
Jurisprudentie
BJ3999
Datum uitspraak2009-04-08
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers307257 / HA ZA 08-938
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers307257 / HA ZA 08-938
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overeenkomst van opdracht tot levering en leggen parketvloer. Onzekerheidsexceptie niet aan de orde. Klachtplicht: eisers hebben tijdig geklaagd. Wanprestatie: bewijsopdracht d.m.v. deskundigenbericht.
Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 307257 / HA ZA 08-938
Vonnis van 8 april 2009
in de zaak van
1. [eiser A.],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser B.]
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M.R. van 't Landt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIMA PARKET B.V., handelend onder de handelsnamen LIMA PARKET B.V., HUOT DENSPARK NEDERLAND, HUOT DENSPARK PARKETVLOEREN EN PARKETMEESTER HUOT DENSPARK,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Aartse Tuijn
Partijen zullen hierna [eisers] en Huot genoemd worden, en de eersten ook afzonderlijk [eiser A.] en [eiser B.].
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 maart 2008, met producties;
- de conclusie van antwoord, met productie;
- het tussenvonnis van 21 mei 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 september 2008, met de daarin genoemde gedingstukken;
- de brief van 1 oktober 2008 aan de zijde van [eisers], met productie;
- de akte uitlating productie aan de zijde van Huot.
2. De feiten
2.1. Huot heeft in opdracht en voor rekening van [eisers] voor zowel de boven- als de benedenverdieping van hun woning een parketvloer geleverd en gelegd. Op de bovenverdieping betreft dit een lamelparketvloer met de specificatie "Eiken Rural gerookt wit" en voor de benedenverdieping een parketvloer met de specificatie "Di Legno Eiken Hongaarse Punt". Er is een totale koopsom overeengekomen van EUR 12.325,- inclusief BTW. In de orderbevestiging van 28 augustus 2006 is - onder meer - opgenomen:
"Betaling:
80% bij levering materialen, restant contant bij oplevering."
2.2. [eisers] hebben 80% van de koopsom (EUR 9.860,- inclusief BTW) aan Huot voldaan, waarna medio oktober 2006 de vloer op de bovenverdieping is gelegd. Medio november 2006 heeft Huot een deel van de vloer op de benedenverdieping gelegd.
2.3. Bij brief van 23 oktober 2006 heeft [eiser A.] Huot - onder meer - het volgende gemeld:
"Naast de onjuiste maatvoering van het hout heb ik gezien dat de "broodjesvloer" ook niet op alle plaatsen vlak is, waardoor er een niveauverschil ontstaat bij het aanbrengen van de "Hongaarse punt". Kunt u dit aub nog eens laten controleren en zonodig aanpassen?"
2.4. Bij brief van 1 maart 2007 heeft de raadsman van [eisers] Huot - onder meer - het volgende gemeld:
"In de vooraf gevoerde gesprekken was met Huot veelvuldig gesproken over de toplaag van de bovenvloer. Cliënten vonden het belangrijk dat deze in verband met eventueel schuren minimaal 4 mm zou zijn.
(...)
De dikte van de toplaag komt niet overeen met de afgesproken 4mm.
(...)
Er wordt begonnen met de benedenvloer. (...) De nieuw geleverde vloer wordt vervolgens gelegd en aan het eind van de eerste dag komen cliënten kijken. De vloer blijkt voor het grootste gedeelte gelegd. Cliënten melden een aantal klachten aan de leggers. Lijm komt door een aantal naden, er zijn hoogteverschillen tussen de plankjes, er zijn openliggende noesten, plankjes zijn niet netjes gelegd en de ondervloer is op enkele plaatsen niet netjes geschuurd waardoor er scheve plekken ontstaan.
(...)
Namens cliënten stel ik Huot langs deze weg formeel in gebreke en geef ik Huot de gelegenheid om binnen 14 dagen na heden alsnog met een oplossing voor de boven- en benedenvloer te komen."
