
Jurisprudentie
BJ3673
Datum uitspraak2009-07-23
Datum gepubliceerd2009-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/151 en AWB 08/152
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/151 en AWB 08/152
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eiseres is op 1 maart 2005 werkloos geworden. In verband met deze werkloosheid ontving zij een WW-uitkering, die aanvankelijk werd berekend naar het maximum-dagloon. Nadat bij het Uwv de verdenking ontstond dat sprake is geweest van een gefingeerd dienstverband, werd een nader onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek bleek dat het contract van eiseres gewijzigd is, kort vóórdat het bedrijf waarvoor zij tot 1 maart 2005 werkte (Vi-Computer) wegens betalingsmoeilijkheden zijn activiteiten beëindigde. Door deze contractswijziging steeg het salaris van eiseres aanzienlijk - voor 1 november 2004 werkte zij 24 uur per week tegen een salaris van € 1.361,36 bruto per maand. Vanaf 1 november 2004 werd het dienstverband van eiseres omgezet naar een fulltime dienstverband tegen een salaris van € 4.250,00 bruto per maand -.
Eiseres had een affectieve relatie met de eigenaar van Vi-Computer. Ten tijde van het ontstaan van de betalingsmoeilijkheden in het bedrijf, gingen zij uit elkaar.
In de periode van 13 oktober 2004 tot 20 december 2004 verrichtte eiseres, naast haar fulltime dienstverband bij Vi-Computer, ook werkzaamheden voor een andere werkgever voor 32 uur per week.
Uiteindelijk concludeert verweerder dat van een gefingeerd dienstverband geen sprake is geweest, maar dat wel sprake was van een ten onrechte opgevoerde loonsverhoging. De WW-uitkering van eiseres wordt daarom met terugwerkende kracht herzien. Hetgeen onverschuldigd is betaald, wordt van eiseres teruggevorderd. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres (deels) gegrond. Het besluit, waarbij het dagloon en de WW-uitkering van eiseres met terugwerkende kracht zijn herzien, wordt vernietigd wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank laat evenwel de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand en accepteert de nadere motivering die verweerder, hangende het beroep bij de rechtbank, alsnog heeft verschaft.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat de salarisverhoging per 1 november 2004 niet gebruikelijk was voor het salaris dat eiseres pleegde te genieten en dat deze salarisverhoging evenmin kan worden verklaard uit een wijziging van de werkzaamheden van eiseres. Eiseres verrichtte administratief werk. Zij deed het voorbereidende werk voor de boekhouder (de Gibo groep). De werkzaamheden, die eiseres na 1 november 2004 verrichtte waren niet anders dan haar werkzaamheden vóór die tijd. De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat zij tot 1 november 2004 werkzaam was voor een te laag loon. De rechtbank let daarbij op de vooropleiding van eiseres (HAVO, opleiding tot schoonheidsspecialiste), op haar werkervaring (salesmanager, stewardess) en op de aard van haar werk bij Vi-Computer. Eiseres verrichtte louter uitvoerende werkzaamheden. Zij nam geen beslissingen. Eiseres heeft in redelijkheid moeten begrijpen dat zij te veel WW-uitkering ontving. Verweerders beslissingen tot herziening en terugvordering kunnen de rechterlijke toets doorstaan.
Eiseres had een affectieve relatie met de eigenaar van Vi-Computer. Ten tijde van het ontstaan van de betalingsmoeilijkheden in het bedrijf, gingen zij uit elkaar.
In de periode van 13 oktober 2004 tot 20 december 2004 verrichtte eiseres, naast haar fulltime dienstverband bij Vi-Computer, ook werkzaamheden voor een andere werkgever voor 32 uur per week.
