Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3649

Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/6932 CSV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk verklaring bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Oplegging correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en overweegt dat hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd in essentie een herhaling is van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht. Op grond van vaste rechtspraak komt het niet ontvangen van post door de geadresseerde voor rekening en risico van de verzender.


Uitspraak

08/6932 CSV Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 oktober 2008, 08/799 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 9 juli 2009. I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. P. Bregman FB, belastingadviseur te Heerde, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 25 juni 2009 waar appellante zich heeft doen vertegenwoordigen door R.T. van Baarlen, medewerker van Fiscount Arbeid en Recht B.V. te Zwolle. Het Uwv is met voorafgaand schriftelijk bericht niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een overzicht van de in dit geding relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het vermelden van de volgende, voor de beoordeling van het hoger beroep van belang zijn de gegevens. 1.1. Naar aanleiding van een door de Belastingdienst bij appellante uitgevoerd boekenonderzoek, waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een rapport 5 september 2007, heeft het Uwv op 9 november 2007 aan appellante correctienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005 opgelegd. 1.2. Bij schrijven van 20 december 2007, door het Uwv ontvangen op 16 januari 2008, is namens appellante tegen de correctienota over het jaar 2005 bezwaar gemaakt. 1.3. Het bezwaar gericht tegen het besluit van 9 november 2007 is door het Uwv bij besluit van 11 april 2008 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. 2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en daarbij vastgesteld dat appellante de correctienota’s binnen de bezwaartermijn heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellante met de overlegging van een deel uit het postboek van haar gemachtigde, haar stelling, dat binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift ter post is bezorgd, niet in voldoende mate aannemelijk gemaakt. 3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd gekeerd tegen de uitspraak van de rechtbank. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het Uwv het bezwaar van appellante bij besluit van 11 april 2008 op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat appellante bij het instellen van bezwaar de ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken niet in acht heeft genomen, en dat niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. 4.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en overweegt dat hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd in essentie een herhaling is van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht en door de rechtbank terecht en gemotiveerd is verworpen. De Raad voegt daaraan toe dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken bedraagt. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, dan wel - ingeval van verzending per post - indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Van ontvangst van het bezwaarschrift binnen de termijn van een week is niet gebleken. Op grond van vaste rechtspraak komt het niet ontvangen van post door de geadresseerde voor rekening en risico van de verzender. Indien de post aangetekend is verzonden en de verzender kan dit aantonen komt de bewijslast bij de ontvanger te liggen. In dit geval is het bezwaarschrift niet aangetekend verzonden en dient appellante te bewijzen dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd. Hieraan kan niet afdoen het ter zitting van de Raad namens appellante gehouden betoog dat er sprake is van een door het Uwv ongeloofwaardige ontkenning van de tijdige ontvangst van het bezwaarschrift. 4.3. Gezien het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking. 4.4. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009. (get.) R.C. Schoemaker. (get.) R.B.E. van Nimwegen. DW