Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3819

Datum uitspraak2009-06-22
Datum gepubliceerd2009-07-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/711129-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 38s Wetboek van Strafrecht. Ontbreken van een verblijfsplan. Beëindiging van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel omdat aan de rechtbank de noodzakelijke stukken worden onthouden voor de beoordeling of er noodzaak bestaat tot voortzetting van de tenuitvoerlegging.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/711129-08 Datum uitspraak: 22 juni 2009 Beslissing van de Rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak tegen de veroordeelde: (naam verdachte) geboren op (geboortedatum) te (geboorteplaats), zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond, Huis van Bewaring De Noordsingel te Rotterdam, hierna: de veroordeelde, raadsvrouw mr. K.S. Kort, advocaat te Rotterdam. PROCEDURE Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank, uitgesproken op 2 december 2008, is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) voor de duur van 2 jaren. Daarbij is ex artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) beslist tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zes maanden na het onherroepelijk worden van deze uitspraak. De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in de openbare raadkamer van 8 juni 2009. De officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw zijn gehoord. Het bericht van het Openbaar Ministerie, als bedoeld in artikel 38s, eerste lid Sr, zijnde de verklaring van de directeur van de Stadsgevangenis Rotterdam omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde dateert van 27 april 2009. De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek in raadkamer geconcludeerd tot voortzetting van de maatregel. De veroordeelde en de raadsvrouwe hebben gepleit voor beëindiging van de ISD-maatregel. BEOORDELING De raadsvrouwe heeft gepleit voor beëindiging van de maatregel. Zij heeft aangevoerd dat de veroordeelde niet is geplaatst in een daartoe aangewezen inrichting voor stelselmatige daders in de zin van artikel 38o Sr. De veroordeelde verblijft in De Noordsingel en dat is geen aangewezen ISD-inrichting. Daarnaast is er geen verblijfsplan opgesteld hetgeen in strijd is met artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: PBW). Tevens is er geen concrete invulling gegeven aan de ISD-maatregel. De officier van justitie is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de maatregel moet worden voortgezet. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Weliswaar verblijft de veroordeelde niet in een specifiek voor de uitvoering van de ISD-maatregel aangewezen inrichting in de zin van artikel 38s Sr juncto 10a PBW en 44b Penitentiaire maatregel (hierna: PM), maar door de officier van justitie is ter zitting onweersproken gesteld dat de veroordeelde verblijft op de IBA-afdeling, zijnde een speciale zorgafdeling van PI Noordsingel te Rotterdam, waar hij een programma kan volgen, ware het niet dat de veroordeelde dit niet wenst. Het verblijf van de veroordeelde in de PI Noordsingel is, nu hij niet wenst mee te werken aan enig programma in het kader van de ISD-maatregel, gelijk te stellen aan een sober regime voor weigeraars in PI Hoogvliet. Niet gesteld noch anderszins is gebleken dat de veroordeelde in enig belang is geschaad door zijn verblijf op de afdeling IBA van PI Noordsingel. De rechtbank verwerpt het betreffende verweer van de verdediging. Bij de stukken bevindt zich een bericht van het Openbaar Ministerie, als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, Sr, waarbij is gevoegd een verklaring van de directeur ISD, stadsgevangenis Rotterdam omtrent de stand van uitvoering van het plan van de veroordeelde. Deze verklaring van 27 april 2009 vermeldt dat de veroordeelde geweigerd heeft mee te werken aan het voorlichtingsrapport voor het opleggen van de ISD-maatregel. Er is geen verblijfsplan, aangezien er geen reclasseringsrapport is en de veroordeelde wordt gekenmerkt als “weigeraar”. In deze verklaring wordt voorts melding gemaakt van een bijlage “Verblijfsplan ISD” (reïntegratieplan intramurale fase). Deze bijlage ontbreekt echter. De officier van justitie heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat er geen verblijfsplan voor de veroordeelde is en de betreffende (standaard)zinsnede ten onrechte in de verklaring staat. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de veroordeelde geen verblijfsplan is opgesteld. Ingevolge artikel 18a PBW dient een dergelijk plan zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een maand na binnenkomst van een gedetineerde in een ISD-inrichting te worden vastgesteld. Ook nu, nadat inmiddels 6 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis waarbij de ISD-maatregel is opgelegd, zijn verstreken is een verblijfsplan nog steeds niet voorhanden. Door de officier van justitie is gesteld dat de veroordeelde niet wenst mee te werken aan het opstellen van een verblijfsplan. Dit is echter geen beletsel om voor een verblijfsplan zorg te dragen, nu een verblijfsplan ingevolge artikel 18a PBW zo veel mogelijk in overleg met de veroordeelde wordt vastgesteld. Niet is gebleken dat de veroordeelde niet wenst mee te werken aan een diagnose van zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid en/of een individueel begeleidingsplan, twee onderdelen waaraan een verblijfsplan ingevolge artikel 44i PM minimaal moet voldoen. Uit de hiervoor bedoelde verklaring van de directeur van de stadsgevangenis kan niet worden opgemaakt dat de veroordeelde enige behandeling volgt of deelneemt aan enig programma in het kader van zijn ISD-maatregel. Op grond van artikel 18c, lid 1PBW heeft de veroordeelde recht op evaluatie van het verblijfsplan, in ieder geval voor de eerste keer dat een tussentijdse toets ex artikel 38s Sr plaats vindt. Die verplichting tot evaluatie strekt ertoe dat periodiek wordt nagegaan of de concrete wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel daadwerkelijk bijdraagt aan de verwezenlijking van de met de maatregel beoogde doeleinden. Het verslag van de evaluatie is mede van belang in het kader van de tussentijdse toets ex artikel 38s Sr. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er in het geval van de veroordeelde na het onherroepelijk worden van de beslissing waarbij de ISD-maatregel aan hem is opgelegd feitelijk geen start is gemaakt met de tenuitvoerlegging daarvan anders dan het voortzetten van zijn detentieverblijf. Nu een verblijfsplan ontbreekt, voldoet de verklaring van de directeur niet aan de in artikel 38s lid 1 Sr gestelde eis dat deze informeert omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan. Daarmee worden aan de rechtbank de noodzakelijke stukken onthouden die van belang zijn voor de beoordeling of er een noodzaak bestaat tot voortzetting van de tenuitvoerlegging. De rechtbank is van oordeel dat de geschetste gang van zaken dermate onzorgvuldig is dat – ondanks het belang van beveiliging van de maatschappij tegen gedragingen van de veroordeelde en het belang van de veroordeelde bij behandeling van zijn individuele problematiek - geen ander oordeel past dan dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel beëindigd moet worden. BESLISSING De rechtbank - beëindigt de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Deze beslissing is genomen door: mr. Bezuijen, voorzitter, en mrs. Van der Stroom en Koningsveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Bussel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2009. De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.