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. zal verklaren voor recht dat Huot toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eisers] in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van opdracht en Huot op basis van voornoemde wanprestatie zal veroordelen tot vergoeding van alle door [eisers] geleden en nog te lijden schade;
II. Huot zal veroordelen voor wat betreft de bovenvloer tot betaling aan [eisers] van EUR 1.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007;
III. Huot zal veroordelen tot vergoeding van de herstelkosten ten aanzien van de bovenvloer van EUR 885,50 in verband met de holle plekken, slordige afwerking, een beschadigde plank en een ontbrekende plint, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007;
IV. Huot zal veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de herstelwerkzaamheden door middel van het bekendmaken van het exacte type hout dat is gebruikt bij het leggen van de vloer en de leverancier daarvan;
V. Huot zal veroordelen tot vergoeding van de herstelkosten voor wat betreft de benedenvloer van EUR 4.089,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007;
VI. Huot zal veroordelen tot betaling van de expertisekosten van EUR 306,48;
VII. Huot zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [eisers] leggen aan hun vorderingen genoemd onder 3.1 I II en III ten grondslag dat uitdrukkelijk met Huot is afgesproken dat de parketvloer op de bovenverdieping een toplaag van 4 mm zou hebben. [eisers] wijzen er in dit verband op dat zij voor het sluiten van de overeenkomst de showroom van Huot hebben bezocht en dat zij aan de aldaar aanwezige [mevrouw], verkoopster bij Huot, expliciet te kennen hebben gegeven voor de bovenverdieping een vloer te willen hebben met een toplaag van minimaal 4 mm, vanwege de langere levensduur van een dergelijke vloer die immers vaker geschuurd kan worden. Volgens [eisers] heeft [mevrouw] hen vervolgens een parketvloer met een toplaag van 4 mm dik onder de aandacht gebracht, te weten de onderhavige "Eiken Rural gerookt wit", voor welke vloer [eisers] uiteindelijk hebben gekozen. De toplaag van de door Huot geleverde vloer op de bovenverdieping heeft echter een dikte van slechts 2,5 tot 3 mm, waardoor deze vloer volgens van [eisers] niet voldoet aan de overeenkomst. Nu herstel in verhouding erg duur is, stellen [eisers] dat zij het recht hebben om de prijs te verminderen, waarbij de waardevermindering door Crawford & Company (hierna: Crawford), een expertisebureau die in hun opdracht een onderzoek heeft uitgevoerd, is vastgesteld op EUR 1.600,-.
3.3. Afgezien van het voorgaande vertoont de vloer volgens [eisers] op de bovenverdieping diverse gebreken, waarvan de herstelkosten door De Lis - een parketteur die op verzoek van [eisers] de vloeren heeft bekeken - zijn begroot op EUR 885,50. Deze kosten vorderen [eisers] eveneens als schadevergoeding. De gebreken welke De Lis volgens [eisers] aan de bovenvloer heeft geconstateerd, betreffen - naast een afwijkende dikte van de toplaag, welke in het rapport buiten beschouwing is gelaten - verhoudingsgewijs veel holle plekken, een slordige legwijze/afwerking rondom het trapgat, een slordige legwijze/afwerking rondom de betimmering in de slaapkamer, een slordige afwerking aan de bovenzijde van de trap en een beschadigde plank aan de bovenzijde van de trap.
3.4. Ten aanzien van hun vorderingen genoemd onder I, IV en V stellen [eisers] dat ook de benedenvloer niet voldoet aan de overeenkomst nu deze diverse gebreken vertoont. Zij verwijzen hierbij naar de rapporten van Crawford en De Lis. Het rapport van Crawford maakt er volgens [eisers] melding van dat de vloer niet mooi is gelegd en dat de vloer in één hoek omhoog komt. Daarnaast stelt Crawford volgens [eisers] dat enkele plankjes in de vloer beduidend minder van kwaliteit zijn en dat deze vervangen dienen te worden. In het rapport van De Lis valt volgens [eisers] ten aanzien van de benedenvloer te lezen dat op een aantal plekken geen volledige verlijming op de onder- of tussenvloer heeft plaatsgevonden wat resulteert in holle plekken, dat de vloer 5 mm oploopt bij de openslaande deuren en dat er sprake is van lijmvlekken, verloop in de vloer en gaatjes (ontbrekende stukjes hout) / open knoestjes. Voorts wijst De Lis volgens [eisers] op het verspringen van de hongaarse punt.
