
Jurisprudentie
BJ3942
Datum uitspraak2009-07-21
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5535 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5535 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische grondslag. Er is geen aanleiding appellante minder belastbaar te achten dan is vermeld in de Functionele Mogelijkheden Lijst.
Uitspraak
08/5535 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 12 augustus 2008, 07/3139 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift, met bijlage, ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2009. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad verwijst naar de aangevallen uitspraak voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hier wordt volstaan met het volgende. Appellante ontving een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. In het kader van een eenmalige herbeoordeling heeft het Uwv bij besluit van 13 maart 2006 die uitkering met ingang van 11 mei 2006 ingetrokken, op de grond dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum gesteld moet worden op minder dan 15%. Bij besluit op bezwaar van 21 maart 2007, is de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid gesteld op 15 tot 25% en is haar WAO-uitkering in zoverre herzien met ingang van 11 mei 2006. De besluiten van 13 maart 2006 en 21 maart 2007 berusten op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek.
2. De rechtbank heeft appellantes beroep tegen het besluit van 21 maart 2007 (het bestreden besluit) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank, onder verwijzing naar en bespreking van de desbetreffende gedingstukken van medische aard, overwogen dat er geen aanleiding is appellante minder belastbaar te achten dan is vermeld in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 11 januari 2007. Het bestreden besluit is door de rechtbank vernietigd omdat eerst in beroep aangetoond is dat de schatting gebaseerd is op een toereikend aantal voorbeeldfuncties. Die functies achtte de rechtbank in medisch opzicht passend voor appellante.
3. Het oordeel van de Raad.
3.1. Appellante vecht de aangevallen uitspraak aan voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand zijn gelaten. Zij bestrijdt die uitspraak op de grond dat de rechtbank ten onrechte van oordeel is dat het bestreden besluit rust op een deugdelijk medische grondslag. Die grond licht zij toe met dezelfde argumenten die zij in eerste aanleg tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
3.2. De Raad overweegt dat die argumenten geen doel treffen. Hij verenigt zich met de overwegingen dienaangaande van de rechtbank in de aangevallen uitspraak en maakt die overwegingen tot de zijne.
3.3. Verder voert appellante, mede onder verwijzing naar een aantal kennelijk medisch voorlichtende websites, aan dat de geduide functies in medisch opzicht niet passend zijn voor appellante.
3.4. De Raad is van oordeel dat deze argumenten evenmin slagen. In hetgeen in hoger beroep is aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De Raad verwijst dan ook in dit opzicht naar de desbetreffende overwegingen in de aangevallen uitspraak.
3.5. Gelet op hetgeen de Raad heeft overwogen in 3.1 tot en met 3.4 moet de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
4. Er is geen aanleiding een der partijen te veroordelen in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2009.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) I.R.A. van Raaij.
MH