Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4202

Datum uitspraak2009-07-16
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-003138-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Leeuwarden d.d. 16 juli 2008 ter zake van het meermalen telen van hennep en diefstal van elektriciteit veroordeeld tot straffen en hem is een maatregel opgelegd. De veroordeelde heeft uit het bewezenverklaarde handelen voordeel verkregen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 16.641,38. De betalingsverplichting wordt op hetzelfde bedrag vastgesteld.


Uitspraak

Parketnummer: 24-003138-07 Parketnummer eerste aanleg: 18-654299-06 Arrest van 16 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 29 november 2007, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen: [veroordeelde], geboren op [1972] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Veldman, advocaat te Roden. Het vonnis waarvan beroep De rechtbank Groningen heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 13 februari 2007 van voormelde rechtbank Groningen in de strafzaak met parketnummer 18-654299-06, het door veroordeelde door middel van en/of uit baten van de door hem gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 42.587,15 en hem de verplichting opgelegd € 42.587,15 aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel. Gebruik van het rechtsmiddel De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 8 augustus 2008, 13 maart 2009 en 2 juli 2009, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het wederrechtelijk te ontnemen voordeel zal schatten op een bedrag van € 74.829, -, minus het bedrag van de in de strafzaak - door het hof - nader te bepalen vordering van de benadeelde partij [benadeelde], en de betalingsverplichting zal vaststellen op hetzelfde bedrag. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-000449-07) onder meer ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, te weten het opzettelijk telen van hennep, veroordeeld tot straf. De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen. Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 16.641,38. Berekening van het voordeel Het hof hanteert bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel de volgende uitgangspunten. Voor zover veroordeelde geen inzicht heeft gegeven in de daadwerkelijk door hem genoten opbrengsten en door hem gemaakte kosten zal het hof voor de berekening van het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk voordeel gebruikmaken van het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, standaardberekening en normen" zoals door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie in april 2005 uitgegeven (hierna: het BOOM-rapport). In een door veroordeelde gehuurd bedrijfspand in Groningen is op 21 juni 2006 een in werking zijnde hennepkwekerij van 149 hennepplanten, verdeeld over twee ruimten, aangetroffen. Veroordeelde heeft verklaard dat hij in een derde ruimte van het pand eerder 280 hennepplanten heeft geteeld en geoogst (dossierpagina 20). Het hof zal bij de berekening - zoals ook de raadsman doet - uitgaan van 429 hennepplanten. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens en door veroordeelde betoogd dat de door hem bij de politie afgelegde verklaring waarin hij heeft aangegeven in totaal zesmaal te hebben geoogst (dossierpagina 20c), zodanig dient te worden uitgelegd dat veroordeelde elke ruimte, te weten drie, tweemaal heeft geoogst en dat veroordeelde dus niet elke ruimte zesmaal heeft geoogst. Het hof acht de ter terechtzitting in hoger beroep gegeven uitleg van veroordeelde aannemelijk. Het hof stelt vast dat de 429 hennepplanten tweemaal zijn geoogst. Veroordeelde heeft bij de politie verklaard dat hij per plant 10 tot 20 gram hennep heeft geoogst. Het hof stelt de gemiddelde opbrengst per plant - zoals ook de advocaat-generaal heeft gedaan - vast op 15 gram per plant. De totale opbrengst heeft derhalve 12,87 kilogram hennep bedragen (429 planten x 15 gram x 2 oogsten). Uitgaande van de in het BOOM-rapport gestelde gemiddelde verkoopprijs van € 2.370, - per kilogram hennep, bedraagt de totale geldelijke opbrengst € 30.501,90 (12,87 kilogram hennep x € 2.370, -). Het hof zal op deze opbrengst in mindering brengen de afschrijvingskosten en de variabele kosten, beide vastgesteld op basis van de normen die daarvoor worden gehanteerd in het BOOM-rapport. afschrijvingskosten voor twee oogsten van deze omvang (2 x € 300, -): € 600, - variabele kosten voor twee oogsten (429 x € 4,40 x 2): € 3.775,20 De hennepkwekerij was gehuisvest in een door veroordeelde gehuurd (bedrijfs)pand. In de visie van het hof kunnen de huisvestingskosten niet in mindering worden gebracht op de opbrengst, omdat deze niet in directe relatie staan tot het telen van de hennep nu veroordeelde heeft verklaard dat hij deze huurkosten reeds maakte in verband met de huur van deze ruimte voor zijn bedrijf (dossierpagina 20b). Bij vorenbedoeld arrest van dit hof is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 9.485,32 toegewezen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 36e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht zal het hof deze in rechte vastgestelde vordering in mindering brengen op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof komt tot de volgende berekening: Opbrengst: € 30.501,90 Kosten (€ 600, - + € 3.775,20): € 4.375,20 Vordering benadeelde partij: € 9.485,32 - Wederrechtelijk verkregen voordeel € 16.641,38 Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om € 16.641,38 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 16.641,38 euro; legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van zestienduizend zeshonderdeenenveertig euro en achtendertig cent ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Anjewierden voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.