Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4234

Datum uitspraak2009-07-13
Datum gepubliceerd2009-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001371-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van mishandeling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij wordt geheel toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Aanhouding was op heterdaad.


Uitspraak

Parketnummer: 24-001371-08 Parketnummer eerste aanleg: 19-620960-07 Arrest van 13 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 16 mei 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1980] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. Spoor, advocaat te Steenwijk. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 42 uren subsidiair 21 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 621,96 en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 02 juni 2007 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [benadeelde] heeft (aan)geduwd en/of geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Verweer De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest, aangezien er geen sprake is geweest van een heterdaadsituatie. Verdachte is pas anderhalf uur na het voorval aangehouden. Dit verzuim zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende. Uit het dossier blijkt de volgende gang van zaken voorafgaand aan de aanhouding van verdachte. Op 2 juni 2007 omstreeks 19.30 uur lieten aangever [benadeelde] en zijn echtgenote hun hond uit op de [straat] te [plaats]. Omdat naast die weg geen voetpad gelegen is, liepen zij met de hond op de weg. Verdachte, die in zijn auto op de [straat] reed, naderde hen van achteren en wilde hen passeren. Verdachte is, toen aangever en zijn hond niet snel genoeg opzij gingen, rakelings langs de hond gereden. Toen aangever daarop iets riep, heeft verdachte de auto stilgezet en is uit de auto gestapt. Hij is naar aangever gelopen en heeft na een korte woordenwisseling aangever van zich afgeduwd en hem vervolgens geslagen, waardoor aangever gewond raakte. Verdachte is daarna in zijn auto gestapt en weggereden in de richting van het in de buurt gelegen voetbalveld. Toen aangever en zijn echtgenote verdachte later weer tegemoet zagen komen en passeren, noteerde zijn echtgenote het kenteken van de auto. Omstreeks 20.00 uur zijn aangever en zijn echtgenote naar de woning van hun overbuurman, [naam], hoofdagent van het Korps Landelijke Politiediensten, gegaan. Zij hebben [naam] verteld wat hun is overkomen. [naam] heeft op verzoek van aangever 0900-8844 gebeld en via dat nummer contact gehad met de meldkamer Drenthe. Naar aanleiding van die melding is verdachte op 20.55 uur in zijn woning in Steenwijk aangehouden. Het is een feit van algemene bekendheid dat er (opsporings)handelingen moeten worden verricht om aan de hand van een opgegeven kenteken achter het (geverifieerde) adres van degene te komen op wiens naam het kenteken staat. Uit het voorgaande blijkt er gedurende de (nog geen) anderhalf uur die is verstreken tussen het tijdstip de schermutseling tussen verdachte en aangever en het tijdstip van de aanhouding van verdachte onafgebroken opsporingsactiviteiten hebben plaatsgevonden. De heterdaadsituatie duurde derhalve voort, toen verbalisanten verdachte aanhielden. Gelet hierop verwerpt het hof het door de raadsvrouw gevoerde verweer. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat: hij op 02 juni 2007 te [plaats], opzettelijk mishandelend [benadeelde] heeft geduwd en geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: mishandeling. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende. Verdachte heeft zich op 2 juni 2007 schuldig gemaakt aan mishandeling door [benadeelde] te duwen en te slaan. Als gevolg van die mishandeling is een tand van het slachtoffer losgeraakt. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar - door zijn agressieve en buitenproportionele optreden - het slachtoffer en diens echtgenote ook de stuipen op het lijf gejaagd. Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2009. Daaruit blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld ter zake van geweldsmisdrijven. Het hof heeft voorts acht geslagen op verstrekte informatie door L. Smit, behandelend psychiater van verdachte, inhoudende dat bij verdachte PTTS (posttraumatisch stressyndroom), een depressie en een paniekstoornis met agorafobie is gediagnosticeerd. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, acht het hof een gevangenisstraf zoals in eerste aanleg opgelegd is in beginsel noodzakelijk. Echter, met name gelet op de door psychiater L. Smit verstrekte informatie, zal het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, gecombineerd met een werkstraf van aanzienlijke duur. Voor een mildere straf - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - ziet het hof geen aanleiding. De voorwaardelijk op te leggen straf dient er tevens toe om verdachte ervan te weerhouden soortgelijke strafbare feiten te plegen. Benadeelde partij Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat de benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. In eerste aanleg is een vordering ingediend ten bedrage van € 797,00. Naderhand is de hoogte van de vordering beperkt tot € 621,96 omdat vaststond dat € 175,04 door de zorgverzekeraar zou worden vergoed. In eerste aanleg is de vordering toegewezen tot een bedrag van € 621,96. Het hof verstaat dat de benadeelde partij zich, gelet op de beperking van de vordering in eerste aanleg, zich in hoger beroep heeft willen voegen ter zake van de vordering ten bedrage van € 621,96. Het hof is van oordeel dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde feit aan de benadeelde partij is toegebracht. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 621,96. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Het hof zal ten aanzien van voormeld bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 36f (oud), 63 (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken; beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeshonderdeenentwintig euro en zesennegentig cent; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderdeenentwintig euro en zesennegentig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.