Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4178

Datum uitspraak2009-07-22
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002998-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt wegens (jarenlang) seksueel misbruik van zijn twee stiefdochters veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Toewijzing vordering benadeelde partij.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002998-08 Parketnummer eerste aanleg: 18-670438-06 Arrest van 22 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 30 oktober 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1958] te [geboorteplaats], thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Skála, advocaat te Haren (Gr). Het vonnis waarvan beroep De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 9.100,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Beslissing op het verzoek tot nader onderzoek Door de raadsman is ter terechtzitting aangevoerd dat, gezien de medische staat van verdachte, het zeer wel denkbaar c.q. waarschijnlijk is dat verdachte niet in staat is geweest de hem ten laste gelegde feiten te plegen, daar hij (mogelijk) impotent zou zijn. Het Openbaar Ministerie heeft hier ten onrechte geen nader onderzoek naar gedaan. Voor zover noodzakelijk dient hier alsnog nader onderzoek naar te worden gedaan. Het hof overweegt als volgt. Gelet op de inhoud van de verklaringen van aangeefsters [benadeelde] en [slachtoffer], [naam] (zijnde de echtgenote van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen) én verdachte zelf, is niet aannemelijk geworden dat verdachte ten tijde van de hem verweten gedragingen impotent was. Het hof acht nader onderzoek dan ook niet noodzakelijk en wijst het (voorwaardelijk gedane) verzoek af. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2006, in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten en/of aanraken van de vagina en/of de/een borst(en) van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit - het wachten tot het moment dat die [slachtoffer] en verdachte alleen in verdachtes woning waren, en/of - het tegen die [slachtoffer] zeggen dat wanneer zij, die [slachtoffer], haar broek niet uit zou doen hij, verdachte het dan zou doen bij het/een zusje van die [slachtoffer], althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of - het door verdachtes wijze van optreden en/of door zijn houding tegenover die [slachtoffer] leggen van een zodanige (psychische) druk op die [slachtoffer] dat zij, die [slachtoffer], toegaf aan verdachtes wensen; althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2006, in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer], geboren op [1990], bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte de/een borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt. 2. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 juli 2006, in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - terwijl verdachte en die [slachtoffer] zich toen bevonden in een (slaap)kamer in de woning [adres] te [woonplaats] - - die [slachtoffer] - op het moment dat zij, die [slachtoffer] die (slaap)kamer wilde verlaten - heeft tegengehouden, althans heeft belet die (slaap)kamer te verlaten, en/of - (vervolgens) de deur van die (slaap)kamer heeft dicht gedaan, en/of - die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je doet je broek en onderbroek nu uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of - (vervolgens) - nadat hij, verdachte, zijn broek en onderbroek had uitgetrokken, althans zijn penis had ontbloot en op een in die (slaap)kamer staand bed was gaan liggen - tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij, die [slachtoffer], op zijn penis moest gaan zitten, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 juli 2006, in de gemeente [gemeente], ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer], geboren op [2006], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht; 3. hij op of omstreeks 28 augustus 2006, in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je broek naar beneden en jij moet boven op mij gaan zitten"en/of "Als je het niet doet dan doe ik je moeder wat aan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 28 augustus 2006 , in de gemeente [gemeente], ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer], geboren op [1990], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht; 4. hij in of omstreeks de periode van 21 december 1997 tot en met 5 juni 2006, in de gemeente [gemeente], meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte die [benadeelde] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [benadeelde] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - over en/of op die [benadeelde] is gaan hangen en/of leunen, en/of - die [benadeelde] heeft vast gepakt en/of vast gehouden, en/of - (op verschillende tijdstippen) tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat zij, die [benadeelde], op de vloer moest gaan liggen en/of dat zij, die [benadeelde], het aan niemand mocht vertellen en wanneer zij, die [benadeelde] dat wel zou doen, hij, verdachte, de moeder van die [benadeelde] kapot zou maken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - de benen van die [benadeelde] omhoog heeft gedaan en/of omhoog heeft gehouden, en/of aldus voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat A. hij in of omstreeks de periode van 21 december 1997 tot en met 20 december 2001, in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [benadeelde], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht; B. hij in of omstreeks de periode van 21 december 2001 tot en met 20 december 2003, in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [benadeelde], geboren op [1985], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [benadeelde] heeft geduwd/gebracht. Overweging met betrekking tot het bewijs Verdachte heeft op 7 september 2006 een deels bekennende verklaring bij de politie afgelegd. Tijdens zijn verhoor op 21 september 2006 heeft hij aangegeven dat deze verklaring onjuist is, en dat hij deze onder druk van de verbalisanten