
Jurisprudentie
BJ3872
Datum uitspraak2009-07-24
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1076 WAJONG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1076 WAJONG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Handhaving toekenning uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Voldoende medische grondslag. Uitgaande van juistheid van de bij appellant aanwezige functionele mogelijkheden is de Raad niet kunnen blijken dat de belasting in de door de bezwaararbeidsdeskundige gehandhaafde functies daarmee niet in overeenstemming is.
Uitspraak
08/1076 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 januari 2008, 06/5744 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij de Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandsverzekering te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2009. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde mr. Van Berkel en bij zijn vader [naam vader]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 23 mei 2006 heeft het Uwv aan appellant met ingang van 23 juli 2006 een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Bij besluit op bezwaar van 27 september 2006 heeft het Uwv dit besluit gehandhaafd. Aan deze besluiten is ten grondslag gelegd dat appellant in staat moet worden geacht gedurende twintig uur per week, vier uur per dag werkzaamheden te verrichten die met inachtneming van zijn medische beperkingen en ook overigens voor hem geschikt zijn te achten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, beslissende op het namens appellant ingestelde beroep, geoordeeld dat de rapportage van de (bezwaar)verzekeringsarts voldoende is om het bestreden besluit te kunnen dragen en dat appellant met de werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies een zodanig inkomen kan verdienen dat hij voor 45 tot 55% arbeidsongeschikt in de zin van de WAJONG moet worden beschouwd.
3. In hoger beroep heeft appellant, onder verwijzing naar hetgeen hij bij beroepschrift in eerste aanleg en ter zitting van de rechtbank heeft aangevoerd, zich opnieuw op het standpunt gesteld dat hij als gevolg van een niet aangeboren hersenbeschadiging door een behandeling van leukemie op zeer jonge leeftijd, zodanige vermoeidheidsklachten heeft met een zodanig grillig verloop dat die niet zijn te verenigen met het verrichten van duurzaam loonvormende werkzaamheden. Appellant keert zich derhalve tegen het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende standpunt van de (bezwaar)verzekeringsarts dat hij in een omvang van twintig uur in de week, vier uur per dag kan werken.
4. Het Uwv heeft in hoger beroep een rapport van 29 mei 2009 van de bezwaararbeidsdeskundige ingezonden. Een van de ten behoeve van de arbeidsongeschiktheidsschatting geselecteerde functies is niet gehandhaafd. Op grond van de overblijvende functies is de mate van arbeidsongeschiktheid per de datum in geding onveranderd op 45 tot 55% gesteld.
5.1. De Raad onderschrijft met betrekking tot de medische aspecten het oordeel van de rechtbank en maakt de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen tot de zijne. In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden niet ondersteund met nieuwe gegevens van medische of feitelijke aard die twijfel doen zaaien aan de medische oordeelsvorming. Daarbij tekent de Raad aan dat appellants vader ter zitting van de Raad desgevraagd heeft verklaard dat verder neuropsychologisch onderzoek te belastend voor appellant zou zijn, mede gelet op de omstandigheid dat daarvan geen toegevoegde waarde valt te verwachten in vergelijking met de zich onder de gedingstukken bevindende onderzoeksverslagen, waaronder die van de appellant begeleidend GZ-psycholoog drs. M.K.G.M. Kapitein. Om deze redenen zou medewerking aan een dergelijk onderzoek niet worden verleend.
5.2. Uitgaande van de juistheid van de bij appellant aanwezige functionele mogelijkheden is de Raad niet kunnen blijken dat de belasting in de door de bezwaararbeidsdeskundige gehandhaafde functies daarmee niet in overeenstemming is.
6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2009.
(get.) D.J. van der Vos
(get.) J.M. Tason Avila
EV