
Jurisprudentie
BJ4066
Datum uitspraak2009-07-29
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805170/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805170/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 20 mei 2008, kenmerk 00756407, heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Skarsterlân (hierna: de raad) bij besluit van 24 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan
"Joure-Sevenwolden" (hierna: het plan).
Uitspraak
200805170/1.
Datum uitspraak: 29 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2008, kenmerk 00756407, heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Skarsterlân (hierna: de raad) bij besluit van 24 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan
"Joure-Sevenwolden" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, per faxbericht bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 juli 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders namens de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellanten] en het college van burgemeester en wethouders namens de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2009, waar [een der appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. M.A. Jansen, advocaat te Leeuwarden, is verschenen.
Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door G.C.J. Zaal en P. Pouwelsen, ambtenaren in dienst van de gemeente, en E. Wietses, werkzaam bij Bono Traffics B.V.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de woningbouwlocatie Joure-Sevenwolden met in totaal 180 woningen, waaronder zorgwoningen, in drie bouwblokken. Voorts is voorzien in de vestiging van maatschappelijke voorzieningen. De ontsluiting van het plangebied is voorzien via een deels over de doorgang tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] nieuw aan te leggen weg alsmede via de Boeresingel.
2.3. [appellanten] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan voor zover het voorziet in de ontsluitingsweg tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Zij achten de gevolgen van de ontsluitingsweg voor hun woonsituatie te verstrekkend. Ten gevolge van de ontsluitingsweg zal volgens hen ter plaatse van hun percelen ernstige geluid, stank,- en lichthinder ontstaan. Verder zal de ontsluitingsweg volgens [appellanten] leiden tot een verkeersonveilige situatie. Hierbij wijzen zij op de kruispuntbelasting op het kruispunt van de Harddraversweg met de ontsluitingsweg en de verkeersonveilige situatie die volgens hen ter plaatse van de uitrit van de carport op het perceel [locatie 2] zal ontstaan. Bovendien is het volgens [appellanten] onmogelijk om naast de ontsluitingsweg een voetpad aan te leggen.
2.4. Het college acht de ontsluitingsweg niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft aan het hierop betrekking hebbende plandeel goedkeuring verleend.
2.5. Uit de stukken blijkt dat voor de ontsluiting van de woningbouwlocatie verschillende varianten zijn bezien. In het voorontwerp van het plan kwam de wijze van ontsluiting overeen met hetgeen in het vastgestelde plan is neergelegd. In het ontwerpbestemmingsplan was gekozen voor een ontsluitingsmogelijkheid via de Boeresingel alsmede via een nieuw aan te leggen weg ter hoogte van de percelen Harddraversweg 6 en 8. Ten aanzien van de verkeersafwikkeling van het plangebied zal worden voorzien in inrijdend verkeer via de Boeresingel en in- en uitrijdend verkeer via de ontsluitingsweg. Hiertoe is op 16 januari 2009 een ontwerp van een verkeersbesluit genomen, dat inmiddels in procedure is gebracht.
2.6. Tussen de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] ligt thans een weg van ongeveer drie meter breed. Aan weerszijden van de weg liggen groenstroken. Eén groenstrook grenst aan het perceel [locatie 2] en is ongeveer één meter breed. De andere groenstrook is voorzien van een bomenrij en grenst aan het perceel [locatie 1]. De breedte tussen de perceelsgrenzen van [locatie 1] en [locatie 2] bedraagt elf meter. Vaststaat dat de woonsituatie voor [appellanten] ten gevolge van de ontsluitingsweg zal veranderen. Het plan voorziet in een ontsluitingsweg van zeven meter breed. De afstand van de ontsluitingsweg tot aan de percelen [locatie 1] onderscheidenlijk [locatie 2] bedraagt twee meter. Voorts zullen [appellanten] in de nieuwe situatie met extra verkeersbewegingen worden geconfronteerd. Uit het deskundigenbericht blijkt dat, ongeacht de gekozen wijze van verkeersafwikkeling in het plangebied, kan worden uitgegaan van een verkeersintensiteit op de ontsluitingsweg van ten hoogste 672 motorvoertuigen per etmaal. Hierbij is rekening gehouden met de verkeersbewegingen ten behoeve van het nog te ontwikkelen deelgebied IV.
2.6.1. Naar het toekomstige gebruik van de ontsluitingsweg en de verkeersafwikkeling in het plangebied is door Traffic Consultants B.V. onderzoek gedaan. Dit heeft geresulteerd in het rapport Ontsluiting Sevenwolden van 14 december 2006 en een aanvullende notitie van 8 augustus 2007. Door Traffic Consultants B.V. zijn voor de verschillende varianten van verkeersafwikkeling in het plangebied de toekomstige kruispuntbelastingen berekend. [appellanten] betogen dat er bij het bepalen van de kruispuntbelasting op het kruispunt van de Harddraversweg met de ontsluitingsweg aan is voorbij gegaan dat het verlaten van het plangebied alleen mogelijk zal zijn via de ontsluitingsweg en dat de kruispuntbelasting derhalve hoger is dan door Traffic Consultants B.V. is aangenomen. Uit het deskundigenbericht blijkt echter dat de kruispuntbelasting bij alle varianten van verkeersafwikkeling in het plangebied gelijk zal zijn. Gelet hierop en bij gebreke van door [appellanten] gestelde feiten of omstandigheden die op het tegendeel wijzen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek van Traffic Consultants B.V. zodanige gebreken vertoont dat het college zich bij het nemen van het goedkeuringsbesluit niet daarop heeft mogen baseren.
