Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ4094

Datum uitspraak2009-07-29
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808940/1/H3
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 maart 2008 heeft appellante (hierna: de RDW) de tenaamstelling op [wederpartij] van het voertuig met kenteken […] met ingang van de vorige dag vervallen verklaard.


Uitspraak

200808940/1/H3. Datum uitspraak: 29 juli 2009. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de directie van de Dienst Wegverkeer, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 4 november 2008 in zaak nr. 08/2522 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woonplaats], en appellante. 1. Procesverloop Bij besluit van 12 maart 2008 heeft appellante (hierna: de RDW) de tenaamstelling op [wederpartij] van het voertuig met kenteken […] met ingang van de vorige dag vervallen verklaard. Bij besluit van 23 april 2008 heeft de RDW het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 4 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de RDW bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2008, hoger beroep ingesteld. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2009, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, aanhef en onder l, van het Kentekenreglement (hierna: het Kr) vervalt de tenaamstelling in het register, zodra de Dienst Wegverkeer de tenaamstelling vervallen heeft verklaard op grond van een verzoek, als bedoeld in het tweede lid. Ingevolge het tweede lid kan degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het register is vermeld, de Dienst Wegverkeer verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De Dienst Wegverkeer gaat over tot het doen vervallen van de tenaamstelling, indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn. 2.2. De RDW betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de RDW ingevolge artikel 40, tweede lid, van het Kr beleidsvrijheid heeft aangaande het verlenen van terugwerkende kracht aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling, heeft miskend dat uit de door de wetgever gekozen formulering, in het bijzonder door het gebruik van het woord 'zodra' in de aanhef van artikel 40, eerste lid, van het Kr, moet worden afgeleid dat het verval van de registratie in het kentekenregister volgt op de vervallenverklaring en dat niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. De handelwijze wordt derhalve bepaald door de wet en de RDW komt ter zake geen vrijheid toe, aldus de RDW. Ter zitting heeft de RDW toegelicht dat zij in het verleden, hoewel in strijd met de wet, in schrijnende gevallen wel terugwerkende kracht aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling heeft verleend en dat ertoe heeft geleid dat de Afdeling het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kentekenreglement genomen besluiten niet onredelijk heeft geoordeeld. Sinds de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2004 in zaak nr. 200305037/1 heeft de RDW aan deze besluiten geen terugwerkende kracht meer toegekend. In het geval de RDW een aperte fout maakt, wordt de betrokkene in plaats daarvan schadeloos gesteld, aldus de RDW. 2.2.1. Zoals kan worden afgeleid uit de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2004 in zaak nr. 200305037/1 en die van 7 december 2005 in zaak nr. 200503012/1, is de wijze waarop de RDW in het verleden toepassing aan artikel 40 van het Kr gaf, niet onjuist. In die uitspraken is het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kr genomen besluiten niet in strijd met de wet geacht. Hetgeen de RDW in het hoger-beroepschrift en ter zitting naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding om daarover thans anders te oordelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de bewoordingen van artikel 40 van het Kr, noch uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, volgt dat de wetgever heeft beoogd dat het vervallen verklaren van de tenaamstelling niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Het betoog faalt. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. De RDW dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. In het sedert 1 juli 2009 geldende vierde lid van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is bepaald dat de vermogensrechtelijke rechtsgevolgen van een handeling van een bestuursorgaan de rechtspersoon treffen waartoe het bestuursorgaan behoort. Tegelijk is het derde lid van artikel 8:75 van de Awb komen te vervallen. In verband hiermee is het niet meer nodig dat de Afdeling in geval zij het bestuursorgaan in de kosten veroordeelt, de rechtspersoon aanwijst die de kosten moet vergoeden. Welke rechtspersoon daartoe is gehouden, volgt thans rechtstreeks uit de wet. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. veroordeelt de directie van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de directie van de Dienst Wegverkeer griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) heft. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Klein voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2009. 97-611.