Zwolle-Lelystad (parketnummer 07/600799-07) ter zake van het medeplegen van - kort gezegd - hennepteelt in de periode van 1 september 2006 tot en met 3 januari 2007 in de gemeente [gemeente] veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen.
Het hof heeft bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebruik gemaakt van de Standaardberekening en normen (wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht) van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van april 2005.
Bij de bepaling van de hoogte van het geschatte voordeel gaat het hof uit van het navolgende.
Ten aanzien van het pand aan de [adres] te [plaats] is naar het oordeel van het hof op grond van de stukken in het dossier niet aannemelijk geworden, dat in dat pand daadwerkelijk hennep is geoogst. Op dat adres is weliswaar op 3 januari 2007 een hennepkwekerij ontmanteld, doch aannemelijk is geworden dat deze ontmanteling heeft plaatsgevonden onder vrees voor ontdekking. Daarmee staat allerminst vast dat er sprake is geweest van een oogstrijpe teelt, temeer nu concrete informatie daarover ontbreekt. Het hof laat voor de berekening van het voordeel dit pand derhalve buiten beschouwing. Dit brengt overigens mee, dat de kosten die veroordeelde claimt te hebben gemaakt in verband met de hennepteelt in dit pand eveneens buiten beschouwing zullen worden gelaten. Hetzelfde geldt voor de verrekening van de betaling van de veroordeelde aan Nuon.
Opbrengst van het pand aan de [adres] te [plaats]
Ruimte B:
Aantal oogsten: 1
Aantal planten per oogst: 106
Opbrengst hennep in grammen per plant: (afgerond) 24,6 x 106 = 2,6 kg
Ruimte D:
Aantal oogsten: 1
Aantal planten per oogst: 300
Opbrengst hennep in grammen per plant: (afgerond) 30 x 300 = 9 kg
Totale opbrengst ruimte B en D: 11,6 kg
Totale opbrengst hennep in geld: 11,6 x € 2.370,-- per kg = € 27.492,--
Kosten
Afschrijvingskosten 1 oogst: € 400,-- (ruimte B € 150,-- en ruimte D € 250,--)
Variabele kosten: € 467,-- ruimte B (106 x € 4,40)
€ 1.320,-- ruimte D (300 x € 4,40)
€ 1.787,--
Totale kosten: € 400,-- + € 1.787,-- = € 2.187,--
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 27.492,-- -/- € 2.187,-- = € 25.305,--
De raadsman van veroordeelde heeft in hoger beroep aangevoerd dat, op grond van de gestelde feitelijke gang van zaken, het niet redelijk is om de helft van het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde toe te rekenen. Volgens de raadsman heeft er immers geen verdeling van de opbrengst van de gekweekte hennep plaatsgevonden, doch heeft veroordeelde slechts eenmaal een bedrag van duizend euro ontvangen. Veroordeelde is een naïeve persoon die zich heeft laten overhalen om een hennepkwekerij in zijn woning te laten bouwen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat veroordeelde erover liegt dat hij niet meer dan duizend euro heeft ontvangen. Daarnaast is het, volgens de raadsman, een feit van algemene bekendheid dat exploitanten van hennepkwekerijen doorgaans gehaaide figuren zijn en dat bewoners van woningen waar die kwekerijen worden gebouwd vaak om de tuin geleid worden, alle risico's lopen en er per saldo ook financieel bekaaid afkomen.
Naar het oordeel van het hof ligt het op de weg van de veroordeelde om aannemelijk te maken dat hij van het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel minder dan de helft heeft ontvangen. Datgene wat als voormeld van de zijde van de veroordeelde is aangevoerd ter onderbouwing is onvoldoende om aannemelijk te maken dat door veroordeelde minder dan de helft van de totale opbrengst is ontvangen. Nu de veroordeelde er niet in is geslaagd zijn stelling met betrekking tot de verdeling van de opbrengst aannemelijk te maken, zal het hof de helft van het als voormeld vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel, als zijnde een redelijke toerekening nu veroordeelde het feit heeft gepleegd met een mededader, aan de veroordeelde toerekenen.
Voordeel [veroordeelde]
Gelet op het voorgaande en op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen stelt het hof het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 12.652,50 (zegge: twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent).
Derhalve zal het hof aan de veroordeelde de verplichting opleggen om een bedrag van € 12.652,50 (zegge: twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent) ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen, dat hij door middel van en/of uit de baten van voormeld strafbaar feit heeft verkregen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. K. Lahuis, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.