
Jurisprudentie
BJ3972
Datum uitspraak2009-05-26
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers09/962
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers09/962
Statusgepubliceerd
Indicatie
.
Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/962
Uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
gemachtigde mr. W. Kattouw,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard,
verweerder.
Aan het geding neemt deel de Stichting Marokkaanse Islamieten Heerhugowaard,
gevestigd te [plaatsnaam],
vergunninghoudster.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 13 februari 2009 heeft verweerder aan de Stichting Marokkaanse islamieten (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en reguliere bouwvergunning verleend voor het vergroten van de (Marokkaanse) moskee aan de [adres] te [plaatsnaam].
Bij brief van 11 maart 2009 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt. Bij brief van
24 maart 2009 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld ter zitting van 7 mei 2009, waar verzoeker, daartoe ambtshalve opgeroepen, is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, is verschenen bij gemachtigde A.R. Breetveld. Voorts zijn verschenen [naam1], [naam2] en [naam3], respectievelijk [functies] van vergunninghoudster.
Motivering
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld heeft het oordeel daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het toepasselijke overgangsrecht is neergelegd in afdeling 9.1 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Stb. 2008, 180). Ingevolge artikel 9.1.11, tweede lid, van de Invoeringswet blijft het recht zoals dat gold voor 1 juli 2008 van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO, waarvan het verzoek is ingediend voor dat tijdstip. In het onderhavige geval heeft vergunninghoudster de aanvraag ingediend op 10 juni 2008. Dit is vóór inwerkingtreding van voornoemde wet, zodat de WRO op de aanvraag van toepassing blijft.
3. Het bouwplan ziet op de uitbreiding van de Marokkaanse moskee. Voorts wordt de Marokkaanse moskee voorzien van twee – niet toegankelijke – minaretten.
4. Ter plaatse waar het bouwplan is voorzien vigeert het bestemmingsplan “Heemradenwijk”. Op de onderhavige gronden rust de bestemming “Maatschappelijke doeleinden M/M1”.
Ingevolge artikel 12.1 van de planvoorschriften zijn de gronden op de plankaart aangeduid met “M/M1” (maatschappelijke doeleinden) ondermeer bestemd voor onderwijs- en medische voorzieningen en kinderdagverblijven.
Ingevolge artikel 12.3 aanhef en onder d, van de planvoorschriften geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen dat de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven.
De op de bouwhoogtekaart aangegeven bouwhoogte bedraagt 3,0 meter.
5. De voorzieningenrechter volgt verzoeker in zijn stelling dat in de besluitvorming enkel expliciet vrijstelling is verleend voor een bouwwerk tot een bouwhoogte van 3,69 m. Voor het toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening omdat verweerder, zoals verzoeker stelt, niet ook expliciet vrijstelling heeft verleend voor het realiseren van de twee minaretten, bestaat evenwel geen aanleiding. Bij besluit van 13 februari 2009 is immers vrijstelling en bouwvergunning verleend overeenkomstig het bij het besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bouwplan. Op deze tekening staan de minaretten ingetekend zodat voldoende duidelijkheid bestaat over de omvang van de verleende vrijstelling. Van een verplichting elk onderdeel waarvoor vrijstelling wordt verleend afzonderlijk te benoemen is geen sprake. Daarbij komt dat de minaretten voor de bepaling van de bouwhoogte van de moskee niet bepalend zijn. De voorzieningenrechter is in dat verband met verweerder van oordeel dat de minaretten, die niet toegankelijk zijn en enkel dienen ter herkenning van het bouwwerk als moskee, moeten worden aangemerkt als met schoorstenen en antennes gelijk te stellen ondergeschikte bouwonderdelen.
Gelet op het voorgaande overschrijdt de bouwhoogte van de beoogde uitbreiding de ter plaatse maximaal toegestane bouwhoogte van 3 meter. Teneinde het bouwplan toch te kunnen realiseren heeft verweerder daarvoor, onder toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO, vrijstelling verleend.
6. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3°, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) komen voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de wet in aanmerking een ander gebouw in de bebouwde kom, mits de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat het aansluitende terrein voor meer dan 50% bebouwd is, en de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
7. Niet in geschil is - en ook voor de rechtbank staat vast - dat het bouwplan voldoet aan de criteria voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO, juncto artikel 20 van het Bro. De uitbreiding heeft niet tot gevolg dat het aansluitende terrein voor meer dan 50% bebouwd wordt bebouwd. De oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt wordt voorts niet met meer dan 50% overschreden.
8. Verzoeker stelt dat de uitbreiding van de moskee zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de toch al bestaande parkeerdruk in de buurt. De voorzieningenrechter ziet hierin geen aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Verweerder heeft ter zitting en in het verweerschrift gemotiveerd aangegeven dat de gemeentelijke verkeersdeskundige de parkeerbehoefte heeft berekend van het onderhavige pand ná realisering van (onder meer) het onderhavige uitbreidingsplan. Deze is daarbij uitgegaan van de normen die het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW) hanteert, in dit geval de kencijfers voor moskeeën/kerken en kringloopwinkels. Uitgaande van die normen (minimaal 0,1 en maximaal 0,2 parkeerplaatsen per zitplaats, respectievelijk minimaal 2,2 en maximaal 2,7 parkeerplaatsen per 100m2 brutovloeroppervlak) bestaat er na realisering van zowel de uitbreiding van de Marokkaanse als de Turkse moskee en het huidig gebruik van de kringloopwinkel een behoefte aan minimaal 47 tot maximaal 87 parkeerplaatsen. Gebleken is dat daarin door verweerder is voorzien. Gelet daarop is – zonder nadere onderbouwing – niet gebleken dat het verlenen van vrijstelling leidt tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de openbare ruimte. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen om het bestaande tekort aan parkeerplaatsen op te lossen in deze procedure niet aan de orde is.
9. Verzoekers vrees voor aantasting van zijn privacy omdat de uitbreiding van de moskee voorziet in het plaatsen van ramen in de muur gelegen tegenover zijn perceel, maakt niet dat verweerder van het verlenen van vrijstelling had moeten afzien. Gelet op de afstand van negen meter van de moskee tot de grens van verzoekers perceel, de diepte van zijn tuin, het gebruik dat van de aangrenzende ruimte gemaakt zal worden en de ter plaatse aanwezige bosschages, heeft verweerder in redelijkheid niet van het verlenen van vrijstelling hoeven afzien.
10. Ter zitting is door verweerder benadrukt dat de minaretten niet toegankelijk zijn en dat daaraan geen geluidsinstallaties mogen worden bevestigd. Verzoekers vrees voor geluidsoverlast is derhalve niet gegrond. Verweerder heeft tevens aangegeven dat indien en voor zover zou blijken dat de minaretten zouden worden gebruikt voor het oproepen van gebed, daartegen handhavend zal worden opgetreden. Een vrijstelling zal voor een dergelijk gebruik niet worden verleend. Overigens heeft vergunninghoudster ter zitting aangegeven dat de minaretten hier niet de functie (oproepen tot het gebed) hebben als in de Islamtische landen. Zij geeft dan ook aan dat er geen geluidsinstallaties aan of in de minaretten komen.
11. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
12. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 mei 2009 door mr. drs. J. Blokland, voor¬zieningen¬rechter, in tegen¬woordig¬heid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.