3.5. Huot heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Huot verweert zich allereerst met een beroep op de onzekerheidsexceptie zoals die is neergelegd in artikel 6:263 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 6:263 BW bestrijkt de situatie waarin de partij die nog geen opeisbare vordering op haar wederpartij heeft en als eerste moet presteren, toch mag opschorten indien zij goede grond heeft te vrezen dat de wederpartij haar verplichtingen niet zal nakomen.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat Huot als eerste diende te presteren, in die zin dat eerst de oplevering diende plaats te vinden waarna [eisers] het restant van de koopsom contant dienden te betalen (vergelijk punt 2.1). Huot betoogt dat zij haar werkzaamheden desondanks mocht opschorten omdat [eiser B.] op 14 november 2006 - de dag dat Huot het leggen van de vloer op de begane grond had willen/kunnen afronden - aan Huot heeft gemeld de slottermijn die dag niet te zullen voldoen waarbij zij zich volgens Huot op het standpunt heeft gesteld dat de kwaliteit van het uitgevoerde werk aan de vloer op de bovenverdieping - te weten de volgens [eisers] te dunne toplaag - dit niet zou rechtvaardigen. [eisers] stellen daarentegen dat zij tijdens het leggen van de benedenvloer door Huot gebreken hieraan constateerden en dat zij deze klachten aan de leggers hebben gemeld. Zij stellen voorts dat [eiser B.] op 14 november 2006 is komen kijken en dat zij hierbij constateerde dat aan deze gemelde klachten nog niets was gedaan.
De rechtbank constateert dat het betoog van Huot dat vóór of op 14 november 2006 geen klachten zijn geuit met betrekking tot de benedenvloer, geen stand houdt, gezien de brief van 23 oktober 2006 van [eiser A.] aan Huot (vergelijk punt 2.3). In deze brief wordt in ieder geval aangegeven dat volgens [eisers] de broodjesvloer niet geheel vlak is, hetgeen één van de klachten betreft die [eiser B.] volgens [eisers] op 14 november 2006 heeft gemeld. De rechtbank moet het er dan ook voor houden dat Huot van (een deel van) de klachten op de hoogte was. Dat betekent dat de voorshandse weigering van [eisers] om aan het eind van de dag het restantbedrag te betalen mede is ingegeven door de door hen gestelde gebreken aan de benedenvloer. Dit betreffen eventuele tekortkomingen in de nakoming welke, mits niet verholpen, pas aan de orde zijn ná oplevering van de vloer. In dat licht bezien, mocht Huot zijn verplichting om op te leveren niet opschorten. Indien en voor zover Huot bedoeld heeft te betogen dat [eisers] hun weigering om te betalen niet konden steunen op de door hen genoemde gebreken, omdat deze 'gebreken' door de oplevering die dag zouden zijn verholpen, gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij. Indien het inderdaad 'opleveringsgebreken' betreffen, was het juist aan Huot om eerst correct op te leveren en [eisers] zodoende te overtuigen dat van gebreken geen sprake was. Dat [eisers] na een dergelijke oplevering het restant niet (deels) zouden hebben betaald, is niet gesteld of gebleken.
4.3. Voorts komt de vraag aan de orde of [eisers] hun recht om te reclameren over de door hen geconstateerde gebreken hebben verwerkt door deze niet tijdig kenbaar te maken zoals Huot met een beroep op art. 7:23 lid 1 BW betoogt. Huot voert in dit verband aan dat zij eerst op 1 maart 2007 door de gemachtigde van [eisers] schriftelijk ingebreke is gesteld, terwijl de gestelde gebreken reeds op 14 november 2006 bij [eisers] bekend waren. De rechtbank overweegt in dit verband dat [eisers] zich er reeds op 23 oktober 2006 schriftelijk bij Huot over hebben beklaagd dat de 'broodjesvloer' niet op alle plaatsen vlak was met als gevolg een niveauverschil bij het aanbrengen van de Hongaarse punt. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat Huot ook voordat zij op 1 maart 2007 schriftelijk ingebreke werd gesteld ervan op de hoogte was dat [eisers] gebreken hadden geconstateerd aan het geleverde werk en dat zij Huot hiervan tijdig op de hoogte hebben gesteld.
4.4. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de geleverde vloeren en de wijze waarop de vloeren zijn gelegd al dan niet voldoen aan de overeenkomst.