2.6.2. In het akoestisch onderzoek van 24 oktober 2007, opgesteld door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. (hierna: het akoestisch onderzoek), zijn de gevolgen van de toename van het aantal verkeersbewegingen op de ontsluitingsweg en de Harddraversweg voor de geluidsbelasting op de gevels van de woningen van [appellanten] aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] berekend. In het akoestisch onderzoek is voor de ontsluitingsweg uitgegaan van een verkeersintensiteit van 766 motorvoertuigen per etmaal. Dit zal volgens het onderzoek leiden tot een toename tot het jaar 2020 van de geluidsbelasting vanwege het verkeer op de ontsluitingsweg ter plaatse van deze woningen van maximaal 1 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt verder dat ten gevolge van de toename van het aantal verkeersbewegingen op de Harddraversweg de geluidsbelasting op de woningen tot het jaar 2020 met maximaal 1,2 dB zal toenemen. Blijkens het deskundigenbericht zijn dit slechts marginale toenames van de geluidsbelasting, die voor het menselijk oor niet waarneembaar zijn. Gelet hierop overweegt de Afdeling dat de toename van geluid ter plaatse van de woningen van [appellanten] ten gevolge van de ontsluitingsweg geen ernstige gevolgen voor het woon- en leefklimaat bij die woningen met zich zal brengen.
2.6.3. Gelet op de beschikbare ruimte voor de aanleg van de ontsluitingsweg en de beperkte toename van de verkeersintensiteiten op de ontsluitingsweg en de Harddraversweg is niet aannemelijk dat de ontsluitingsweg het verkeer van en naar het plangebied niet kan verwerken. Verkeersopstoppingen zullen zich naar verwachting nauwelijks op de ontsluitingsweg voordoen en stankoverlast is dan ook niet aannemelijk.
Verder zullen slechts de koplampen van motorvoertuigen die vanaf de ontsluitingsweg links afslaan naar de Harddraversweg, in de richting van de woning op het perceel [locatie 3] schijnen. Op het perceel [locatie 3] is echter beplanting aanwezig die de woning gedeeltelijk afschermt tegen naar binnen schijnende koplampen. Door middel van aanvullende beplanting kan de woning op dit perceel verder worden afgeschermd om eventuele lichthinder van koplampen te voorkomen, aldus het deskundigenbericht. Gelet hierop is niet aannemelijk dat het gebruik van de ontsluitingsweg door autoverkeer zal leiden tot ernstige lichthinder in de woning op het perceel [locatie 3].
2.6.4. In het plan hebben de gronden tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] de bestemming "Verkeer-Verblijf (V-Vb)". Ingevolge artikel 6.1 van de planvoorschriften zijn gronden met deze bestemming bestemd voor woonstraten, paden en parkeervoorzieningen, met daaraan ondergeschikt tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, oevers, bermen en beplanting, waterlopen en waterpartijen en nutsvoorzieningen en met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De Afdeling stelt vast dat de planvoorschriften niet aan de aanleg van een voetpad in de weg staan. Uit het deskundigenbericht blijkt voorts dat bij de inrichting van de ontsluitingsweg voldoende ruimte is om naast een rijbaan een apart weggedeelte voor voetgangers te reserveren. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat het in de bedoeling ligt een ontsluitingsweg aan te leggen van 5,5 meter breed met daarnaast een berm met bomen en een voetpad.
2.6.5. Ten gevolge van de aanleg van de ontsluitingsweg komt de rand van het wegdek dichterbij de perceelsgrenzen van [locatie 2] te liggen. De carport op het perceel [locatie 2] reikt tot aan de perceelsgrens. Uit het deskundigenbericht blijkt dat ter plaatse geen ruimte is om de auto op eigen terrein te draaien. Hierdoor zal het uitrijden geheel op de ontsluitingsweg moeten plaatsvinden. De uitdraaimanoeuvres zullen lastiger worden omdat de verkeersintensiteit zal toenemen. Echter, omdat het aantal uitdraaimanoeuvres over het algemeen genomen beperkt is, zijn de gevolgen voor de verkeersveiligheid eveneens beperkt. Bovendien kan volgens het deskundigenbericht de uitrit met behulp van technische maatregelen herkenbaar worden gemaakt. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de ontsluitingsweg zal leiden tot een verkeersonveilige situatie ter plaatse van de uitrit van de carport op het perceel [locatie 2].
2.6.6. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontsluitingsweg geen ernstige bezwaren ontmoet uit een oogpunt van verkeersveiligheid op de weg zelf of op de kruising van deze weg met de Harddraversweg. De Afdeling ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat het plan zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellanten].
2.7. Wat de eventueel nadelige invloed van de ontsluitingsweg op de waarde van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] onderscheidenlijk [locatie 3] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen in redelijkheid hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van de ontsluitingsweg worden gediend.
2.8. Voor zover [appellanten] betogen dat voor de wijze van ontsluiting van het plangebied had moeten worden gekozen voor de ontsluitingsvariant zoals die in het ontwerpplan was voorzien, overweegt de Afdeling dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan een plandeel. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan in zoverre ziet. Het college heeft zich, gelet op hetgeen hiervóór is overwogen, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
2.9. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover het voorziet in de ontsluitingsweg tussen [locatie 1] en [locatie 2] niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2009
177-599.