Jurisprudentie
BJ4196
Datum uitspraak2009-07-24
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/24993, 09/24992
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Asiel / horen / psychische problemen / verhouding GGD-advies en MAPP-rapport
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, bestonden ten aanzien van verzoeker voorafgaand aan het nader gehoor indicaties van psychische problemen. Zo is verzoeker voor het nader gehoor aangemeld bij het MAPP en heeft de gemachtigde van verzoeker in de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor opgemerkt dat verzoeker emotioneel is en traumatische ervaringen heeft. Zowel het eerste gehoor als het nader gehoor is onderbroken omdat verzoeker emotioneel werd. Verzoeker heeft aangegeven wellicht nog niet volledig te zijn geweest in zijn asielrelaas. Verweerder dient in dergelijke gevallen, conform de werkinstructie 2008/6, te beoordelen of een gehoor in dat geval op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden. Volgens de werkinstructie vraagt verweerder ter beoordeling daarvan aan een arts op het aanmeldcentrum of de asielzoeker naar zijn oordeel in staat wordt geacht op dat moment consistent en coherent te verklaren dan wel überhaupt gehoord kan worden. In de onderhavige zaak is op 7 juli 2009 een advies uitgebracht door een forensisch geneeskundige van de GGD waaruit blijkt dat verzoeker gehoord kon worden. Gelet op bovenstaande uitspraak van de Afdeling is dit onderzoek door de GGD er evenwel niet op gericht om te beoordelen of en in hoeverre een vreemdeling vanwege zijn psychische toestand in staat moet worden geacht tijdens dat gehoor coherente en consistente verklaringen af te leggen. Nu het GGD-advies de MAPP-rapportage niet kan vervangen heeft verweerder niet op basis van dit GGD-advies kunnen concluderen dat een gehoor op zorgvuldige wijze kon plaatsvinden. Nu niet is gewacht op een MAPP-rapportage die daarover uitsluitsel kan geven is het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen.
Daarnaast staat in de werkinstructie 2008/6 dat indien de asielzoeker gehoord wordt binnen de ac-procedure (ondanks indicaties van het bestaan van psychische problemen) uit het dossier zal moeten blijken, waarom deze zaak in het ac is doorgezet, of extra voorzieningen voor het uitvoeren van het gehoor al dan niet noodzakelijk zijn geacht, en hoe deze zijn toegepast. Nu het dossier noch het bestreden besluit hiervan blijk geeft, is het bestreden besluit ook in zoverre niet zorgvuldig tot stand gekomen.
Dat verzoeker tijdens de inleiding van het nader gehoor is voorgehouden geen gegevens betreffende zijn asielaanvraag achter te houden, doet aan het oordeel dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen niet af. Pas uit de MAPP-rapportage zal immers blijken of verzoeker in staat is om coherent en consistent te verklaren.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummers: AWB 09 / 24993 (voorlopige voorziening) AWB 09 / 24992 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2009
in de zaak van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum], van Iraanse nationaliteit, verblijvende in Oude Pekela,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S. Spans, advocaat te Utrecht,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.J. Hakvoort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoeker heeft op 5 juli 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 9 juli 2009 afgewezen. Verzoeker heeft tegen het besluit op 10 juli 2009 beroep ingesteld.
1.2 Verzoeker heeft op 10 juli 2009 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 21 juli 2009. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien tegen een besluit beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.4 De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen in het kader van de zogenoemde aanmeldcentrumprocedure (verder te noemen ac-procedure). Een aanvraag kan in dat kader worden afgewezen, indien dit zonder schending van eisen van zorgvuldigheid binnen 48 proces-uren kan geschieden.
2.5 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) genoemde gronden.
2.6 Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Verzoeker is toen hij zes maanden oud was met zijn ouders en broer van Iran naar Irak gereisd. In Irak zijn verzoekers ouders omgekomen bij een brand. Verzoeker en zijn broer zijn door een man genaamd [naam] ieder bij een ander pleeggezin ondergebracht. Verzoeker heeft elf jaar bij zijn pleegouders gewoond en werd door zijn pleegouders mishandeld. Verzoeker staat helemaal alleen in het leven en kan niets voor elkaar krijgen. Zo heeft hij geprobeerd een baan te krijgen bij de Koerdische Veiligheidsdienst, maar omdat verzoeker niemand heeft, heeft hij de baan echter niet gekregen. Daarnaast heeft verzoeker een traditioneel huwelijk gesloten. De neef van verzoekers echtgenote was tegen het huwelijk. Hij heeft verzoeker in zijn hand gestoken en heeft daarbij gezegd dat hij verzoeker nog zal doden.