Uiteindelijk concludeert verweerder dat van een gefingeerd dienstverband geen sprake is geweest, maar dat wel sprake was van een ten onrechte opgevoerde loonsverhoging. De WW-uitkering van eiseres wordt daarom met terugwerkende kracht herzien. Hetgeen onverschuldigd is betaald, wordt van eiseres teruggevorderd. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres (deels) gegrond. Het besluit, waarbij het dagloon en de WW-uitkering van eiseres met terugwerkende kracht zijn herzien, wordt vernietigd wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank laat evenwel de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand en accepteert de nadere motivering die verweerder, hangende het beroep bij de rechtbank, alsnog heeft verschaft.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat de salarisverhoging per 1 november 2004 niet gebruikelijk was voor het salaris dat eiseres pleegde te genieten en dat deze salarisverhoging evenmin kan worden verklaard uit een wijziging van de werkzaamheden van eiseres. Eiseres verrichtte administratief werk. Zij deed het voorbereidende werk voor de boekhouder (de Gibo groep). De werkzaamheden, die eiseres na 1 november 2004 verrichtte waren niet anders dan haar werkzaamheden vóór die tijd. De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat zij tot 1 november 2004 werkzaam was voor een te laag loon. De rechtbank let daarbij op de vooropleiding van eiseres (HAVO, opleiding tot schoonheidsspecialiste), op haar werkervaring (salesmanager, stewardess) en op de aard van haar werk bij Vi-Computer. Eiseres verrichtte louter uitvoerende werkzaamheden. Zij nam geen beslissingen. Eiseres heeft in redelijkheid moeten begrijpen dat zij te veel WW-uitkering ontving. Verweerders beslissingen tot herziening en terugvordering kunnen de rechterlijke toets doorstaan.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 08/151 en AWB 08/152
Uitspraak van de meervoudige kamer van 23 juli 2009
inzake
[eiseres],
te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. M.Ph.A. Senders,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. A. Jansen-van Winden, werkzaam bij Uwv-kantoor Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2005 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 maart 2005 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) berekend naar een dagloon van € 167,70.
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft verweerder het dagloon van eiseres met ingang van 1 maart 2005 vastgesteld op € 78,53 per dag.
Bij twee aparte besluiten van 23 februari 2007 heeft verweerder vervolgens de WW-uitkering van eiseres met ingang van 28 februari 2005 herzien en van eiseres de over de periode van 28 februari 2005 tot en met 3 september 2006 onverschuldigd betaalde uitkering ad € 24.557,28 bruto teruggevorderd.
Eiseres heeft tegen de besluiten van 30 januari 2007 en 23 februari 2007 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij twee afzonderlijke besluiten van 4 december 2007 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen deze besluiten op bezwaar beroep ingesteld. Het beroep met betrekking tot de herziening van het dagloon en de WW-uitkering is bij de rechtbank bekend onder nummer AWB 08/151. Het beroep met betrekking tot de terugvordering van de WW-uitkering is bij de rechtbank bekend onder nummer AWB 08/152.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 6 juli 2009, waar partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.
Overwegingen
1. In deze gedingen is de vraag aan de orde of de bestreden besluiten van 4 december 2007 in rechte stand kunnen houden.
2. De rechtbank gaat voor de beantwoording van die vraag uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3. Eiseres is met ingang van 1 maart 2002 in dienst getreden bij Vobis Microcomputer te Helmond, later handelend onder de naam Vi-computer, als manager P&O in een omvang van 24 uur per week en tegen een salaris van € 1.361,36 bruto per maand. Eiseres had een affectieve relatie met de eigenaar van Vi-computer, de [eigenaar]. In 2002 en 2003 waren er respectievelijk 23 en 26 personeelsleden werkzaam bij Vi-computer. In de loop van 2004 werd de financiële situatie van Vi-computer slechter, hetgeen er in resulteerde dat er rond 1 november 2004 nog vijf personeelsleden waren.
Met ingang van 1 november 2004 is het dienstverband van eiseres met Vi-computer omgezet in een fulltime dienstverband met een salaris van € 4.250,00 bruto per maand. Rond dezelfde periode is de affectieve relatie tussen eiseres en de [eigenaar] verbroken.