heeft afgelegd. Ter terechtzitting van het hof d.d. 22 april 2009 heeft hij dit standpunt herhaald. Uit de stukken (proces-verbaal Regiopolitie Groningen, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 26 september 2006, p. 5) blijkt dat geen geluidsopnamen van dit verhoor zijn gemaakt. Het hof heeft op 6 mei 2009 een tussenarrest gewezen, waarin werd bepaald dat de betreffende verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], ter terechtzitting van het hof dienden te worden gehoord teneinde duidelijkheid te verkrijgen omtrent de gang van zaken rond het verhoor van verdachte op 7 september 2006. Zij zijn vervolgens op 8 juli 2009 gehoord. Zij hebben ter terechtzitting verklaard over hun werkwijze omtrent het horen van verdachten in het algemeen. Zakelijk weergegeven hebben de getuigen verklaard dat zij vragen stellen en dat de verdachte naar aanleiding daarvan een verklaring aflegt. Zij leggen verdachtes verklaring vast en lezen deze verklaring voor of laten verdachte de geschreven verklaring lezen. Als er volgens verdachte iets aan de verklaring mankeert, passen zij de verklaring aan. Pas als de verdachte het met de verklaring eens is, vragen zij hem het document te ondertekenen. Zo is het ook bij verdachte [verdachte] gegaan. Tijdens diens verhoor op 7 september 2006 hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. Van het verdachte onder (ongeoorloofde) druk zetten dan wel hem woorden in de mond leggen is geen sprake geweest. Verdachte heeft zijn verklaring in vrijheid afgelegd en ondertekend. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de getuigenverklaringen te twijfelen. Voor het hof staat vast dat verdachte op 7 september 2006 uit eigen beweging een (deels bekennende) verklaring heeft afgelegd, en dat het verdachtes eigen woorden zijn die in het proces-verbaal van dat verhoor zijn neergelegd. Het hof verwerpt het verweer. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2006, in de gemeente [gemeente], meermalen, door feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten en/of aanraken van de vagina en de borsten van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld uit - het wachten tot het moment dat die [slachtoffer] en verdachte alleen in verdachtes woning waren, en/of - het tegen die [slachtoffer] zeggen dat wanneer zij, die [slachtoffer], haar broek niet uit zou doen hij, verdachte het dan zou doen bij het zusje van die [slachtoffer], en - het door verdachtes wijze van optreden en door zijn houding tegenover die [slachtoffer] leggen van een zodanige (psychische) druk op die [slachtoffer] dat zij, die [slachtoffer], toegaf aan verdachtes wensen. 2. hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 juli 2006, in de gemeente [gemeente], door feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte - terwijl verdachte en die [slachtoffer] zich toen bevonden in een slaapkamer in de woning [adres] te [plaats] - - die [slachtoffer] - op het moment dat zij, die [slachtoffer] die slaapkamer wilde verlaten - heeft tegengehouden, en - (vervolgens) de deur van die slaapkamer heeft dicht gedaan, en - die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je doet je broek en onderbroek nu uit", en - (vervolgens) - nadat hij, verdachte, zijn broek en onderbroek had uitgetrokken en op een in die slaapkamer staand bed was gaan liggen - tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij, die [slachtoffer], op zijn penis moest gaan zitten, en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. 3. hij op 28 augustus 2006, in de gemeente [gemeente], door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je broek naar beneden en jij moet boven op mij gaan zitten" en "Als je het niet doet dan doe ik je moeder wat aan" en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. 4. hij in de periode van 21 december 1997 tot en met 5 juni 2006, in de gemeente [gemeente], meermalen, (telkens) door feitelijkheden en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte die [benadeelde] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [benadeelde] duwde/bracht, en bestaande die feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld hierin dat verdachte - over en/of op die [benadeelde] is gaan hangen en/of leunen, en/of - die [benadeelde] heeft vast gepakt en/of vast gehouden, en/of - tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat zij, die [benadeelde], op de vloer moest gaan liggen en dat zij, die [benadeelde], het aan niemand mocht vertellen en wanneer zij, die [benadeelde] dat wel zou doen, hij, verdachte, de moeder van die [benadeelde] kapot zou maken, en/of - de benen van die [benadeelde] omhoog heeft gedaan en/of omhoog heeft gehouden, en aldus voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: 1. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd; 2. verkrachting; 3. verkrachting; 4. verkrachting, meermalen gepleegd. Strafbaarheid Omtrent verdachte is door R. Vriesema, psychiater/psychoanalyticus, naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een rapport d.d. 25 februari 2007 uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. Deze persoonlijkheidsproblematiek bestond ook reeds ten tijde van het ten laste gelegde. Bij verdachte is sprake van zwak tot matig intellectuele begaafdheid en een primitieve emotionaliteit, gekenmerkt door zelfidealisering met als afweermechanismen loochening, ontkenning en projecties, met in het algemeen externalisering van verantwoordelijkheid voor eigen deviant gedrag. De gewetensontwikkeling imponeert als lacunair. Deze gebrekkige ontwikkeling is niet van dien aard, dat hetgeen aan verdachte ten laste wordt gelegd hem in verminderde mate toegerekend kan worden. Verdachte dient volgens Vriesema als volledig toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Voorts is door N.A. Schoenmaker, Gz-psychologe, naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een rapport d.d. 28 maart 2007 uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte sprake is - en ook ten tijde van het ten laste gelegde was - van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. Deze