Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4101

Datum uitspraak2009-07-24
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903977/1/H1 en 200903977/2/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 31 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helden (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van twaalf appartementen met elf woningen aan het [locatie] te Helden.


Uitspraak

200903977/1/H1 en 200903977/2/H1. Datum uitspraak: 24 juli 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 22 april 2009 in zaak nr. AWB 08/1169 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Helden. 1. Procesverloop Bij besluit van 31 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helden (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van twaalf appartementen met elf woningen aan het [locatie] te Helden. Bij besluit van 3 juni 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 22 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 juni 2009. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2009, heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juli 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.F.C.M. Mulders, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door drs. A.P. Langerak, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. M.J.A.M. Muijres, advocaat te Venlo, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Het college heeft voor het bouwplan vrijstelling verleend ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Aan die vrijstelling heeft het als ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegd de Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de ontwikkeling van 23 woningen aan het Mariaplein in Helden van 30 maart 2007. 2.3. Het bouwplan voorziet onder meer in acht rijwoningen op het perceel dat grenst aan de achterzijde van het perceel waarop de woning van [appellant] staat. [appellant] betoogt dat de afstand van de vergunde rijwoningen tot zijn woning kleiner is dan die waarvan is uitgegaan in de ruimtelijke onderbouwing en dat gelet hierop de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op zijn privacy. 2.4. Dat betoog faalt. In de ruimtelijke onderbouwing is aangegeven dat mogelijke overlast voor bewoners van bestaande woningen binnen aanvaardbare proporties blijft gelet op de afstand van de te realiseren woningen tot die bestaande woningen van tenminste 25 meter. Anders dan [appellant] veronderstelt volgt daaruit niet dat een kortere afstand dan de genoemde 25 meter dus leidt tot een onaanvaardbare overlast voor bewoners van bestaande woningen. Het college heeft in zijn besluit van 3 juni 2008 onderkend dat de betreffende rijwoningen op aanzienlijk kortere afstand dan 25 meter van de woning van [appellant] zijn gesitueerd - ter zitting is vastgesteld dat deze afstand ongeveer 12 meter bedraagt - maar heeft daarin geen aanleiding gevonden de vrijstelling en bouwvergunning te herroepen. Het bouwplan is gesitueerd op een inbreidingslocatie in de woonkern van Helden. Het standpunt van het college dat de geconstateerde afstand van het bouwplan tot de woning van [appellant] niet ongebruikelijk is in een woonkern is door [appellant] niet betwist. Om tegemoet te komen aan omwonenden is de bouwhoogte van de vergunde rijwoningen ten opzichte van het aanvankelijke bouwplan verlaagd van 9,15 naar 7.10 meter. Bovendien zijn de woningen aan de naar het perceel van [appellant] gekeerde zijde niet voorzien van dakkapellen. Onder de gegeven omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van een onaanvaardbare aantasting van de privacy geen sprake is. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Willems voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2009 412.