2.7 Verweerder heeft zich in het besluit op de volgende standpunten gesteld. Verzoeker is toerekenbaar ongedocumenteerd inzake zijn identiteit, nationaliteit, reisroute en asielrelaas. Verzoeker heeft voorts geen concrete, coherente en gedetailleerde verklaringen over zijn reisroute kunnen afleggen. Verweerder hecht geen waarde aan hetgeen verzoeker al dan niet in Irak is overkomen nu verzoeker de Iraanse nationaliteit heeft en een relaas wordt beoordeeld aan de hand van wat verzoeker stelt te hebben ondervonden in zijn land van herkomst, in casu Iran. Dat verzoeker mogelijk niet over gebeurtenissen heeft kunnen verklaren en dat verzoeker is aangemeld bij het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (MAPP), doet hier niet aan af nu verzoeker blijkens het advies van de GG&GD van 7 juli 2009 gehoord kon worden.
2.8 Verzoeker heeft hiertegen in beroep, voor zover van belang en onder verwijzing naar het zwaarwegend advies van 7 mei 2009 en de zienswijze, het volgende aangevoerd. Indien er aanwijzingen zijn dat mensen als gevolg van gebeurtenissen en ervaringen getraumatiseerd zijn, is het van belang de zaken met de nodige omzichtigheid te benaderen. Uit de ervaringen met meldingen van mensen die getraumatiseerd zijn, blijkt dat het voor hen bijzonder lastig en moeilijk is om concreet de feiten naar voren te brengen op grond waarvan een onvoldoende duidelijk beeld kan ontstaan ten aanzien van de achtergronden en asielmotieven van verzoeker. In dit verband heeft verzoeker gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juni 2008 (200706131/1).
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker nog opgemerkt dat de problemen die verzoeker heeft ondervonden niet zijn gerelateerd aan het land van herkomst, maar meer te maken hebben met zijn bevolkingsgroep (Koerden) en stamafkomst.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.9 Naar aanleiding van de beroepsgrond ziet de voorzieningenrechter zich gesteld voor de vraag of verzoekers aanvraag zich leende voor afdoening binnen de ac-procedure. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.10 De in rechtsoverweging 2.8 opgenomen beroepsgrond is gericht tegen de volgende overwegingen in het bestreden besluit.
“In de zienswijze is gesteld dat betrokkene is getraumatiseerd en dat het MAPP is verzocht om te rapporteren. In dit verband wordt echter overwogen dat betrokkene op 7 juli 2009 is onderzocht door de GG&GD en is door deze organisatie onder meer vastgesteld dat betrokkene, gelet op diens medische situatie, gehoord had kunnen worden. Dit advies heeft bovendien een onbeperkte geldigheid, zoals door de forensisch deskundige in het advies van 7 juli 2009 is vastgesteld. De enkele omstandigheid dat het MAPP is verzocht om te rapporteren maakt het voornoemde niet anders. (…).
Dat in de zienswijze is gesteld dat er mogelijkerwijs gebeurtenissen zijn waarover hij nog niet heeft kunnen verklaren, maakt de zaak niet anders. Betrokkene is immers tijdens de inleiding van het nader gehoor voorgehouden geen gegevens betreffende zijn asielaanvraag achter te houden. Daar komt bij dat betrokkene op 7 juli 2009 is onderzocht door de GG&GD en door deze organisatie is onder meer vastgesteld dat betrokkene, gelet op diens medische situatie gehoord had kunnen worden.”
2.11 In het rapport van eerste gehoor is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
Pagina 5:
Opmerking rapporteur: [verzoeker] wordt emotioneel en vraagt of wij kunnen pauzeren. We pauzeren van 10.35 tot 10.50.
Welkom terug. Hoe gaat het nu met u?
Ja, het gaat.
Pagina 9:
Sorry, ik wordt een beetje emotioneel als we het hierover hebben.
In het rapport van nader gehoor is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
Pagina 4 onderaan:
Betrokkene is zichtbaar emotioneel. Kunt u het gesprek voort zetten?
Ja.