gebrekkige ontwikkeling is niet van dien aard, dat hetgeen aan verdachte ten laste wordt gelegd hem in verminderde mate toegeschreven kan worden. Verdachte dient volgens Schoenmaker als volledig toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Verdachte is tevens in het Pieter Baan Centrum onderzocht. Hierover is door C.T.H.M. Salet en A.C. Bruijns, respectievelijk GZ-psycholoog en psychiater, d.d. 2 januari 2008 een rapport uitgebracht, waarin wordt gesteld dat omdat het niet mogelijk is gebleken een diagnose te stellen, zij niet kunnen nagaan of en in hoeverre een eventuele stoornis of stoornissen doorwerken in het ten laste gelegde, indien bewezen, zodat zij geen uitspraak kunnen doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Gelet op de inhoud van de rapporten van Vriesema en Schoenmaker kan het hof zich verenigen met de conclusies in deze rapporten dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Het hof neemt deze conclusies dan ook over en maakt die tot de zijne. Nu is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde volledig valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar. Strafmotivering Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 juli 2006 schuldig gemaakt aan aanranding (meermalen) en verkrachting van zijn stiefdochter [slachtoffer]. Hij heeft zich op 28 augustus 2006 wederom schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer]. Deze feiten hebben plaatsgevonden toen [slachtoffer] vijftien/zestien jaren oud was. In de periode van 21 december 1997 tot en met 5 juni 2006 heeft hij zich meermalen schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn stiefdochter [benadeelde]. Deze feiten hebben plaatsgevonden tussen haar twaalfde en eenentwintigste levensjaar. Het hof rekent verdachte deze feiten zwaar aan, onder meer omdat deze twee (minderjarige) meisjes in een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van hem verkeerden. Hij was immers sinds [slachtoffer]'s tweede en [benadeelde]'s zevende levensjaar de partner van hun moeder en daarmee hun stiefvader. Zij noemden hem ook 'papa'. Zij zijn door toedoen van verdachte opgegroeid in een sfeer van heimelijkheid, onveiligheid, seksueel geweld en gebrek aan respect voor hun kindzijn. [benadeelde] heeft hierover onder meer verklaard dat zij, nadat ze door verdachte was verkracht, zich was gaan gedragen als een 'afgetrainde hond', die alles deed wat haar stiefvader haar vroeg. Dergelijke gebeurtenissen kunnen levenslange gevolgen hebben voor de slachtoffers, omdat er sprake is van ernstige schending van hun geestelijke en lichamelijke integriteit. Bovendien is er grote kans op een scheefgroei in hun psychoseksuele ontwikkeling. Bij hen is het vertrouwen in de medemens door de gedragingen van verdachte ernstig verstoord. [benadeelde] heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaringen beschreven welke effecten de bewezen verklaarde handelingen op haar leven hebben. Ze verklaart onder meer dat zij vanaf haar twaalfde jaar niet meer goed heeft geslapen en dat zij nachtmerries heeft waarin zij alles opnieuw beleeft. Verder schrijft ze dat ze over haar toekomst niet nadenkt. Dat ze eerst maar eens over haar angsten heen moet zijn, bijvoorbeeld dat ze weer rustig thuis durft te zijn. Voorts vraagt ze zich bijvoorbeeld af of ze ooit een vaste relatie wil. Ze is in februari 2008 in therapie gegaan bij PsyQ in Groningen om haar leven weer op de rails te krijgen. Verdachte heeft, nadat hij bij de politie een deels bekennende verklaring heeft afgelegd, ter zitting van het hof ontkend dat hij de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Door die ontkenning ontneemt hij [slachtoffer] en [benadeelde] de mogelijkheid om met dit deel van hun verleden enigszins in het reine te komen. Naar de ervaring leert worden dergelijke gebeurtenissen beter verwerkt, indien de pleger van seksueel misbruik het ongeoorloofde van zijn gedragingen erkent en daarvoor de verantwoordelijkheid neemt. Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2009 - niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. De op te leggen straf dient recht te doen aan de duur van het misbruik en de levensfase waarin de beide meisjes met het misbruik werden geconfronteerd. De straf is noodzakelijk als vergelding voor het leed dat verdachte zijn stiefdochters [slachtoffer] en [benadeelde] heeft aangedaan. Het hof heeft mede in aanmerking genomen de ernst van voornoemd seksueel misbruik en de dwang die hij toepaste. Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, niet alleen gerechtvaardigd, maar ook noodzakelijk. Het hof zal dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren aan verdachte opleggen. Benadeelde partij [benadeelde] Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering ( € 9.100,-- ) in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Vaststaat dat door de onder 4 bewezen verklaarde feiten door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij qua hoogte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij ad € 9.100,-- is dan ook toewijsbaar. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Schadevergoedingsmaatregel Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer. Verzoek tot opheffen voorlopige hechtenis De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken en dat de voorlopige hechtenis om die reden moet worden opgeheven. Het hof is hiervoor gekomen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De ernstige bezwaren tegen verdachte en de gronden die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid, bestaan nog steeds. Het hof wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 57 (oud), 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van negenduizend honderd euro; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van negenduizend honderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tachtig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. G. Dam en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Dam voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.