Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3783

Datum uitspraak2009-07-27
Datum gepubliceerd2009-07-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers333099 / HA RK 09-124
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verzoekers niet-ontvankelijk in verzoek tot wraking van kantonrechter, rechters van de wrakingskamer, officier van justitie en algemeen secretaris van de wrakingskamer. Volgend wrakingsverzoek wordt niet in behandeling genomen.


Uitspraak

Beschikking RECHTBANK ROTTERDAM Meervoudige kamer voor wrakingszaken Uitspraak : 27 juli 2009 Zaaknummer : 333099 Rekestnummer : HA RK 09-124 Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van: [naam verzoeker], en [naam verzoekster], beiden wonende te [adres], hierna gezamenlijk aan te duiden als: verzoekers, strekkende tot wraking van: de Rechtbank Rotterdam, en de algemeen secretaris van de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam, [naam algemeen secretaris], en de voorzitter en rechters van de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam: [namen rechters], hierna de rechters, en [naam officier van justitie], officier van justitie in het arrondissement Utrecht bij de CVOM, hierna: de officier van justitie, en [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton, hierna: de kantonrechter. 1. Het procesverloop en de processtukken Bij brief van 27 december 2008 hebben verzoekers gezamenlijk beroep ingesteld tegen een daarin nader omschreven beschikking waarbij op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften aan verzoeker [naam verzoeker] een sanctie is opgelegd wegens een gedraging in het verkeer. Nadat was bericht dat het beroep in de zaak onder nummer 973931 MB VERZ 09-903 door de kantonrechter ter zitting zou worden behandeld hebben verzoekers bij faxbericht van 3 mei 2009 de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, de Officier van Justitie voornoemd en de kantonrechter gewraakt. Op 28 mei 2009 heeft de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de rechtbank uitspraak gedaan, waarbij het verzoek van 3 mei 2009 tot wraking van de kantonrechter is afgewezen en verzoekers voor het overige niet-ontvankelijk zijn verklaard. Bij brief van 9 juni 2009 is aan verzoeker [naam verzoeker] meegedeeld dat het beroep tegen vorenbedoelde beschikking door de kantonrechter zal worden behandeld ter zitting van 3 juli 2009. Bij faxbericht van 29 juni 2009 hebben verzoekers bovengenoemde rechterlijke instantie en personen gewraakt. De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de beroepszaak met het nummer 973931 MB VERZ 09-903. Verzoekers, de rechters, de kantonrechter, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechters en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. Zij hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Ter zitting van 13 juli 2009, alwaar de gedane wraking is behandeld, is niemand verschenen. Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de faxberichten van verzoekers van 30 juni 2009, 1 juli 2009, 2 juli 2009, 3 juli 2009, 4 juli 2009, 8 juli 2009, 10 juli 2009 en 12 juli 2009. 2. Het verzoek en het verweer daartegen. 2.1 Voor de grondslag van het wrakingsverzoek wordt verwezen naar de inhoud van het faxbericht van 29 juni 2009, waarvan de inhoud alhier als ingelast dient te worden beschouwd. Een kopie van dat bericht is aan deze beschikking gehecht. 2.2. De rechters hebben zich niet in de wraking berust. [naam voorzitter wrakingskamer] heeft schriftelijk aangevoerd dat met de beslissing van 28 mei jongstleden het (vorige) wrakingsverzoek is afgedaan en dat hij met die zaak verder geen bemoeienis meer zal hebben. Tevens geeft [naam voorzitter wrakingskamer] de rechtbank in overweging de verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren. [naam jongste rechter wrakingskamer] heeft schriftelijk aangevoerd dat zij niet anders dan als lid van de wrakingskamer bemoeienis heeft gehad met de zaak. De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2009, alwaar verzoekers niet zijn verschenen. [naam jongste rechter wrakingskamer] verzoekt de rechtbank het tegen haar gerichte wrakingsverzoek niet- ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek af te wijzen. [naam oudste rechter wrakingskamer] heeft zich niet in de wraking berust, maar geen nadere onderbouwing daartoe aangevoerd. De kantonrechter heeft zich niet in de wraking berust, maar geen nadere onderbouwing daartoe aangevoerd. 