4.5. Huot ontkent dat [eisers] voor het sluiten van de overeenkomst de voorwaarde hebben gesteld dat het parket op de bovenverdieping een dikte van 4 mm moest hebben. Huot betoogt dat [eisers] hebben gekozen voor een bepaald type vloerdeel overeenkomstig een monster aanwezig in de showroom (type Eiken Rural Gerookt). Deze vloerdelen zijn vervolgens geleverd en verwerkt. Dit type vloerdeel heeft een toplaag van 3 mm. Huot betwist dat het monster van deze vloer in de showroom een topdikte van 4 mm vermeldt. [Verkoopster] heeft [eisers] tijdens hun bezoek in de showroom verschillende monsters getoond, waarna [eisers] hebben gekozen voor voornoemd type, welke een 3 mm dikke toplaag heeft.
4.6. Nu de stelling van [eisers] dat zij bij het sluiten van de koopovereenkomst uitdrukkelijk als voorwaarde hebben gesteld dat de toplaag van de parketvloer minimaal 4 mm dik moest zijn, door Huot gemotiveerd wordt betwist, is de rechtbank van oordeel dat [eisers] hun stelling dienaangaande zullen hebben te bewijzen. De rechtbank zal [eisers] dan ook toelaten tot bewijslevering. In verband met de akte uitlating over het hierna te entameren deskundigenbericht (zie r.o. 4.10), zal de bewijslevering worden aangehouden totdat de deskundige is benoemd.
4.7. Voor wat betreft de door [eisers] gestelde gebreken ten aanzien van de bovenvloer betwist Huot dat aan het rapport van Crawford gezag toekomt. Huot betoogt dat in dit rapport - in opdracht van [eisers] - is uitgegaan van een eenzijdige beschrijving van de feitelijke uitgangspunten en betoogt voorts dat Crawford zich niet onafhankelijk heeft opgesteld. Huot betwist tevens dat De Lis in deze als deskundige kan worden aangemerkt. Daarnaast stelt Huot ten verwere dat de berekening van de herstelkosten door De Lis niet marktconform is.
4.8. Voor wat betreft door [eisers] gestelde gebreken ten aanzien van de benedenvloer betoogt Huot dat deze vloer geen onaanvaardbare hoogteverschillen kent en dat knoestvorming nu eenmaal bij de door [eisers] gekozen vloerdelen hoort. Volgens Huot steunt de leverancier - die de vloer heeft bekeken - Huot in deze opvatting.
4.9. Gezien de gemotiveerde betwisting door Huot van de rapporten van Crawford en De Lis - waarbij de rechtbank tevens meeneemt dat deze rapporten eenzijdig door [eisers] zijn geëntameerd - is de rechtbank van oordeel dat [eisers] hun stelling dat er sprake is van gebreken aan beide vloeren waardoor zij schade lijden, zullen hebben te bewijzen. Voor deze bewijslevering is naar het oordeel van de rechtbank een deskundigenbericht noodzakelijk.
4.10. De rechtbank zal partijen de gelegenheid bieden zich - bij voorkeur na onderling overleg - uit te laten over de namen van de deskundige(n) alsmede over de vragen die dienen te worden gesteld.
4.11. De rechtbank is voornemens aan de deskundige(n) in ieder geval de volgende vragen voor te leggen:
1. Kunt u aangeven of het gelegde parket op de bovenvloer gebreken vertoont, en zo ja, welke gebreken.
2. Kunt u aangeven of het gelegde parket op de benedenvloer gebreken vertoont, en zo ja, welke gebreken?
3. Kunt u aangeven of eventueel door u bij de beantwoording van vraag 1 en 2 genoemde gebreken zijn ontstaan na december 2006?
4. Welke andere feiten of omstandigheden, voortvloeiend uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
4.12. In verband met de met het getuigenbewijs en het deskundigenbericht gepaard gaande kosten geeft de rechtbank partijen in overweging om onderling overleg te plegen, waarbij partijen de gelegenheid te baat kunnen nemen een minnelijke schikking te beproeven.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 27 mei 2009 voor het nemen van een akte door [eisers] over hetgeen is vermeld onder r.o. 4.10,
5.2. houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. van Veen en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.