Met ingang van 1 februari 2005 heeft Vi-computer wegens betalingsonmacht haar activiteiten beëindigd en is het personeel, waaronder eiseres, ontslagen.
Aan eiseres is met ingang van 1 maart 2005 een WW-uitkering toegekend, berekend op grond van een arbeidsurenverlies van 31 uur per week en naar een dagloon van € 167,70, zijnde het maximale dagloon. Dit dagloon is gebaseerd op het salaris van € 4.250,00 bruto per maand dat eiseres per 1 november 2004 verdiende.
Omdat bij verweerder de verdenking was gerezen dat er sprake was van een gefingeerd dienstverband, heeft verweerder een nader onderzoek ingesteld. De reden voor de verdenking was dat kort voor het beëindigen van de activiteiten van Vi-computer het contract van eiseres met ingang van 1 november 2004 is gewijzigd. Daarbij steeg het salaris van eiseres aanzienlijk. Eiseres was bovendien, naast het dienstverband bij Vi-computer, in de periode van 13 oktober 2004 tot 20 december 2004 in een omvang van 32 uur per week via detacheringbedrijf DA&A als administratief assistent werkzaam bij Passe Partout B.V. Uit het onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport werknemersfraude van 3 januari 2007, kwam naar voren dat er geen sprake was van een gefingeerd dienstverband, maar wel van een ten onrechte opgevoerde loonsverhoging.
4. Aan het bestreden besluit op bezwaar, waarbij de herziening van het dagloon en de WW-uitkering in stand zijn gelaten, ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat betwijfeld dient te worden of eiseres voor en na 1 november 2004 fulltime werkzaam was bij Vi-computer. De aangepaste arbeidsovereenkomst per 1 november 2004 had volgens verweerder mede ten doel een hogere WW-uitkering te verkrijgen. Eiseres heeft dus gepoogd het Algemeen werkloosheidsfonds te benadelen. In verband hiermee acht verweerder het toegestaan ten nadele van eiseres terug te komen op de beslissing van 14 juni 2005. De schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 25 van de WW heeft geleid tot een te hoge WW-uitkering.
Aan het bestreden besluit op bezwaar, waarbij het terugvorderingbesluit is gehandhaafd, ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat door toedoen van eiseres te veel uitkering is betaald. Volgens verweerder is er geen dringende reden om van terugvordering af te zien.
5. De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van de herziening van het dagloon en van de WW-uitkering.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het verweerschrift, en nader aangevuld met een motivering ter zitting, is teruggekomen van de motivering zoals gegeven in de beslissing op bezwaar met betrekking tot de herziening. Verweerder stelt zich thans op het standpunt dat eiseres ten onrechte een loonsverhoging heeft opgevoerd per 1 november 2004, in het zicht van een (mogelijk) faillissement. Om die reden is er sprake van een kennelijk onjuist dagloon. Verweerder heeft het recht op WW-uitkering vastgesteld op basis van het aantal uren dat eiseres gemiddeld per week heeft gewerkt in de referteperiode van 30 augustus 2004 tot en met 27 februari 2005, te weten 25,18 uur. Verweerder gaat bij deze berekening uit van een fulltime dienstverband per 1 november 2004. Bij de berekening van het dagloon gaat verweerder niet langer uit van het salaris van € 4.250,00 per mand, maar van het salaris van € 1.361,36 dat eiseres vóór 1 november 2004 bij 24 uur per week verdiende. Dit salaris heeft verweerder herberekend naar een fulltime dienstverband. Het salaris in de referteperiode is vastgesteld op € 2.577,67 per maand. Rekening houdend met de 25,18 uur per week die eiseres gemiddeld werkzaam was, komt de berekening uit op een dagloon van € 78,53.