3. De ontvankelijkheid van het verzoek De wet kent niet de mogelijkheid een verzoek tot wraking te richten tegen een officier van justitie of tegen de algemeen secretaris van de wrakingskamer. In zoverre is dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk. Voor zover verzoekers met hun verzoek hebben bedoeld de rechtbank in haar geheel te wraken, geldt dat de wet voor een dergelijk verzoek evenmin grond biedt. Een wrakingsverzoek kan alleen gericht zijn tegen rechters die een zaak behandelen en niet tegen de rechtbank in haar geheel (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271). 4. De beoordeling 4.1 Voorzover het verzoek is gericht tegen de rechters van de wrakingskamer die de beslissing van 28 mei 2009 hebben genomen, overweegt de rechtbank als volgt: De motivering van het verzoek tot wraking komt er op neer dat verzoekers het niet eens zijn met de inhoud van de op 28 mei 2009 gegeven beslissing van de wrakingskamer. Het verzoekschrift moet, voorzover dat gericht is tegen de rechters van de wrakingskamer, dan ook gezien worden als een verkapt appel. Ingevolge artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering - van toepassing ingevolge artikel 12a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften - staat evenwel tegen een beslissing op een verzoek tot wraking geen rechtsmiddel open. Verzoekers zijn derhalve niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer. 4.2 Wat betreft het verzoek gericht tegen de kantonrechter overweegt de rechtbank als volgt: Voorzover het verzoek is gebaseerd op de inhoud van de reactie die de kantonrechter voorafgaande aan de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek van 3 mei 2009 heeft gegeven, betreft dat een omstandigheid die reeds voorafgaande aan de beslissing van de rechtbank van 28 mei 2009 bekend was en welke door de rechtbank in die beslissing is meegewogen. In zoverre is ook hier sprake van een verkapt appel, waarvoor geldt hetgeen hiervoor met betrekking tot dat middel is overwogen. Voorzover het verzoek is gebaseerd op bezwaren tegen de administratieve sanctiebeschikking, waartegen het beroep zich richt, moet gelden dat daaruit niet blijkt van enig handelen van de kantonrechter. Uit hetgeen wordt aangevoerd kan dan ook niet volgen dat verzoekers de objectief gerechtvaardigde vrees kunnen hebben dat de kantonrechter jegens hen enige vooringenomenheid koestert. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de kantonrechter verzoekers opnieuw voor een zitting heeft doen oproepen teneinde hen in de gelegenheid te stellen hun zienswijze ter zitting nader toe te lichten. De wet schrijft nu eenmaal voor dat verzoekers daartoe in de gelegenheid moeten worden gesteld en de zitting dient juist om de gegrondheid van de zienswijze van verzoekers te onderzoeken. Gelet hierop zijn verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van de kantonrechter. 4.3 In de onderhavige zaak, zijn door verzoekers tot nu toe tweemaal wrakingverzoeken ingediend, die telkens niet-ontvankelijk zijn verklaard dan wel zijn afgewezen. De procesopstelling van verzoekers wijst erop dat zij geen goed inzicht hebben in de systematiek die ten grondslag ligt aan de mogelijkheid die de wet in het leven heeft geroepen om een rechter c.q. rechters te wraken. Er dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat verzoekers nieuwe niet-ontvankelijke of ongegronde wrakingsverzoeken zullen indienen met als gevolg dat de goede voortgang van de bodemprocedure onredelijk wordt vertraagd. De rechtbank komt tot de conclusie dat verzoekers misbruik maken van het middel tot wraking, hetgeen de rechtbank aanleiding geeft te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen. 5. De beslissing -verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van: • de Rechtbank Rotterdam; • de voorzitter en de rechters van de wrakingskamer: [namen rechters]; • de algemeen secretaris van de wrakingskamer [naam algemeen secretaris]; • de officier van justitie, [naam officier van justitie]; • de kantonrechter, [naam kantonrechter]. -bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekers tot wraking in onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen. Deze beslissing is gegeven op 27 juli 2009 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en mr. P. Vrolijk, rechters. Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier. De voorzitter is buiten staat deze beschikking te ondertekenen. Namens deze, mr. O.E.M. Leinarts, oudste rechter.