Pagina 5:
Betrokkene is zichtbaar emotioneel. Hoelang zou u willen pauzeren?
Vijf of tien minuten.
Pauze van 13.15 uur tot 13.38 uur.
Pagina 7 midden:
In de pauze heeft een arts het MAPP onderzoek uitgevoerd. Uit verslag dat n.a.v. dit onderzoek is opgemaakt, blijkt dat betrokkene verder gehoord kan worden.
2.12 Anders dan in het nader gehoor is gesteld blijkt uit het dossier niet dat een MAPP- rapportage is uitgebracht. Ter zitting is desgevraagd door de gemachtigde van verzoeker medegedeeld dat voor zover hem bekend geen onderzoek naar aanleiding van de MAPP-melding heeft plaatsgevonden. De gemachtigde van verweerder ter zitting heeft dit niet weersproken. Van de zijde van verweerder is ter zitting in ieder geval geen MAPP-rapportage ingebracht.
2.13 In de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor heeft de gemachtigde van verzoeker het volgende aangegeven.
“Cliënt werd tijdens de nabespreking van het eerste gehoor en de voorbereiding op het nader gehoor veelvuldig emotioneel. Cliënt heeft traumatische ervaringen gehad in Irak. Ik heb een MAPP-melding gemaakt. Gelet hierop dien ik een zwaarwegend advies in om cliënt oc te zenden.”
2.14 In de zienswijze heeft de gemachtigde van verzoeker het volgende aangegeven.
“Uitgaande van het feit dat Irak de facto als het land van herkomst van cliënt dient te worden aangemerkt, zijn de door hem in Irak meegemaakte gebeurtenissen, waaronder mede begrepen gebeurtenissen waarover cliënt mogelijk nog niet heeft kunnen verklaren - zie pagina 8, onderaan en pagina 9 bovenaan van het nader gehoor - van belang voor een eventueel beroep op het traumatabeleid. De MAPP-rapportage dient te worden afgewacht.”
2.15 In het rapport van het nader gehoor is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
Pagina 8:
Heeft u ooit naast de problemen waarover u reeds heeft verteld andere problemen ondervonden die van belang kunnen zijn voor uw asielrelaas?
Op dit moment komt dit bij mij niet op. Kan ik het later nog vertellen, als het weer in mijn gedachten komt?
Pagina 9:
Dit is het gesprek om aan te geven wat uw problemen zijn geweest. Ik kan u niet garanderen dat als u later met meer problemen komt, we dit kunnen meenemen bij het nemen van het besluit binnen uw asielaanvraag.
Momenteel weet ik het niet. Ik wil alleen maar aangeven dat ik geen moment geluk heb gehad in mijn leven. Ik heb altijd gehuild.
2.16 In de IND-Werkinstructie 2008/6 (IMO Asiel) inzake de behandeling van asielzaken van personen met psychische problemen van 23 juni 2008 staat, voor zover van belang, het volgende.
“Bij de vraag of een asielzoeker met psychische problemen in de AC-procedure kan worden gehoord, dient in het achterhoofd te worden gehouden dat in beginsel alle asielzoekers worden gehoord. Daarnaast is van belang dat voor asielzoekers met psychische problemen een gehoor in de AC-procedure niet altijd wenselijk of haalbaar is. (…). De term “in beginsel” geeft aan dat er in individuele gevallen mogelijkheden zijn om het nader gehoor binnen het AC doorgang te laten vinden.
Wel dient in dat soort gevallen duidelijk te worden uit het dossier (minuut/voornemen/beschikking), waarom de zaak is voortgezet in het AC. Indien er andere indicaties zijn voor het bestaan van psychische problemen bij een asielzoeker (bijvoorbeeld via een aankondiging dat een MAPP-rapportage is aangevraagd, een ingeleverde vroegsignaleringslijst, via verklaringen van een gemachtigde of vanwege eigen inzichten van de IND-medewerker) zal per zaak een inschatting moeten worden gemaakt of een nader gehoor binnen het AC doorgang kan vinden. Met name zal de vraag moeten worden beantwoord of in de zaak een gehoor op dat moment op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden. Indien geen medische verklaring aan de indicaties ten grondslag ligt, dan wordt aan een arts op het AC gevraagd of de asielzoeker naar zijn oordeel in staat wordt geacht op dat moment coherent en consistent te verklaren dan wel überhaupt gehoord kan worden. Ook indien twijfel bestaat over de vraag of de asielzoeker gehoord kan worden, kan advies worden gevraagd aan de arts op het AC.
Verzoeker heeft gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2008 (200706131/1). In deze uitspraak wordt het volgende overwogen.
“Anders dan voorheen is de staatssecretaris van oordeel dat een GGD-advies als vorenbedoeld geen verdergaande betekenis heeft. Het onderzoek van de GGD-arts is er, in tegenstelling tot het onderzoek dat aan het MAPP-rapport ten grondslag ligt, niet op gericht om te beoordelen of en in hoeverre de vreemdeling vanwege zijn psychische toestand in staat moet worden geacht tijdens dat gehoor coherente en consistente verklaringen af te kunnen leggen. De inhoud van een MAPP-rapport wordt betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door desbetreffende vreemdeling afgelegde verklaringen, aldus de staatssecretaris.
Gelet op de beperkte betekenis die gezien de ter zitting door de staatssecretaris gegeven uiteenzetting toekomt aan het GGD-advies, moet worden geoordeeld dat de voorzieningenrechter er ten onrechte vanuit is gegaan dat het MAPP-rapport niet aan dat advies kan afdoen.”
2.17 Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, bestonden ten aanzien van verzoeker voorafgaand aan het nader gehoor indicaties van psychische problemen. Zo is verzoeker voor het nader gehoor aangemeld bij het MAPP en heeft de gemachtigde van verzoeker in de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor opgemerkt dat verzoeker emotioneel is en traumatische ervaringen heeft. Zowel het eerste gehoor als het nader gehoor is onderbroken omdat verzoeker emotioneel werd. Verzoeker heeft aangegeven wellicht nog niet volledig te zijn geweest in zijn asielrelaas.
Verweerder dient in dergelijke gevallen, conform de werkinstructie 2008/6, te beoordelen of een gehoor in dat geval op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden. Volgens de werkinstructie vraagt verweerder ter beoordeling daarvan aan een arts op het aanmeldcentrum of de asielzoeker naar zijn oordeel in staat wordt geacht op dat moment consistent en coherent te verklaren dan wel überhaupt gehoord kan worden. In de onderhavige zaak is op 7 juli 2009 een advies uitgebracht door een forensisch geneeskundige van de GGD waaruit blijkt dat verzoeker gehoord kon worden.
Gelet op bovenstaande uitspraak van de Afdeling is dit onderzoek door de GGD er evenwel niet op gericht om te beoordelen of en in hoeverre een vreemdeling vanwege zijn psychische toestand in staat moet worden geacht tijdens dat gehoor coherente en consistente verklaringen af te leggen. Nu het GGD-advies de MAPP-rapportage niet kan vervangen heeft verweerder niet op basis van dit GGD-advies kunnen concluderen dat een gehoor op zorgvuldige wijze kon plaatsvinden. Nu niet is gewacht op een MAPP-rapportage die daarover uitsluitsel kan geven is het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen.
2.18 Daarnaast staat in de werkinstructie 2008/6 dat indien de asielzoeker gehoord wordt binnen de ac-procedure (ondanks indicaties van het bestaan van psychische problemen) uit het dossier zal moeten blijken, waarom deze zaak in het ac is doorgezet, of extra voorzieningen voor het uitvoeren van het gehoor al dan niet noodzakelijk zijn geacht, en hoe deze zijn toegepast. Nu het dossier noch het bestreden besluit hiervan blijk geeft, is het bestreden besluit ook in zoverre niet zorgvuldig tot stand gekomen.
2.19 Dat verzoeker tijdens de inleiding van het nader gehoor is voorgehouden geen gegevens betreffende zijn asielaanvraag achter te houden, doet aan het oordeel dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen niet af. Pas uit de MAPP-rapportage zal immers blijken of verzoeker in staat is om coherent en consistent te verklaren.
2.20 De voorzieningenrechter zal het beroep gegrond verklaren. Het, bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 Awb. De aanvraag is niet op zorgvuldige wijze in het kader van de ac-procedure afgedaan.
2.21 De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.22 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
2.23 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 322,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, worden deze bedragen ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 9 juli 2009;
3.3 draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3.4 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening en € 322,- in verband met het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, en op 24 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.I. Siers, griffier.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak. Van deze uitspraak staat, voor zover deze de voorlopige voorziening betreft, geen hoger beroep open.