7. Het bestreden besluit ontbeert, gelet op de eerst in het verweerschrift en ter zitting door verweerder daaraan ten grondslag gelegde nadere motivering, een deugdelijke en voldoende kenbare motivering, zoals vereist in artikel 7:12, eerste lid van de Awb en komt om die reden voor vernietiging in aanmerking. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
8. De rechtbank zal hierna beoordelen of er, gelet op de nadere motivering van verweerder, aanleiding is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
9. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid (hierna: Dagloonregels IWS) wordt, voor zover hier van belang, het dagloon van de werknemer die laatstelijk vóór het intreden van zijn arbeidsurenverlies in zijn beroep werkzaam was tegen een loon, dat was vastgesteld op een vast bedrag per maand, vastgesteld op 1/261 van het 12-voud van het maandloon.
Ingevolge het derde lid van dit artikel blijft dit artikel buiten toepassing, indien het - mede gelet op het loon, dat de werknemer in zijn beroep pleegt te genieten - tot een kennelijk onjuist dagloon zou leiden.
10. De rechtbank is van oordeel dat de salarisverhoging per 1 november 2004 niet gebruikelijk was voor het salaris dat eiseres pleegde te genieten en evenmin kan worden verklaard vanuit een wijziging in de aard van haar werkzaamheden.
Uit de gedingstukken, met name het rapport van 3 januari 2007, blijkt dat eiseres administratieve werkzaamheden verrichtte op het gebied van personeelszaken en met betrekking tot de boekhouding. De verwerking van de salarisadministratie, de vervaardiging van jaarstukken en de controle op de jaarrekening werd voor Vi-computer verricht door de Gibo groep. Eiseres deed het voorbereidende werk. De werkzaamheden die eiseres na 1 november 2004 verrichtte waren niet anders dan haar werkzaamheden vóór die tijd.
Blijkens de eigen verklaring van eiseres, zoals vermeld in het proces-verbaal van verhoor van 8 november 2006, heeft eiseres met betrekking tot de loonsverhoging het volgende medegedeeld:
“Hierover kan ik verklaren dat deze wijziging is aangebracht omdat er toen sprake was van een overname van het bedrijf door Paradigit. Bovendien gingen [eigenaar] en ik als partners uit elkaar. Ik heb toen gevraagd om de door u genoemde wijziging aan te brengen in mijn arbeidsovereenkomst omdat ik immers altijd fulltime werkzaam ben geweest en ik eigenlijk altijd tegen een veel te laag loon op de loonlijst heb gestaan. Omdat ik alleen verder moest met mijn kind en voor mezelf moest zorgen is deze wijziging aangebracht. Voor de werkzaamheden welke ik verrichtte voor [eigenaar] heeft naar mijn mening uitgezonderd de beginperiode een loon gehoord van € 4.250,00 bruto per maand.”
De stelling van eiseres dat zij voor 1 november 2004 werkzaam was voor een te laag loon, volgt de rechtbank niet. Uit het hiervoor genoemde onderzoeksrapport begrijpt de rechtbank dat eiseres een HAVO-opleiding heeft voltooid, maar de HEAO-opleiding niet heeft voltooid. Vervolgens heeft zij een hostessopleiding en een opleiding tot schoonheidsspecialiste gevolgd. Voordat eiseres bij Vi-computer werkte, was zij werkzaam als salesmanager bij Van der Valk. Daarvoor heeft zij als stewardess gewerkt bij de KLM.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de werkzaamheden die eiseres verrichtte bij Vi-computer en gelet op haar opleidingen en werkervaring, niet gezegd worden dat het loon van € 1.361,36 bruto bij een dienstverband van 24 uur per week, dat zij tot 1 november 2004 bij Vi-computer verdiende, te laag was. De werkzaamheden die eiseres verrichtte voor Vi-computer lagen immers in de uitvoerende sfeer. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd verklaard dat eiseres niet bevoegd was om belangrijke beslissingen te nemen voor de onderneming. Onderhandelingen in het kader van een eventuele overname van een deel van de onderneming werden gevoerd door de [eigenaar]. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat ook alle andere, strategische en zakelijke beslissingen door hem werden genomen. De rechtbank acht tevens van belang dat eiseres vanaf 13 oktober 2004 tot 20 december 2004 via detacheringbedrijf DA&A als administratief assistent werkzaam was tegen een salaris van € 1.600,00 bij een dienstverband van 32 uur. Dit salaris is vergelijkbaar met het salaris dat eiseres voor 1 november 2004 verdiende bij Vi-computer.
11. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat het dagloon van € 167,70 een kennelijk onjuist dagloon betreft.
12. Tegen de dagloonberekening van verweerder, zoals die ter zitting nader door de gemachtigde van verweerder is toegelicht, zijn namens eiseres geen grieven aangevoerd. De rechtbank is evenmin gebleken dat deze dagloonberekening onjuist is.
13. Artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder a en b van de WW bepaalt dat, onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en ter zake van weigering van uitkering, het Uwv een dergelijk besluit herziet of intrekt indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 25 van de WW heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
14. Verweerder hanteert bij de toepassing van artikel 22a van de WW een beleid dat is neergelegd in de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Stcrt. 2006, 230). In die beleidsregels is aangegeven dat indien het een belanghebbende redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat hem ten onrechte uitkering werd verstrekt, de beslissing in beginsel wordt herzien of ingetrokken met terugwerkende kracht tot het moment waarop het belanghebbende redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verstrekt.
15. Naar het oordeel van de rechtbank komen de hiervoor genoemde beleidsregels niet in strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, waaronder bovengenoemde wettelijke bepaling, het beginsel van de rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel.
16. De rechtbank is van oordeel dat het eiseres, vanaf het moment dat zij een WW-uitkering ontving, redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest dat zij te veel WW-uitkering ontving. Eiseres heeft moeten beseffen dat de salarisverhoging per 1 november 2004 niet gebruikelijk was voor hetgeen zij pleegde te verdienen en dat het dagloon dat was vastgesteld op dit salaris een kennelijk onjuist dagloon was.
17. Nu aldus moet worden geoordeeld dat de herziening van het dagloon en van de WW-uitkering de rechterlijke toetsing kan doorstaan, zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar in stand blijven.
18. De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van het besluit op bezwaar inzake de terugvordering.
19. Artikel 36, eerste lid, van de WW bepaalt - voor zover hier van belang - dat de uitkering, die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 22a van de WW onverschuldigd is betaald, door het Uwv van de betrokken werknemer wordt teruggevorderd. Op grond van het vierde lid kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
20. Ten aanzien van de terugvordering overweegt de rechtbank dat verweerder verplicht is de WW-uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 22a van de WW onverschuldigd is betaald, terug te vorderen. Eiseres heeft geen dringende redenen aangevoerd om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien en daarvan is de rechtbank ook niet gebleken.
21. Gelet op het vorenstaande dient het beroep, tegen het besluit tot handhaving van het terugvorderingbesluit, ongegrond te worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten of het griffierecht in de zaak 08/152.
22. De rechtbank acht, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 7 is overwogen, wel termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres in de zaak AWB 08/151 gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
23. Tevens zal de rechtbank bepalen dat aan eiseres het door haar in zaak AWB 08/151 gestorte griffierecht ad € 39,00 dient te worden vergoed.
24. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep in zaak AWB 08/152 inzake de terugvordering ongegrond;
- verklaart het beroep in zaak AWB 08/151 inzake de herziening van het dagloon en van de WW-uitkering gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in zaak AWB 08/151;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- gelast verweerder aan eiseres te vergoeden het door haar in zaak AWB 08/151 gestorte griffierecht ad € 39,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00.
Aldus gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman als voorzitter en mr. E.H.B.M. Potters en mr. B.A.J. Zijlstra en als leden in tegenwoordigheid van R.G. van der Korput als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2009.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Afschriften verzonden:
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Afschriften verzonden: