Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3647

Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3702 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning WGA-uitkering met een dagloon van € 69,74. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv terecht, bij gebreke aan andere gegevens, bij de berekening van het dagloon is uitgegaan van het door appellant feitelijk gedurende de laatste twaalf maanden van zijn dienstverband ontvangen loon. Appellant heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk kunnen maken dat er met de werkgever een nettoloon afspraak was gemaakt. Het Uwv mocht er van uitgaan dat in dit geval het uitbetaalde loon het brutoloon is.


Uitspraak

08/3702 WIA Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 mei 2008, 07/3518 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 9 juli 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. W.H. van Zundert, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. Namens appellant is verschenen mr. Van Zundert, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Wijngaarden, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een overzicht van de in dit geding relevante feiten en omstandigheden en de relevante wettelijke bepalingen verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat met het volgende. 1.1. Bij besluit van 5 april 2007 heeft het Uwv aan appellant vanaf 16 maart 2007 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een zogeheten WGA-uitkering toegekend met een dagloon van € 69,74. Dit besluit is na bezwaar bij besluit van 13 augustus 2007 gehandhaafd. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 13 augustus 2007 ongegrond verklaard. 3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. 4.1. De Raad stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat appellant verzekerd is voor de sociale werknemersverzekeringswetten en dat appellant een loon van € 1361,34 zonder inhoudingen op zijn bankrekening gestort kreeg. 4.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv terecht, bij gebreke aan andere gegevens, bij de berekening van het dagloon is uitgegaan van het door appellant feitelijk gedurende de laatste twaalf maanden van zijn dienstverband ontvangen loon. 4.3. De stelling van appellant dat deze bedragen netto loonbedragen zijn en dat, omdat de voormalige werkgever verplicht was premies sociale verzekeringen en loonheffing in te houden en af te dragen en dit niet gedaan heeft, het Uwv bij de berekening van het dagloon van een hoger bruto-inkomen had moeten uitgaan, kan de Raad niet volgen. Appellant heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk kunnen maken dat er met de werkgever wel een nettoloon afspraak was gemaakt. Integendeel, blijkens de gedingstukken was de situatie van appellant zo dat hij maandelijks een bedrag van € 1361,34 op zijn bankrekening kreeg gestort waarover hij later aan de Belastingdienst inkomstenbelasting moest betalen. Hiertegen heeft appellant nimmer bezwaar gemaakt. Het Uwv mocht er van uitgaan dat in dit geval het uitbetaalde loon het brutoloon is. 4.4. Hieraan kan niet afdoen het gegeven dat de werkgever thans wel loonspecificaties verstrekt. Immers de dienaangaande overgelegde salarisspecificatie betreft niet de hier in geding zijnde referteperiode en voorts kan hieruit niet worden opgemaakt dat het een zelfde arbeidsrelatie betreft als die tussen appellant en zijn ex-werkgever. 4.5. Gezien het voorgaande kan het hoger beroep niet slagen, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009. (get.) R.C. Schoemaker. (get.) R.B.E. van Nimwegen. DW